Frustrerend verlangen
De vele stadsmensen die mij al lopende en op de fiets voorbij zoeven doen mij beseffen dat de maand januari al vele mooie fietsdagen heeft laten zien. Ik wend mijn prikkende ogen af. Ik zie een kat die om aandacht vraagt. Ik benader het beestje voorzichtig en geef het een aai over zijn bolletje. Als blijk van dank dartelt hij lekker om mij heen en schuurt zich een aantal keer tegen mijn benen. Dit knuffelmomentje met een wildvreemde kat verzacht de negatieve gedachten enigszins. Maar de scherpe steek in mijn hart, omdat ik al vele fietsmogelijkheden heb moeten laten schieten, verlaat mij niet. Ik schreeuw om dat zadel weer op te kruipen!Waarom lukt het niet om mijn conditie stabiel te houden? Of net als vorig jaar, toen ik zwaar trainde om de Weissensee te bedwingen, dat mijn conditie progressie maakt? Al is mijn hartritme alweer een poos stabiel, maar misschien heeft het te maken met het hartincident, vorig jaar oktober?Als ik wakker lig pieker ik me suf, waarom gaat het allemaal nou zo lastig ?De hoofdpijnen die tijdens inspanning ontstaan maakt het ook onprettig om vol te houden en vertrouwen te hebben dat ik er morgen vast geen last van zal krijgen. En dan nog een fijne vrouwenkwaal waar ik vorige week mee liep…Wat een gigantische boosdoeners die de gemiste fietsgelegenheden verdomd confronterend maken. In mijn dromen steel ik op sportief gebied de show. Maar als ik wakker lig pieker ik me suf waarom het allemaal nou zo lastig gaat? Resultaten wil ik zien, ik smacht naar bevestiging van mijn lijf.
Eén been op de stoep, één been in de goot
Helaas krijg ik voor deze tak van topsport niet betaald, maar ik leg de lat voor mezelf denk ik wel minstens zo hoog. Mijn hoofd werkt zich ondertussen harder in het zweet dan mijn lichaam. Zodra ik uit de kast mijn trainingskleding pak begin ik al nerveus en misselijk te worden.Vanuit de wil om de door te blijven gaan werk ik thuis drie keer per week aan een sterke(re) core en beperk ik mezelf al twee maanden tot een wekelijks rondje (interval) joggen. Het bezoekje aan de sportschool wijdt ik aan een lichte cardio work out en krachttraining. Dat er tijdens de inspanning dan nauwelijks een druppel zweet vloeit geeft geen voldoening. Momenteel ervaar ik niet de ultieme bevrediging van wat sport me geeft. Het maakt me chagrijnig.Constant buig ik me over de vragen:Blijf ik tijdens de inspanning onder mijn vastgestelde hartslag? Hoe is mijn ademhaling? Heb ik pijn in mijn hoofd, voel ik geen steken in mijn onderbuik? Voelt mijn hartslag stabiel, en (hoe) herstelt het?Alles draait weer om dat ene refrein uit dat kinderliedje… “Ik loop met één been op de stoep, en één been in de goot, en als ik dat niet doe, dan ben ik morgen dood.“ Ik kom er niet vanaf, ik baal er wel eens van, ik weet alleen maar dat ik het niet laten kan.
“Ik loop met één been op de stoep, en één been in de goot, en als ik dat niet doe, dan ben ik morgen dood.“Zo fier als een gieter ben ik op heel mijn halve, maar zieke hart. Veel heeft het mij gegeven en ver heb ik er al mee ‘gefietst’. Op de momenten dat mijn lichaam dus niet doet wat het hoofd wil, baal ik ontzettend dat ik met dit kapotte exemplaar op de wereld gezet ben.De fysieke tekortkomingen lijk ik tot zover aardig te kennen en neem ze met alle liefde voor lief. Het frustreert me alleen des te meer dat ik er eerlijk gezegd toch niet goed mee om kan gaan. Het niet kunnen doen wat je wilt is moeilijker te accepteren als je hoofd wel wil maar je lijf niet kan. Het wordt tijd dat ik met meer trots met mijn lichamelijke reserves om moeten gaan. Zonder compleet in te storten en daar van te balen.