De underdog, de uitdager en de referentie

Op de redactie van Fiets hebben we regelmatig discussies over waar de veldtoertocht eindigt en de mountainbikerit begint. En zijn 29-ers niet gewoon cyclocrossers met een recht stuur? Welke fiets gebruik je waarvoor, wat is het snelst en welke rijdt het leukst?

Om op deze vragen antwoord te krijgen, lieten we een volgeveerde 26 inch mountainbike, een 29-er hardtail en een cyclocrosser aanrukken. Drie serieuze fietsen van rond 2500 euro met een mooi frame en een fatsoenlijke afmontage. Om een eerlijk vergelijk te kunnen maken voorzien we ze alle drie van Schwalbe Racing Ralphs en een achterwiel met vermogensmeter. Daarmee is nauwkeurig te meten hoe hard je moet trappen voor een bepaalde snelheid, wat een goede indicator is voor het rendement. Om te meten welke fiets het snelst van een helling rolt, gebruikten we een lichtsluit-chronometer.

De kandidaten
De Cube AMS100 is een volgeveerde, op snelheid gerichte 26 inch MTB met een carbon frame, 3×10 versnellingen, flinke schijfremmen en uitstekende veerelementen. Alles state of the art maar zeker ook conventioneel, deze fully beschouwen we dan ook als referentie.
Underdog is de Trek Cronus CX cyclocrosser. De charme van crossfietsen is de eenvoud en pure  techniek. Deze crossfiets heeft ook nog ‘gewoon’ velgremmen. Een licht en snel fietsje voor wie ervaring en handigheid op zijn lijstje heeft staan.
De Specialized Stumpjumper 29-er is duidelijk de uitdager en de aanleiding van deze vergelijking. Technisch zit hij een stuk complexer in elkaar dan een crossfiets, maar vergeleken met zijn volgeveerde opponent is hij juist weer heel eenvoudig. Zijn brede banden moeten hem comfortabeler maken dan de cyclocrosser, de grote wielen sneller dan een 26 inch MTB.

Rendement meten
Het meten van rendement vraagt om vermogensmeters, inventiviteit en heel veel rondjes rijden op een gemiddeld mountainbikeparcours. Wat heuveltjes, een stuk verhard, flink wat bochten en een hoop modder. Met ons drieën reden we rond, met een tussenafstand van zo’n 5 seconden. Die afstand was nodig om van de goede eigenschappen van iedere fiets te profiteren. Zo kon de fully het hardst over boomstronken heen, ging de 29-er het snelst door de bocht en op de cyclocrosser reden we de vlakke stukken in de beugel, dat spaart al gauw 10 watt. We wisselden iedere ronde van fiets en iedere drie ronden van kopman. Dankzij onze vermogensmeters konden we een mooi constant vermogen leveren, de kopman had telkens als doel op een gemiddelde van 180 watt uit te komen, de achtervolgers hun achterstand rond 5 seconden te houden. De drie fietsen reden evenveel ronden, met dezelfde gemiddelde snelheid en met dezelfde rijders.
Deze opzet verschilt nauwelijks van wat we in Fiets nr. 11-2008 al eens deden met een (toen nog gewone) 26 inch mountainbike en een cyclocrosser. Toen bleek de 26 inch mountainbike bijna 3 procent zuiniger om te gaan met de geleverde trapkracht dan de cyclocrosser. En net als bij het 26 inch/29-er vergelijk van 2 jaar geleden bleek de 29-er nog weer dik 4 procent spaarzamer om te gaan met energie. Het verschil tussen een cyclocrosser en een 29-er komt zo op maar liefst 7 procent. Daarbij gaat het om gemiddelden.

Wil je het hele artikel lezen? Fiets nr.11 is zonder bezorgkosten te bestellen voor slechts €4,95. Of je haalt hem vanaf vandaag in de betere boekenwinkels.

Tekst: Wouter Lazet / Foto’s: Dennis Katinas