Alpe d’Huez is zonder twijfel de bekendste col in het Franse departement Isére. Maar zijn er meer redenen om daarheen te gaan? Ronald Jacobs ging op onderzoek uit en kwam zeer enthousiast terug.

Tekst en foto’s: Ronald Jacobs

Er moet wel een heel goede reden zijn om wéér Alpe d’Huez op te fietsen, denk ik nog als ik een plek de auto vind achter hotel De Milan in Le Bourg-d’Oisans. Dit stadje met ruim 3.000 inwoners noemt zich terecht ville de vélo. In de zomer draait hier alles om de fiets. Op 9 juli vindt hier een evenement plaats met de klinkende naam La Mythique 21. 64 bijzondere mensen bedwingen dan op vintage rijwielen in bijpassende kleding de Alpe d’Huez. Een goede reden dus om de Nederlandse berg op te rijden. Organisator is Laurent Ametller, voorzitter van de organisatie Oisans Vélo Vintage én eigenaar van La Bicicletta. Een winkel bomvol oude fietsen die hij van de schroothoop heeft gered en zo origineel mogelijk heeft gerestaureerd. Eén blik maakt duidelijk: dit is een snoepwinkel voor liefhebbers van vintage fietsen. Veel van deze fietsen kosten nu een veelvoud van de nieuwwaarde en er hangt een fiks prijskaartje aan tweedehands onderdelen. Mijn oma zou zeggen: “Het is wat de gek ervoor geeft.”

La Mythique 21

De sfeer is top als om 09.00 uur het startschot klinkt. De snelste tijd lijkt niemand te interesseren. Samen de belevenis delen en kameraadschap, daar draait het om. Een vader met zijn jonge zoon worstelen zich de berg op. De fiets van zoonlief is vermoedelijk vijf keer ouder dan hijzelf. Eenmaal boven worden ze onder luid applaus als helden onthaald. Na een hapje en een drankje rijden de deelnemers gezamenlijk door naar het Lac du Verney aan de voet van de Col du Glandon. Terug in Bourg wordt de prijs uitgereikt voor de mooiste outfit.

Om eerlijk te zijn had ik niet zoveel met die oude fietsen, maar nu ik de broederlijke sfeer proef, denk ik daar anders over. Ze genieten van elkaars fietsen en bekijken die met belangstelling, en niet zoals sommige wielrenners doen, met afgunst.

Ik neem afscheid van het hele gebeuren. In Alpe d’Huez loopt de weg namelijk niet dood, al lijken veel fietsers dat te denken. Nog 150 hoogtemeters te gaan naar de top van de Col de Sarenne. Daar is het landschap spectaculair. Velden vol sneeuw op grillige rotsen en schitterende groene alpenweiden. De smalle hobbelige weg kronkelt eerst omhoog en daarna steil naar beneden. Wat een visueel en rijtechnisch genot! Wel oppassen want in de bochten ligt nogal wat grind. De route terug naar Bourg is een makkie. Dalen en nog eens dalen.

Balkontour

De volgende dag doe ik alleen de eerste drie bochten richting Alpe d’Huez en neem dan een in de rotswand uitgehouwen smalle weg die kronkelend en klimmend evenwijdig aan het dal loopt. Al snel ligt Bourg als een maquette in de diepte en is de gekanaliseerde rivier Le Vénéon niet meer dan een blauwe streep. Betonnen randen langs de slingerende smalle weg moeten voorkomen dat je per ongeluk een paar honderd meter loodrecht naar beneden kukelt. De naam Balkontour is prima gekozen. Het lijkt inderdaad alsof je vanaf een balkon de wijde wereld inkijkt.

De afsteker naar de kapel van Rosay levert 4,5 extra kilometers op met 340 hoogtemeters en wordt beloond met een uitzicht over de kloof van Sarenne. De weg loopt dood tegen de voordeur van het gesloten, minuscule kappelletje. Als bezienswaardigheid is het de extra hoogtemeters niet waard. Terug maar weer en verder naar de afsteker om naar het verlaten skioord Auris-en-Oisans te klimmen. De enige aanwezige hier speelt jeu de boules met zichzelf.

Col van de dood

Na een copieus ontbijt draai ik na een paar kilometer de Col de Ornon op (11,3 kilometer met 645 hoogtemeters, 5,5% gemiddeld). Een hoge berg blokkeert de zonnestralen. Nog even genieten van de frisheid, voordat het tropisch warm wordt. Plotseling wandelt er een gems de weg op. Die draait om, denk ik, want de helling voor hem gaat kaarsrecht de hoogte in. Hij kijkt me sloom aan en neemt met speels gemak de voor onmogelijk gehouden leistenen helling. Vanaf een meter of tien hoogte kijkt hij mij aan en sukkelt verder. Bang om te worden afgeschoten hoeft hij niet te zijn. Hij woont als beschermd dier binnen de grens van het Parc National des Écrins.

Na de afdaling ziet de omgeving er plots weidser en lieflijker uit. In het gehucht Lavaldens wast een local zijn sla in een bron. Drinkbaar? Natuurlijk, knikt hij. En recht voor de kerk, dan zal het vast gewijd water zijn. Het lijkt te kloppen want daarna zit de vaart er goed in.

Dan volgt de klim naar de 1.370 meter hoge Col de la Morte (pas van de dood), waar het goed is dat ik nog leef, want er zijn nog heel wat hoogtemeters te beslechten. Zo start net over de top de 9 kilometer naar het Lac du Poursollet (1.670 meter). Onregelmatig in zijn steilheid en daarmee niet de makkelijkste opdracht. Boven staat het vol geparkeerde auto’s. Allemaal mensen die verkoeling zoeken bij het schilderachtige meer. Tijd voor een genietmoment en een prima excuus voor een pauze.

De terugweg zoeft naar de D1091. Ondanks de brede fietsstrook niet echt een fietsfeest. Dat ze ook in Frankrijk nadenken over prettiger fietsroutes bewijst de laatste 10 kilometer over de groene route La Voie Verte. Ontspannen gaat het over het brede fietspad langs de rivier La Romanche terug naar Bourg.

Ou-la-la

Weer een mooie dag lonkt, en een tocht van nog geen 50 kilometer. Daar trek ik thuis mijn fietskleren niet voor aan. Hier ligt dat toch even anders. Net buiten Bourg waarschuwt een bord voor vier onverlichte tunnels. De weg lijkt uit hetzelfde hout, of beter rotsen, gesneden als de Balkontour. Plotseling gutst er water dwars door het overhangende gesteente naar beneden. Vreemd want het heeft hier al weken niet geregend. Het lekt hier niet voor het eerst want het wegdek is geërodeerd door het kletterende water.

In het begin van het gehucht Villard-Notre-Dam ligt een gezellig terras. Het idyllische uitzicht over het indrukwekkende berglandschap is niet te versmaden. Mooi meegenomen, de koffie kost er niet veel. Na het cafeïneshot volgen enkele kilometers over gravel van een soort waar racefietsbanden wel raad mee weten. Het is genieten in de afdaling. Lekker sturen op een lege weg over prima asfalt.

De klim naar Oulles is 6,3 kilometer masochisme. 9,9% gemiddeld! De kale bergwand werkt als radiatorfolie die de warmte keihard terugkaatst. In de steilste kilometer (ruim 16%) zit ik te schudden als Thibaut Pinot en trek bekken als Thomas Vouckler. Er zwermen ontelbare vlinders om me heen. Eentje vliegt tussen de spaken van mijn voorwiel door. Zegt dat iets over mijn snelheid of is het een dare devil? En wat doe ik met het water? Gaat het ter verkoeling over mijn hoofd, of drink ik het op?

Boven is er redding, een onverwachte kiosk met een miniterras. Op de kiosk prijkt een bord met de tekst ‘Ou-la-la’. Dé perfecte samenvatting voor deze klim. Een colaatje met een gratis bakje zoute pinda’s glijdt naar binnen. Goed voor het zoutgehalte volgens de oude uitbater. Bij mijn vertrek krijg ik nog een doordringende blik mee en de boodschap ‘Doucement, doucement’ (doe voorzichtig).

Strava

Terug in het hotel ontstaat er een geanimeerd gesprek met eigenaresse Chrystelle. “Strava maakt fietsers helemaal gek”, brandt ze los. “Een paar jaar geleden zaten om vier uur ’s middags de terrassen vol. Maar die tochten van toen zijn niet meer genoeg om volgers op Strava te laten zien wat voor bikkel je bent. Ze zijn van vroeg in de ochtend tot laat onderweg om te bewijzen hoe fit ze zijn. Totaal uitgeput zijn sommigen. Je ziet dat de druk die ze zichzelf opleggen het plezier in het fietsen en het genieten van de omgeving verdringt. Hartstikke zonde.” Als ik zo naar de terrassen kijk en de uitgewoonde gezichten bij het ontbijt, neig ik haar gelijk te geven.

La Bérarde en Les Deux Alpes

De dag start met het vervolg van de groene route La Voie Verte op weg naar La Bérarde (1.708 meter) aan het einde van het dal. Onverwacht rijd ik over een smalle strook golvend beton. Dat deel overbrugt een plek waar het water de berg afkomt. Natte voeten gegarandeerd. Niet erg want het wordt vandaag 34 graden. De gemiddelde stijging van de klim is beperkt (3,8%). Dat zegt niet alles, want de steilste kilometer telt 11,2%. Wat is het hier mooi! Watervallen schieten als lekkages uit de bergen. Aan het einde van het dal zijn er de nodige terrassen en kleine hotels. Het is pas 11.00 uur. Tja, wat doe je dan? Op naar Les Deux Alpes dan maar? Ja! Niet over de normale route (D213), want dat vind ik een oerlelijke weg. Er bestaat een mooiere variant (D220) die vier kilometer onder de top aansluit bij de normale route. Automobilisten wordt geadviseerd om te keren. Niet raar, want de weg is deels heel smal, onoverzichtelijk, maar ook ongekend mooi. Eenmaal op de D213 zakt de motivatie om door te gaan tot onder mijn schoenplaatjes. Op hangen en wurgen rijd ik Les Deux Alpes in. Het enige fraaie is een bakker met heerlijke koffie en lekkers. Nu alleen nog 20 kilometer dalen. Gas erop!

Conclusie

In het departement Isère liggen talloze mooie routes, maar toch gaat het altijd over die ene berg Alpe d’Huez. Raar, want in de omgeving tref je een oase van rust aan, niet te versmaden klimmen tussen ruige bergen en lieflijke landschappen. Twijfel niet, ga erheen en overtuig jezelf!

Reisinfo