‘Zou je niet weer eens met Barend gaan fietsen, daar word je altijd zo vrolijk van’, zei mijn moeder als ik het even niet zag zitten. Barend kon mijn zorgen terugbrengen tot iets simpels waar dus ook simpele oplossingen voor waren. Maar fietsen met Barend kan niet meer. De man aan wie ik mijn carrière te danken heb, is niet meer. Dit is een ode aan Barend Verhagen.

Tekst: Ellen van Dijk/ Foto: Cok van Herk – sportactiefoto

Als ik 14 jaar ben, staat er een man op de stoep met een Wieler Revue en notitieblok onder zijn arm. Het is Barend, die ik ken van de schaats- en fietsclub. Hij heeft gezien dat ik aardig kan fietsen en heeft een plan. Barend gaat voor mij en mijn vriendinnen Mariëlle en Evi een wedstrijd- en trainingsprogramma uitstippelen. Hoe we dan bij die wedstrijden komen?, vraag ik. ‘Gewoon, ik breng jullie. Tankpasje van mijn werk.’

Sindsdien train ik elke avond op de club met Barend en rijden we elke week een tijdritje. In de weekenden rijdt hij ons naar de wedstrijden. Barend zit altijd vol verhalen. Mijn moeder vindt dat gezellig, zet koffie en hoort graag de laatste roddels uit Woerden en omstreken. Mijn vader vlucht steevast de schuur in om hetzelfde wedstrijdverslag niet voor een vierde keer aan te hoeven horen.

Want Barend praat net zo makkelijk als dat hij fietst. In elk dorp heeft ie gewonnen. En zo niet, dan toch bijna. Of konden Jan, Piet en Klaas (‘die ken je toch wel?’) in ieder geval zijn wiel niet houden. Eenmaal in de auto verstopten we ons soms achter ons huiswerk om Barend stil te krijgen.

Barend leert ons wat wielrennen is. Dat begint met advies: ‘Gewoon lekker fietsen, om een koers te kunnen winnen hoef je maar één kilometer hard te kunnen fietsen. En tijdrijden? Gewoon gaan zitten en draaien. In onze bidons gaat ‘motorolie’ (Extran) en na de finish vangt hij ons op met sportdrank voor het herstel. Barend organiseert schaats- en fietstrainingskampen naar Inzell. Hij brengt me zelfs wekelijks naar Limburg als ik daar word uitgenodigd om te trainen met de nationale selectie. ‘Kan ik daar zelf ook lekker fietsen’. Voor Barend bestaat het leven uit fietsen en andere mensen op een fiets helpen.

Tot in de eerste jaren van mijn carrière helpt Barend me met alles. Hij is mijn trainer en financieel adviseur in één. Als ik bij een grote ploeg teken, wordt dat minder. Zo nu en dan fiets ik nog met Barend, om daarna moe van de verhalen en zijn niet aflatende tempo, maar ook opgevrolijkt op de bank te ploffen.

Nog steeds mailt Barend me na elke wedstrijd waarvan hij weet dat die belangrijk voor me is. Bij overwinningen een korte felicitatie. Bij tegenslagen schrijft hij veel uitgebreider. Met advies, dat ie zelf ook weleens ergens niet heeft gewonnen en hoe er weer bovenop te komen.

Appjes van clubgenoten. Een telefoontje. Barend is aangereden tijdens een trainingsrit, hij is overleden. De woorden dringen eerst niet tot me door. Hoezo, overleden? Barend heeft elk jaar wel een paar valpartijen, hij staat toch altijd weer op? ‘Binnen twee weken fiets ik weer hoor’, klonk het dan opgewekt. Maar nu staat hij niet meer op.

Kort na het bericht blader ik door mijn foto’s van Barend. Bij één foto schiet ik vol. Barend omhelst me met een gezicht van puur geluk. De foto is genomen na het NK tijdrijden van 2007. Mijn eerste nationale titel bij de elite. Je ziet zijn trots en ik voel hoe dankbaar ik hem ben.

Barend, bedankt. Je was een uniek mens. Zonder jou was het niet gelukt.

 

[Van de redactie: Deze column verschijnt ook in Fiets nr.7, maar vinden we te speciaal om niet nu al op onze site te publiceren]