Om veilig te kunnen fietsen, moet je regelmatig je fiets nalopen en eventueel prepareren. Met name de remmen, de banden en het versnellingsapparaat, en zeker als je bergen in gaat. Vijf veiligheidstips.
In de bergen hebben je banden erg veel te verduren. In een afdaling kan een lekke band gevaarlijk zijn. Controleer daarom voor vertrek altijd je banden. Verwijder alle steentjes en glasscherven met een puntig voorwerp. Laat eerst je band leeglopen om dit te vergemakkelijken. Zitten er grotere scheurtjes in of zijn de banden uitgedroogd, vervang deze dan. Vervang ook de binnenbanden als je deze al een keertje hebt geplakt. De kans dat het plakkertje loskomt, is door de hitte en de kracht op de band te groot om dat risico te nemen.
Zijn je banden in orde, pomp ze dan niet te hard op. Natuurlijk rollen ze iets lichter op maximale spanning, maar het is levensgevaarlijk tijdens het dalen. Door het remmen in de afdaling wordt de velg namelijk verhit. Deze hitte verwarmt ook de lucht in de band. Warmere lucht heeft meer ruimte nodig en dus zal de druk in de band toenemen. De hogere druk kan de band zelfs laten klappen. Hoe minder lucht in je band, hoe meer ruimte de lucht heeft om uit te zetten.
Je kunt ook wat doen tegen het opwarmen van de velg. Probeer niet de hele afdaling de remmen in te knijpen, maar gedoseerd te remmen. Laat op rechte stukken je fiets lopen en rem tijdig voor de bochten wat harder dan normaal. Hierdoor kunnen de velgen op het rechte stuk weer een beetje afkoelen.
Voor het klimmen moet je versnellingsapparatuur goed zijn afgesteld. In Nederland gebruik je de kleinste versnelling bijna niet en dus weet je vaak niet zeker of die wel goed staat. Staat de kleinste versnelling niet goed afgesteld, dan kan de derailleur tussen de spaken komen. Dit kun je voorkomen door het L(ow)-schroefje op de derailleur voldoende aan te draaien. Schakel hiervoor op het grootste tandwiel achter en draai het schroefje aan.
Ligt de ketting achter toch helemaal naar links, kijk dan ook even naar de voorderailleur. Je wilt niet dat de ketting tegen de voorderailleur aanloopt, maar stel de voorderailleur ook niet te veel naar binnen af. Als je dan van het buiten- naar het binnenblad schakelt, is de kans groot dat de ketting ernaast valt. Hetzelfde geldt voor het schakelen naar het buitenblad, terwijl de ketting op het kleinste achtertandwieltje ligt. De voorderailleur is ook in te stellen met de stelschroefjes bovenop de derailleur.
Zorg ervoor dat je remblokjes goed zijn en goed zijn afgesteld. Op de remblokken moeten de streepjes nog zichtbaar zijn, anders moet je ze vervangen. Neem altijd reserveblokjes mee! In afdalingen, zeker in de regen, slijten remblokken veel sneller. Kijk ook of de remblokken goed op de velg remmen en niet per ongeluk de band raken. Ook dat kan een klapband veroorzaken. Regent het? Stel dan de kabel wat strakker en zet je remhoeven ‘open’. Als de remblokken dan slijten, kun je eenvoudig de remmen strakker stellen.
Om te remmen moet je goed bij je remhendels kunnen, ook in de beugel. Als je de onderkant van de hendel gelijkzet met de horizontale lijn van het stuur, moet dat lukken. Kun je er dan nog niet bij, dan zijn voor Shimano-hendels speciale shimmy’s te verkrijgen die de remhendel alvast iets meer naar het stuur zetten.