In het ruige rotsgebergte van Sainte-Baume werd zondag het Europese wielerseizoen op gang geschoten met de Grand Prix La Marseillaise. Een pittige opening in een fantastisch decor aan de Côte d’Azur. Ook voor wielertoeristen is het hier heerlijk toeven. Raymond Kool toert er enkele dagen rond met het parcours van de openingskoers als uitgangspunt.

Tekst: Raymond Kool

Traditiegetrouw wordt op de laatste zondag van januari het Europese wielerseizoen afgetrapt met de GP La Marseillaise. De koers zag in 1980 het levenslicht als semi-klassieker, nadat het jarenlang de openingsetappe was van de eerste Europese rittenkoers Ster van Bessèges. Leo van Vliet was de eerste winnaar van de race, die doorgaans 170 kilometer telt. Een afstand die voor de profs prima te verteren is zo vroeg in het seizoen, maar voor de doorsnee wielertoerist wat al te gortig is in de late winterweken. Afgelopen zondag pakte Kevin Geniets uit Luxemburger er de overwinning.

Ik nestel mij dan ook strategisch centraal op het parcours in het stadje Carnoux-en-Provence, zodat de letterlijke en figuurlijke hoogtepunten van de GP mooi zijn op te delen in enkele kortere ritjes. Als ik via de snelweg mijn reisbestemming nader, weet ik één ding al zeker: dit is een gebied met weinig vlakke kilometers. De ruwe rotspieken links en rechts van mij zijn indrukwekkend en met slechts wat kilometers op de hometrainer in de benen begin ik hem toch wat te knijpen. In Carnoux voel ik mij alweer snel opgetogen. De toevoeging ‘en-Provence’ geeft mij al een lekker vakantiegevoel en het heerlijke winterzonnetje stuwt de temperaturen in februari al op tot aangename hoogte. Dus jump ik de volgende dag vol goede moed met mijn nog wat stramme wielerbenen in mijn korte broek en laat mijn armwarmers in de tas.

Puur genieten

Tussen de hoog gelegen snelweg A50 en beboste rotspartijen werk ik kort na Carnoux al meteen mijn eerste klimkilometers van het jaar af. Deze D559A is een bochtige en behoorlijk drukke weg. Gelukkig is er een redelijk veilige fietsstrook aangelegd, maar ik ben blij als ik na enkele kilometers linksaf mag slaan. De heerlijk rustige D41C brengt mij door bossen en wijngaarden bij de voet van de noordkant van de Col du Pas d’Ouillier. Ik fiets nu tegen de richting van de GP in om de gemeen steile stukken op mijn openingsrit te vermijden. Om de top op 347 meter hoogte te bereiken heb ik geen andere keuze dan de D559A weer op te draaien.

De noordelijke klim is slechts 2,3 kilometer lang en loopt lekker. Dat geldt ook voor de afdaling en zo koers ik perfect opgewarmd richting havenplaats La Ciotat. Een espressootje op een van de zonnige terrassen aan de jachthaven lonkt, maar met slechts 17 kilometer op de teller weersta ik de verleiding en worstel mij door de drukte naar de oase van de Route des Crêtes. Een bord waarschuwt voor sterke windstoten en een hek kan de route zelfs afsluiten als het te hard waait. Dat is dus een dingetje om in de gaten te houden de volgende keer.

Ditmaal tref ik het dat de wind mild is, dus kan ik mij opmaken voor de klim van ruim 3 kilometer. Het is een fraaie weg omhoog. La Ciotat wordt naast mij steeds kleiner en ik krijg een prachtig zicht op de zee en het bergmassief van het regionale natuurpark Sainte-Baume. De smalle weg omhoog is puur genieten. Ik volg het kronkelende asfalt tot de top waar ik een adembenemend doorkijkje naar de baai bij het toeristische havenplaatsje Cassis krijg voorgeschoteld, samen met een haarspeldafdaling die de meeste wielertoeristen het water in de mond laat lopen.

30%

Wat verderop de Routes des Crêtes stop ik even bij een volgend uitzichtpunt, parkeer mijn racer tegen een rotsblok en klim op mijn wankele wielerschoentjes een geitenpaadje op voor een blik op de Middellandse Zee. Op een plateau boven het azuurblauwe water tank ik wat energie met een reepje en een bidon water. Ik waag mij aan een blik over de rand van het rotsplateau en kijk een duizelingwekkende diepte in. Voorzichtig krabbel ik terug en zoek mijn trouwe tweewieler weer op.

Na de afdaling volgt een lang stuk vals plat, waarna de weg plots in het niets lijkt te verdwijnen. Rechts zie ik een verkeersbord met daarop ‘30%’. Daarboven prijkt een antenne op een steenkolos en ik besluit eerst een poging te wagen daarheen te rijden. Het is een korte maar hevige klauterpartij met stroken van 18 procent. De klimbenen zijn meteen goed getest! Ik raas weer naar beneden en slik even als ik terug bij het 30%-bord het asfalt de diepte in zie lopen. Het is de belangrijkste reden dat ik deze eerste rit in tegengestelde richting neem ten opzichte van de GP. Ik heb op YouTube hier profs omhoog zien beuken met gelaatsuitdrukkingen die verraadden dat ze om hun moeder riepen.

Afdalen is echter ook geen sinecure. Ik laat zoals gewoonlijk mijn racer lekker lopen, maar maak al rap zoveel snelheid dat ik toch maar wat bijrem. Ik voel mij als een lemming die van de klif springt en word als een kanonskogel naar Cassis afgevuurd. Ik moet flink in de remmen voor een bliksemsnel opdoemende rotonde, die tevens een einde maakt aan de dolle duikvlucht. Ik laat het nog dieper gelegen sfeervolle plaatsje Cassis links liggen en rijd nog vol adrenaline via de gemoedelijke D1 terug naar Carnoux.

Nog een grand prix

Enthousiast geworden door het heerlijke weer en de eerste echte fietskilometers buiten, maak ik mij op voor een wat langere rit oostwaarts. Het is een route die grotendeels niets met de GP te maken heeft, maar mij aantrekkelijk vanaf de kaart aankeek. Via de D1 koers ik over prima asfalt tussen de bergen door. De weg is hier vooral glooiend zonder echt heftige klimmetjes. Via een typisch Mediterraans bos volg ik de D3 en D2 naar Le Camp du Castellet voor een vrij vlak lusje om het domein van een andere Grand Prix: die van de Formule 1. Veel zie ik niet van het op deze winderige vlakte gelegen Circuit Paul Ricard, dat door een kilometerslange witte betonnen muur aan het zicht wordt onttrokken.

De officiële entree bij het regionale vliegveldje is het enige dat ik te zien krijg. Op een bord van het racewalhalla prijkt ook de naam van Max Verstappen, die de laatste twee verreden races hier wist te winnen. Graag had ik met mijn racer in zijn slipstream getreden, maar helaas is het circuit verboden voor fietsers, op een jaarlijks evenement na.

Door de beroemde wijngaarden van Bandol, een pittig geprijsde kwaliteitswijn van de druivensoort Mourvèdre, daal ik naar de kust om via Saint-Cyr-sur-Mer en La Ciotat toch nog even te proeven van de GP La Marseillaise in de vorm van de zuidflank van de Col du Pas d’Ouillier. Deze is twee keer zo lang als het noordelijke zusje en stijgt gemiddeld met 5,3 procent. Het venijn zit ’m in de voorlaatste kilometer met 7,5 procent stijging, maar door het uitzicht op de zee in de verte verteer ik dit zonder problemen en rijd uiteindelijk tevreden Carnoux binnen.

Flierefluiten

De Col de l’Espigoulier is met 723 meter het dak van de GP en uiteraard zet ik ook koers naar deze puist. De eerste 25 kilometer flierefluit ik over glooiende wegen langs het chaotische Aubagne, Roquevaire en Auriol naar de uit twee delen bestaande klim van ruim 13 kilometer. Op de bosrijke Montée de la Sainte Baume fluit ik vrolijk verder, want de stijgingspercentages zijn hier perfect voor een openingskoers. Na enkele kilometers wordt het landschap meer open met rotsen en pijnbomen. De zon warmt mij verder op en prachtige uitzichten op de ruige bergen wakkeren het fluiten alleen maar meer aan. Als de D2 opdoemt gaat de klim naadloos over in de Col de l’Espigoulier. Het blijft klimmen, maar op hier en daar een pittig strookje van 8 tot 10 procent na is het geen zware klauterpartij.

Ik begrijp nu dan ook wel dat sterke sprinters deze kluifjes wel kunnen overleven in de GP. Niet voor niets prijken de namen van Eddy Planckaert, Baden Cooke, Anthony Turgis, Amaury Capiot en Pim Ligthart op de erelijst, naast klimmers als Bernard Hinault, Richard Virenque, Benoît Cosnefroy en Neilson Powless. Monter bereik ik dan ook de top met een topuitzicht over vele andere bergtoppen. Daarna is het genieten van een prachtafdaling met heerlijke haarspeldbochten in een schitterend bergdecor. Het is niet voor niets dat veel wielertoeristen mij tegemoet komen om deze kant van l’Espigoulier vanuit de kuststreek te bedwingen, want ook dit is een plaatje van een klim.

Indrukwekkend uitzicht

Bij Gémenos is het afgelopen met de daalpret en wurm ik mij door de dichtbevolkte vallei terug naar Carnoux om alvast te gaan denken aan mijn finaledag. Uiteraard bestaat deze uit het sluitstuk van de GP. De Col de la Gineste is traditioneel de laatste scherprechter van La Marseillaise. Vanuit Carnoux is het slechts 4 kilometer naar de voet en daar krijg ik direct het zwaarste deel voor de kiezen. Met ruim 7 procent is het even doorbijten, maar al snel vlakken de percentages af naar 2 à 3. Een heerlijke loper met rechts een immens militair oefenterrein en in de verte de rotspunten van het Calanques-gebergte met zijn beroemde, fjordachtige inhammen met zeewater in vele tinten blauw.

Begroeiing is er niet veel, het zijn vooral stenen en kreupelhout die langs mij heen glijden. De Col de la Geneste is een populaire sportberg. Jaarlijks is er een halve marathon van Marseille naar Cassis, de pas heeft een rallyverleden en is naast de GP Marseillaise al driemaal opgenomen in de Tour de France. Kort na de top opent zich voor mij een indrukwekkend uitzicht op Marseille: de rauwe havenstad met zijn eilandjes en de boven alles uittorende Notre-Dame de la Garde op de gelijknamige heuvel. Een stop lijkt mij het beste om het plaatje in mij op te nemen, want bij het dalen heb ik alle ogen op de smalle fietsstrook en het razende verkeer nodig.

Marseille binnenrijdend krijg ik het een beetje benauwd. De stad staat niet bekend om zijn veilige buitenwijken, maar om de kers op mijn reistaart te planten wil ik per se naar de achter deze buurt gelegen Col de Sormiou. Al snel laat ik de grootste drukte achter mij en rijd het Calanques-gebergte binnen. De klim naar de top op 166 meter is pittig, zeker op het einde. Het is alle inspanning dubbel en dwars waard. Ik heb vele bergtoppen bedwongen en daarvandaan de meest schilderachtige decors gezien, maar de aanblik op de Calanque de Sormiou zet ik zonder twijfel in de top drie. Een imposante gekartelde rotsberg baadt pootje in de intens blauwe Middellandse Zee en een krakkemikkig slingerweggetje leidt naar een idyllisch strandje. Natuurlijk duik ik naar beneden en bekijk dit schoons van dichtbij.

Fabelachtig

Dan volgt de weg terug. Waren alle klimmetjes tot nu toe een beetje spielerei, deze kant van de Sormiou is even hels als fabelachtig. Het zweet gutst van mijn hoofd als de percentages met grote regelmaat de dubbele cijfers inschieten. Kort voor de top kan ik mij nog net aan een vangrail vastklampen als twee tegemoetkomende auto’s elkaar niet kunnen passeren en de weg blokkeren. Zo hoef ik niet uit de pedalen en kan ik mijn weg even later met een fikse krachtsinspanning voortzetten.

De laatste honderd meter tikt het craquelé wegdek zelfs 23 procent aan, waarna ik op de top het prachtige natuurschoon nog een keer in mij opneem. Ik pak ook de eveneens pittige Col des Escourtines naar de Calanque de Morgiou nog even mee, maar mooier dan de Sormiou wordt het niet. Op de wat zwaardere westklim van de Col de la Gineste geniet ik nog steeds na van de Sormiou als de gigantische, roodgekleurde Cap Canaille opdoemt. De hoogste zeeklif van Frankrijk, die ik op de heenweg de rug had toegekeerd, is absoluut indrukwekkend. Het is een prachtige afsluiting van mijn zonovergoten start van het fietsseizoen.

Reisinfo

Carnoux-en-Provence
Dit stadje met een kleine 7000 inwoners ligt op 16 kilometer van het centrum van Marseille. Het is in 1957 gesticht door Franse ondernemers, die terugkeerden uit Marokko. Zij ontvingen in de jaren zestig ook gevluchte Fransen uit de kolonie Algerije met een warm hart. Carnoux heeft dan ook een relatief modern uiterlijk en dat geldt ook voor de Notre- Dame d’Afrique. Voor meer sfeer ga je naar het trapvormig gebouwde havenplaatsje Cassis met zijn gezellige terrasjes langs de haven. Uiteraard is een bezoek aan Marseille ook een aanrader.

Klik hier voor meer info.

Auto of vliegtuig
Carnoux-en-Provence is vanaf Utrecht 1225 kilometer rijden met de auto. Maar je kunt ook vliegen naar Marseille. Vanaf Schiphol land je zo’n twee uur later vlakbij Marseille.

Beste periode
De regio Marseille is wat het weer betreft het hele jaar door geschikt om te fietsen. Maar in het warme hoogseizoen krioelt het er van de toeristen en zijn de wegen erg druk. In de winter is het nog steeds gemiddeld een graad of 15. Ook prima fietsweer!

Cyclo
Wil je deze regio eens verkennen tijdens deelname aan een cyclo, dan heb je twee mogelijkheden: de La Poli Sainte-Baume (116 km) vanuit Le Beausset in april en Les Bosses de Provence (164 km) vanuit Marseille in september.

Websites
marseille-tourisme.com
calanques-parcnational.fr
destinationlaciotat.com