De voormalige Raboploeg beschikte in 2007 over een kostbare bloedmachine waarmee de renners positieve dopingcontroles konden vermijden.
Het apparaat, de ‘Sysmex XE-2100’, was hetzelfde instrument als waarmee de dopingcontroleurs van de internationale wielerunie UCI hun dopingtesten verrichtten. Dat
blijkt uit onderzoek van NRC Handelsblad, dat dinsdag met deze informatie naar buiten is gekomen.
De machine, die onder meer het aantal jonge rode bloedlichaampjes en de hoeveelheid hemoglobine in het bloed meet, kan vaststellen of er bij een renner sprake is van bloeddoping.
Volgens de toenmalige ploegdirecteur Theo de Rooij was het ”analyseapparaat” dat 75.000 euro kostte, nodig voor een ‘verhoging van tussentijdse interne bloedonderzoeken’.
Rasmussen
Volgens NRC hebben de toenmalige Raboploegarts Geert Leinders en Michael Rasmussen de Sysmex in het voorjaar van 2007 gebruikt om zeker te stellen dat de renner niet positief zou testen in de Ronde van Frankrijk. Daartoe werd volgens het dagblad twee maanden voor de Tour, voor de twaalfde etappe van de Ronde van Italië, een dubbele bloedtransfusie als experiment uitgevoerd. Een dag later zou Leinders met de Sysmex hebben vastgesteld dat de bloedwaarden van Rasmussen de marges van de dopingcontroles niet hadden overschreden.
Zowel De Rooij als Leinders wilde niet reageren op de bevindingen in het NRC.
Rasmussen leek in 2007 op weg naar de eindzege in de Tour. Vlak nadat hij de gele trui leek te hebben veiliggesteld werd hij echter uit de ronde gezet omdat hij had gelogen over zijn verblijfplaats voorafgaande aan de Tour. De Deen voert momenteel een rechtszaak tegen zijn voormalige werkgever met als doel een schadevergoeding van ruim vijf miljoen euro te krijgen.
© ANP/NUsport