Wattblog: De hardware
Rodrick de Munnik
26 januari 2016
In Fiets besteden we veel aandacht aan gadgets als vermogensmeters, zonder dat we uitgebreid ingaan op wat je er in de praktijk mee doet. In deze blog gaat Rodrick voor het eerst trainen met een vermogensmeter. Hier bericht hij wat hij dan tegenkomt. In 1986 zegde Ulrich Schoberer zijn baan op en begon met Schoberer Rad Messtechnik: SRM. Sindsdien is hij de standaard voor vermogensmeters in de wielersport. Profs die met zijn meters trainden, werden goed. Profs kozen zelfs voor teams die van de SRM gebruik konden en mochten maken. Maar ze waren duur. Een professioneel instrument kostte wel 15.000 euro. Onbereikbaar voor gewone renners.Simpel gezegd mat SRM door middel van rekstrookjes op de crank hoeveel druk je met je been kunt zetten op je pedaal. Dat doet SRM na al die jaren nog steeds, maar nu, 30 jaar later niet meer als enige. Vermogen meten is hot. Iedereen moet er een hebben en dat leidt tot allemaal spelers die die markt opgaan. Een bloemlezing: Stages, Powertap, Garmin, Polar, Pioneer, noem ze maar op. Ze meten het vermogen op allerlei plekken op de drivetrain, de aandrijving van de fiets. De crank, het pedaal, de achternaaf, de kettingbladen. Hoe dichter bij de bron van het vermogen, hoe precieser. Maar is dat precies meten minder belangrijk dan het meetgemak. Bijvoorbeeld als je meer fietsen hebt. Dan is het overzetten van een crankstel niet te doen.Veel van die systemen gaan er prat op dat ze je linker- en rechterbeen afzonderlijk in kaart brengen. Laat je daardoor niet al te zeer van de wijs brengen. Men, de inspanningsfysiologen, komt van het nut van die informatie steeds meer terug. Als je al een opmerkelijke (anders dan normale) afwijking tussen beide benen hebt, dan is het te veel moeite om die afwijking weg te werken. Gewoon gaan trainen zo veel meer opleveren. Leuk om te weten dus, maar verder nutteloos.Er zijn ook apps op smartphones of smartwatches die je vermogen meten. Niks daarvan. Ze meten niet, ze berekenen op basis van statistiek en je eigen data. En zoals het gaat met gemiddeldes: die gelden voor iedereen, maar niet noodzakelijk voor iemand in het bijzonder. Die uitkomsten zijn dus leuk om te weten, maar te onbetrouwbaar om als leidraad voor training te fungeren. Een maximale afwijking van je output van 2 procent is echt de minimale foutmarge die je moet hanteren. Anders denk je een rustige training af te werken terwijl je in het echt in het rood aan het rijden bent. Op de langere termijn ligt dan overbelasting op de loer.Vanwege praktische en opportunistische redenen kies ik voor de net uitgebrachte pedalen van Powertap en de Infocrank van Verve om gedurende dit project het vermogen te meten. Ik zal daar ook een testverslag van schrijven als ik wat meer ervaring met die systemen heb opgebouwd. Waarom die twee? De pedalen van Powertap kies ik omdat ze heel eenvoudig van de ene naar de andere fiets kunnen worden verhuisd. Kwestie van twee bouten losdraaien en weer aandraaien. Plug en play. De Infocrank kiezen we omdat de uitvinder ervan zo stellig beweert dat hij de enige is die wattage echt meet. Daar zijn we nieuwsgierig naar. Ik zal ze in de loop van dit project ook zeker met elkaar en andere meters vergelijken. Aflezen en uitlezen doen we op het systeem van Garmin, Connect. Waarom dat systeem? Ik heb de eerste trainingen via Suunto Ambit2 en Movescount gedaan, maar dat is te beperkt. Je kunt niet zien wat je links en rechts trapt. Ik zeg hier eerder al dat dat geen nuttige informatie oplevert, maar om die stelling in de loop van dit traject te kunnen onderbouwen en/of weerleggen heb ik die info natuurlijk wel nodig. De apparaten die het allemaal gaan registreren zijn voorlopig de Garmin Edge 520 en de Garmin Fenix3. Ook daar komen in de loop van het traject testverslagen van.
Rodrick de Munnik
26 januari 2016