Veldrijden een Vlaamse sport? Tegenwoordig zeker, maar wel eentje met Franse wortels. Hoe zit dat? We groeven een laagje dieper in de geschiedenis van de cross – voorbij de Vlaamse toplagen.

Tekst: Elias de Bruijne

Een uiterst alledaags weiland dat eens per jaar zowaar in de schijnwerpers staat – en zijn kneuterige alledaagsheid alleen kan verbergen met genoeg supporters om het aan het zicht te onttrekken. Daar waar het weiland kapot is gereden: modder. Al dan niet beschonken supporters die frietjes eten, bier drinken en ‘komaan’ roepen naar de renners. Namen als Nys, Nys, Vanthourenhout, Vanthourenhout, Vantornout, Pauwels, Pauwels Sauzen (ja, da’s een sponsor) en natuurlijk Sweeck – de cross in één naam gevat. Niets is zo Vlaams als veldrijden, dat door de modder baggeren, door het zand klieven, in het slijk balanceren, trappen opsprinten, draaien, keren en optrekken na elke bocht tot het zwart voor de ogen ziet. Veldrijden ís Vlaanderen.

Toch is dat niet altijd zo geweest: de eerste velden waarin werd gekoerst waren niet Vlaams maar Frans. Op 1 februari keert het veldrijden op het WK in het Noord-Franse Liévin, een voorstadje van Lens, dus terug naar zijn wortels. Veel hoeven we bij de profs niet te verwachten van het gastland, maar ruim een eeuw geleden waren het wel degelijk de Fransen die aan de basis stonden van de sport. En niet alleen dat: ze organiseerden ook de eerste internationale veldrit, de eerste crossen op gesloten parcoursen (zoals nu gebruikelijk is) en het eerste WK. Veldrijden Vlaams? Ja, maar met een Frans fundament.

Fietsende soldaat

Als ‘uitvinder’ van de sport geldt Daniel Gousseau, een Franse soldaat die diende aan het eind van de negentiende eeuw. Destijds werd de fiets steeds vaker als militair vervoermiddel gebruikt: vanaf 1880 werd er in het Franse leger geëxperimenteerd met ‘vouwfietsen’ die op de rug konden worden meegedragen, en rond 1895 won de fiets vanwege de verbeterde banden en kortere, sterkere frames verder aan populariteit. De ‘fietsinfanterie’ nam daarbij vooral taken over van de bereden infanterie: de fiets bleek (vaak) sneller, stiller en goedkoper dan een paard en zo werden fietsinfanteristen steeds vaker ingezet als verkenner of boodschapper. Gousseau was zo’n fietsende soldaat en toen duidelijk werd dat het stalen ros ook buiten de gebaande paden kon worden gebruikt, werden Gousseau en consorten zelfs speciaal getraind om door het bos te rijden. Gousseau was ook een fervent wielrenner, en zo zou hij – om ’s winters in conditie te blijven – als eerste wedstrijden in de bossen en velden zijn gaan organiseren.

Een ander verhaal is dat de oorsprong van de sport ligt in fietswedstrijden tussen verschillende plaatsen waarbij het was toegestaan om simpelweg de snelste weg te nemen – dus dwars door de velden en over hekken heen. Hoe het ook zij, zeker is dat Gousseau, die later bestuurder van de Franse wielerbond zou worden, op 16 maart 1902 in Kremlin-Bicêtre (andere bronnen noemen Verrières) het eerste Frans kampioenschap veldrijden organiseerde en daarmee ook het eerste officiële veldritkampioenschap.

De opkomst was laag bij dat eerste kampioenschap, maar in de loop der jaren nam de interesse toe. Wielerkampioenen als Octave Lapize (de Tourwinnaar van 1910 en de uitvinder van het ‘schouderen’ van de fiets), Eugène Christophe en Charles Pélissier zwoeren bij hun winterse crosstrainingen en zo werd het veldrijden langzaam populairder, hoewel er tegelijkertijd nog decennialang lacherig over werd gedaan. In Nederland, dat erg laat was in zijn veldritontwikkeling, schreef het Limburgsch Nieuwsblad nog op 15 januari 1963 (in de aanloop naar het eerste NK veldrijden, zie kader): ‘Lange tijd werd in ons land de cyclocross, de veldrit, als een vreemde eend in de bijt beschouwd, als een verschijnsel waarmede men niet goed raad wist.’ In Frankrijk was men op dat moment al veel verder – sterker nog, daar had de cross zijn piekjaren zelfs al achter de rug.

Franse crosskampioenen

Terwijl ook andere landen nationale kampioenschappen begonnen te organiseren, met Zwitserland in 1912, België in 1920 en Italië in 1930, bleef Frankrijk het epicentrum van de cross. De NK’s in het buitenland waren vaak geïsoleerde wedstrijden, terwijl er in het moederland tig crossen werden georganiseerd. En Frankrijk bleef de lijnen uitzetten: in 1924 werd door L’Auto – de krant die aan de basis stond van de Tour de France – ook de eerste internationale veldrit georganiseerd, het Critérium International de Cross-Country Cyclo-Pédestre in Parijs. Zoals destijds gebruikelijk was dit een wedstrijd van A naar B, maar ook hier zorgden de Fransen voor verdere ontwikkeling, want in de loop van de jaren dertig waren zij de eersten die overstapten op de ‘rondjes’ zoals we die nu kennen.

Ook de volgende ontwikkelingen kwamen vanuit Frankrijk, wat logisch was omdat de Franse dominantie zo groot was dat het de tegenstand ontmoedigde en andere landen remde in hun enthousiasme. Het Internationale Veldcriterium, dat uitgroeide tot de belangrijkste cross, werd vijftien van de twintig keer dat het werd georganiseerd tussen 1924 en 1949 gewonnen door een Fransman. Uiteindelijk ging de wedstrijd op in het officiële WK veldrijden dat de UCI in 1950 voor het eerst organiseerde – uiteraard dankzij lobbywerk van de voorzitter van de Franse wielerbond en uiteraard in Frankrijk, om precies te zijn in het Bois de Vincennes vlakbij Parijs.

Ook op het WK domineerden de Fransen. Bij de première werd Roger Rondeaux, de winnaar van de laatste twee Veldcriteriums, nog geklopt door Jean Robic, de Tourwinnaar van 1947, maar vervolgens won Rondeaux drie keer op rij, gevolgd door vijfmaal achtereen André Dufraisse. Tegenwoordig kennen we hooguit nog Eric De Vlaeminck en Roland Liboton, maar de eerste grote crosskampioenen waren Fransen.

Vlaamse coup

Na Rondeaux en Dufraisse stokte het Franse veldrijden. Eerst doorbraken de Italiaan Renato Longo en de Duitser Rolf Wolfshohl de Franse hegemonie, daarna kwamen de Belgen en de Zwitsers. Tot de nogal verrassende Dominique Arnould in 1993 werden er geen Franse wereldkampioenen meer afgeleverd, terwijl er sinds dat jaar nog maar één Fransman podium reed (Francis Mourey in 2006). De Franse vrouwen deden het beter vanaf het moment dat ze in 2000 überhaupt een WK konden rijden, met titels voor Laurence Leboucher (2004), Maryline Salvetat (2007) en Pauline Ferrand-Prévot (2015), maar het beloofde land van de cross, nee, dat was Frankrijk allang niet meer.

Rondeaux en Dufraisse waren de eerste grote internationale crosskampioenen, maar ook direct de laatste Franse winnaars. Waar veel Franse talenten naderhand voorrang gaven aan de weg, specialiseerden de Vlamingen zich volop – en groeiden zij door, geholpen door het uit de grond schieten van talloze crossen in eigen land. ‘Specialisten heeft België in serie, voorheen en nu. (…) Dat zijn stuk voor stuk jongens die de cross als hun sport, hun vak, beschouwen, die elke zaterdag en zondag in de winter in actie komen, die ook naar Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, Zwitserland en Italië trekken, die zich uitsluitend op de cross toeleggen en het hierin uiteraard een heel eind hebben geschopt’, aldus het Limburgsch Dagblad van 16 januari 1963. De Fransen maakten die volgende specialisatieslag niet en werden uit de modder verdrongen.

Zo moeten we op het komende WK in Liévin uitkijken naar namen als David Menut, Clement Venturini en Rémi Lelandais. Hoge ogen zullen ze waarschijnlijk niet gooien, maar laten we niet vergeten: zonder de Fransen was de cross niet wat het nu is. Een dikke merci!

Neerlands eerste NK veldrijden

Het eerste NK veldrijden vond pas in 1963 plaats en werd gewonnen door Huub Harings, de beste Nederlandse crosser van dat moment. In een vooruitblik schreef het Limburgsch Dagblad: ‘Al voor de oorlog werden in Nederland cyclocrossen georganiseerd, die toen al veel toeschouwers trokken en nadien – vooral in de laatste jaren – steeg dit aantal beduidend. (…) Het was een winstpunt voor de Nederlandse cross, voor de wielersport, toen de KNWU het besluit nam om een nationaal kampioenschap uit te schrijven, dat heden zaterdag (…) voor de eerste maal in Elsloo wordt verreden.’ Het eerste officiële NK voor vrouwen kwam er pas in 1987 (Oldenzaal) en werd gewonnen door Henneke Lieverse.