Dat het goed gaat, merk ik ook aan de complimenten die ik overal krijg. Vooral mensen die me al even niet gezien hebben, valt het op en complimenteren me met hoe ik eruit zie. Ik zou er haast van naast me schoenen gaan lopen. Dat probeer ik niet te doen. Ik besef me vooral, hoe ‘erg’ ik er aan toe was. Want met de bijna 100 kilo die ik nu weeg, ben ik natuurlijk nog steeds niet licht. Volgens de BMI index zou ik 86 kg moeten wegen, wil ik een gezond gewicht hebben. Daar moet ik nog maar even niet aan denken. Voorlopig ben ik wel van de “morbide obesitas’ naar de ‘lichtelijk overgewicht’ BMI-stempel  gegaan.

Dat het gewichtsverlies goed gaat, merk ik ook met het fietsen. Zo heb ik dinsdag met de redactie van Fiets het laatste gedeelte van het parkoers verkend van de eerste etappe van de Tour de France dit jaar in Luik. Fietsen in de Ardennen is nooit mijn grootste hobby geweest, maar misschien gaat dat het ooit nog wel worden. Waar ik ‘vroeger’ bij de eerste brug al werd gelost, viel het hoofdredacteur Rodrick het zelfs op dat ik na driekwartier nog niet een keer was gelost. Natuurlijk, we reden langs de rivier en het was slechts licht glooiend, maar toch.

Op de echte klimmetjes kwam ik uiteraard nog wel te kort. Koos ik ook bewust voor mijn eigen tempo, omdat ik me anders zeker op zou blazen. Dat is iets wat ik de afgelopen jaren wel heb geleerd. Gelukkig koos fotograaf/redactiechef Edwin er voor om gezellig bij mij te blijven. Konden we nog wat herinneringen ophalen aan onze fietsbelevingen in Noorwegen. Zodra we weer bij Rodrick, Mathijs en Gert-Jan aansloten, kwam echter de ware Fiets-aard boven. Of te wel kunnen we in de afdaling boven de maximale snelheid van 70 km/uur komen, bij hoeveel demarrages bij 55 km/uur breekt je collega en wie wint de sprint bij het plaatsnaambordje.Het leuke was dat ik niet alleen bij al deze Fiets-tradities weer mee kon doen, maar zelf ook echt mee fietste. Mijn laatste Tour etappe verkenning was toen de Tour in Valkenburg kwam. Conditioneel was ik toen al zo slecht dat ik er voor koos om als buschauffeur op te treden om Edwin mooie plaatjes te laten schieten. Dat kostte Edwin bijna een been, maar ik baalde vooral dat ik niet op de fiets zat. Nu zat ik weer lekker tussen de wielen. Dat is toch het mooiste aan fietsen. Zeker als je je beseft dat over twee maanden de grote mannen over die wegen de eerste strijd leveren voor de overwinning in de wedstrijd van het jaar.

Een andere Fiets-traditie kwam ook nog weer naar voren. Halverwege de verkenning stuitte we op wegwerkzaamheden. Want al kiest de Tour-organisatie traditie getrouw voor de grotere wegen, ook die moeten tiptop in orde zijn. Zo’n twee maanden voordat de renners die wegen berijden, zijn de lokale overheden dan ook druk met het prepareren van het wegdek. Dat de weg opgebroken was, leverde ons overigens nog een schittert ander klimmetje, met een echte haarspeld bocht op. Ja, je leest het goed, ik, als anti-klimmer, heb het over een schitterde klim. Dat ik dat ooit nog zou schrijven.

PS: Nog een tip voor alle mensen die meedoen in een Tour-spel: De eerste etappe wordt absoluut geen massasprint. Gok op een type Gilbert, daar is het een ideale aankomst voor.


!function(d,s,id){var js,fjs=d.getElementsByTagName(s)[0];if(!d.getElementById(id)){js=d.createElement(s);js.id=id;js.src=”//platform.twitter.com/widgets.js”;fjs.parentNode.insertBefore(js,fjs);}}(document,”script”,”twitter-wjs”);