De eerstelingB-a-l-e-n. Nee, ik heb het niet over het Kempense geboortedorp van Tom Boonen. Wel over het gevoel waardoor een fietser af en toe wordt verteerd. Voor mij was zondag 23 september zo’n baaldag. Een dag waarop ik aan den lijve ondervond hoe dicht triomf en afgang wel bijeen liggen wanneer je een cyclo rijdt. Ik reed die dag mijn eerste cyclosportieve toertocht ooit… in het zog van the one and only Eddy Merckx. De eerste editie van de Eddy Merckx Classic, met start en finish in het Oostenrijkse Eugendorf bij Mozartstad Salzburg, was meteen ook mijn eersteling.
1300 Deelnemers startten er in het zog van Merckx die met een reeks ex-ploegmaats opdraafde als vips en de korte afstand reed. Ik koos voor de lange. ‘Ik zie wel waar ik strand’, had ik me vooraf ingeprent. Het parcours was er een naar mijn hart. Golvend, door het wondermooie Salzburger Seenland (het merengebied rond Salzburg), en met de regelmaat van de klok een nijdige klim erin.
Na een hectisch koersbegin kwam ik eindelijk in de spits van de groep en ik nestelde me netjes in de buik van het peloton. Ik liet me meedrijven. Het liep lekker. We passeerden de bevoorrading. Stoppen? Geen haar op mijn hoofd dat daaraan dacht. Doorgaan! Op de eerste serieuze klim van de dag volgde een fikse schifting. Onervaren als ik was en niet op de hoogte van het profiel van het traject – ik had het kaartje er vooraf niet op nagezien – zat ik nogal achterin, in de staart van de groep. Niet echt verstandig natuurlijk. Ik moest me dus maar een weg zien te banen naar voren en me voorbij zwalpende, hijgende en zwetende medemensen zien te wurmen. Kerels die misschien wel een kilometer aan 60 km kunnen rijden maar in dit soort werk zwarte sneeuw zien. Ik niet dus. Ik fladderde naar voor en bereikte nog voor de top de spits van de wedstrijd. Het eerste kaf werd van het koren gescheiden.De berg van Thalgau zou een volgend ijkpunt worden. Tot mijn grote verbazing kwam ik ook daar als derde boven. Na de helling vormde zich een groepje van vijftien. En ik was daarbij. Er was een koploper. Een van de pionnetjes van het cycloteam Mountainbiker.at dat de koers stevig in handen nam. Ik voelde me super. In het klimmen was ik vandaag beregoed. Kleinste tandje was 39-23 maar ik had het gevoel dat ik het vandaag zelfs niet nodig had. Ongewoon voor mij. Ik zweer doorgaans bij souplesse en ben niet te benauwd om vlotjes de 39-27 rond te peddelen. Verklaring: de bloedvorm was er. En ik zou die vandaag verzilveren. Winnen? Nee, dat allicht niet. Daarvoor geloofde ik nog te weinig in eigen kunnen. Maar een ereplaats – toptien, topvijf – zeker weten!
Km 113. Afdaling. Grote borden geven aan “Achtung! Baustelle!”. De weg ligt er helemaal open. Ik rij in tweede positie. En dan… Ppppsssssssshhhhhttttt! Lek vooraan! Ik ben ijzig kalm. Ik stap af. De kopgroep passeert me. Ik zie ze kleiner en kleiner worden. Ik zie ze niet meer. Ik ben alleen. Ik voel me nu zoals Ferdi Kübler, de Zwitserse wielerlegende die in de Tour van 1949 ettelijke malen lek reed in een Alpenrit, vergeefs smeekte om een wiel, Coppi en Bartali en de rest van de meute zag voorbij fietsen en zo een mogelijke Tourzege door zijn neus zag geboord. Ik zie de foto van een joelende en ontredderde Kübler voor mij. Ik blijf ijzig kalm vanbuiten. Maar vanbinnen kook en kolk ik, net als tolle Ferdi. Snel een bandje wisselen, denk je dan! Niet dus want geen reservebandje bij. Bovendien rij ik vandaag op een stetje Zipp 404 met tubes, de wielen die ik de dagen ervoor had gebruikt op het WK wielrennen voor journalisten. Goed spul, dat wel. Maar ik had er het noodlot te zeer mee uitgedaagd. De Eddy Merckx Classic, mijn eersteling, draaide uit op een drama. Eigen schuld, dikke bult.
Ppppsssssssshhhhhttttt! Een andere renner rijdt lek. Het blijkt een van de jongens van Mountainbiker.at die al even tevoren was gelost. “That’s a pity, man”, zegt hij me. “You were strong today.” Ik hou de lippen stijf op elkaar. Het besef sijpelt door. 35 km was ik verwijderd van de cycloroem. En hier stond ik dan… te balen terwijl alle hijgers, zweters en zwalpers van zo-even me grijnzend voorbij reden. De brandende zon was nu een van mijn twee bondgenoten. Wie die ander bondgenoot was? Dat was een Oostenrijkse seingever die me glimlachend meldde dat de bezemwagen nog vier uur op zich zou laten wachten. Sympathieke mens, die seingever. Maar toen ie dat zei, kon ik wel z’n nek omwringen! Na een poos werd ik gered uit mijn hachelijke situatie door, jawel, een Nederlander die me met de wagen kwam oppikken (nogmaals bedankt, Kasimir!). Een Nederlander die een gestrande Vlaming komt helpen: dat is nu nog eens een pact der Lage Landen! Hup Holland! Conclusie van deze eerste Eddy Merckx Classic. Een topevenement. Zondermeer een aanrader. Schitterende organisatie, knap fietsdecor. Maar tegelijk een eersteling waarin ik, een cyclogroentje, leergeld moest betalen. Ik kan niet wachten om mijn gram te halen in mijn tweede cyclo. En zo heb ik weer een uitdaging om naar uit te zien… Wat is fietsen toch mooi. (Frederik Backelandt)