Een sprinttrein, vermogensmeter, aerohelm, smal stuur, hendels naar binnen: een moderne sprinter krijgt veel hulp om zo snel mogelijk te worden. Mathieu Hermans ging vroeger zélf op zoek naar zo snel mogelijk materiaal.

Mathieu Hermans (60) was een zeer succesvolle sprinter, die tijdens zijn negen seizoenen durende profloopbaan vrijwel uitsluitend voor ploegen uit Spanje reed. Hij won ook vooral in dat land veel wedstrijden, waaronder zes etappes in de Ronde van Spanje van 1988. In totaal behaalde hij bij de profs maar liefst 74 overwinningen. “Ik begon al jong met wielrennen”, zegt hij nu. “Ik reed toen met renners als Gert-Jan Theunisse en Gert Jakobs. Maar ik fietste niet alleen op de weg, ik croste ook graag – en ik lag ook veel in het zwembad. Ik heb zelfs een diploma zwemonderwijs behaald.”

Door een ongelukkige gezinssituatie moest Mathieu het al snel zelf uitzoeken. “Via een maatje ging ik meetrainen bij Albert Stofberg.” Dat was destijds een succesvolle wielertrainer. “Met een geheel eigen aanpak”, voegt hij er meteen aan toe. “In die tijd moest je als wielrenner vooral veel uren maken. Dat zag Albert toch anders.”

Doordat Stofberg ook zwemtrainer was, combineerde hij allerlei trainingsvormen. “Veel renners die bij hem trainden werden beter. Dat merkten wij destijds ook al. Toen ik bij hem kon komen, was het trouwens wel zaak om goed naar hem te luisteren. Zijn wil was wet.” En zo werden er in de buurt van Stofbergs woonplaats Kerkdriel heel wat dijkjes op en af gereden, maar ook gelopen. “In de Loonse en Drunense Duinen liepen we met een andere renner op de rug door het duinzand. We trainden ook al in een sportschool. En er waren ook trainingen in het zwembad. Veel onderwater en je adem zo lang mogelijk inhouden.”

In Erwins wiel

In eerste instantie zag Stofberg een klimmer in Hermans. “Ja, in Limburg kon ik goed mee, maar dat is allemaal op de macht.” Echt klimmen was toch iets anders. Hij ging zich toeleggen op de sprint. “Door het veldrijden was ik al explosief. Het sprinten trainden we onder meer door vanachter een auto aan te gaan en door te trekken.” Het was hard werken bij Stofberg. “Maar dat deed ik graag, en de trainingen waren zeer gevarieerd.”

Mathieu werd prof bij Seat-Orbea. Eerst als veldrijder, later ook op de weg. “Conditietesten deden we toen al wel. Dat ging via de Bossche sportarts Pluijmers. Ik trapte toen 430 watt, 5,8 watt per kilo. Maar Erwin scoorde 6,2 watt per kilo!” Erwin, dat is Erwin Nijboer, de renner uit Denekamp. “Hij was de ideale ploegmaat. Hij kon vreselijk hard rijden, was net wat langer dan ik en hij kon mij altijd langs de zijkant van het peloton naar voren rijden.”

Beide coureurs reden in Spanje, samen met andere landgenoten zoals Marcel Arntz, René Beuker en Dick Dekker. “Wij hielpen de klimmers een beetje op het vlakke. En in de finale mochten we voor onze eigen kans gaan. Dat ging eigenlijk best goed.”

Winnende fiets

Seat-Orbea (later Caja Rural), de ploegnaam zegt het al: de fietsen waren van Orbea. “Maar ik heb altijd met mijn eigen frame gereden. Ik had een kort frame en reed met een klein knikje in de bovenbuis. Zo koerste ik ook toen ik nog met stalen Empella-crossfietsen reed. De bovenbuis lijkt iets naar voren af te lopen. Dat paste dan weer goed bij mijn zithouding. De doorbuiging van de voorvork liet ik ook aanpassen.”

De 9,6 kilo wegende fiets waar we naar kijken, is gebouwd van Columbus SLX-buizen. De staande buis meet 53 centimeter, de bovenbuis 54 en de wielbasis is 98 centimeter. Hij is afgemonteerd met Campagnolo C-Record 6-speed en een 53-tands voorblad. Én met wondermooie Delta-remmen. Speciaal zijn de Adidas System 3-‘klik’-pedalen. “Ik was altijd wel bezig met mijn materiaal. Ik merkte dat ik als sprinter veel kracht over moest brengen. Maar de schoenen in die tijd waren heel slap. Tot ik Adidas-schoenen kreeg, die waren steviger.” Je schoof ze in de pedalen en met een hendeltje maakte je ze echt vast.

Met déze fiets heeft Hermans de zes etappes in de Vuelta gewonnen. “We kregen toen bij elke grote ronde een nieuwe fiets. De frames waren van staal. Door het gebruik en vooral door valpartijen kwam er sleet op. Bij Koos Groenendaal liet ik mijn frames weleens nameten op een mal, om te zien of ze nog wel recht waren.”

Oudje duikt op

Destijds was het normaal dat gebruikte fietsen na het seizoen verkocht werden. Ook deze ging eind ’88 in de verkoop. Hij belandde uiteindelijk bij een toerfietser, die de fiets op een gegeven moment naar een dealer in Tarragona bracht voor het vervangen van een spaak. Precies toen de fiets daar stond, kwam er een collega van Hermans binnen. (Na zijn wielerloopbaan ging de sprinter aan de slag bij fietskledingfabrikant Bioracer.) Die zag de naam ‘Hermans’ op de bovenbuis staan.

“Die heb ik toen zelf nog aangebracht met van die losse letters.” De collega maakte een foto, en appte die naar Mathieu. Die vond het zo leuk dat zijn oude fiets was opgedoken, dat hij hem uiteindelijk terugkocht voor 750 euro. “Hij was niet helemaal origineel meer, maar via mijn oude mecanicien kon ik nog een stel Campagnolo-tubevelgen bemachtigen. Die hingen al jaren bij hem op zolder.” Leuk detail: op de bovenbuis zie je nog sporen van de val in de etappe naar Albacete. “Ondanks die spectaculaire val wist ik die etappe toch nog te winnen.”

De eerste prijs

Hermans kijkt met genoegen terug op zijn carrière. Hij heeft in zijn garage de plakboeken van weleer liggen. Ook staan er een paar bekers. “Ook de eerste die ik ooit won. Ik was 8 jaar oud en reed in Purmerend. Ik won en kreeg van een fan een briefje van vijf gulden.”

Tegenwoordig fietst hij ook weer voor geld, alleen nu niet voor zichzelf. Tien jaar geleden verscheen het boek Mathieu Hermans – Tegen de stroom in. Naar aanleiding daarvan ontstond een heuse Mathieu Hermans Kleppertocht. De opbrengst van die toertocht wordt geschonken aan een goed doel.

Meer informatie over de Mathieu Hermans Kleppertocht vind je hier.

https://omny.fm/shows/juke-podcasts/57-waarom-zou-je-24-uur-nonstop-fietsen-met-gemidd