De kat uit de boom kijken: dat is hoe het in het veldrijden werkt. Zo crosst er nog niemand met een dropper post. Waarom niet? En komt daar snel verandering in? We zoeken het uit.
Vooruit, dat helemáál niemand in de cross met een dropper post rijdt, is niet waar. Zo spot ik bij de Oostenrijkse selectie in de materiaalzone geregeld een heel kleine KTM-crosser van Nadja Heigl. Mét dropper. En ook Anne Terpstra kwam al eens aan de start van een wereldbekercross, in Val di Sole, met dropper post. Nu hebben deze twee vrouwen allebei een mountainbike-achtergrond. Waarom zet het gebruik van deze zadelpennen niet door onder de rest van het crosspeloton? Wordt er in het veld überhaupt over nagedacht?
Ruim aanbod
Bij die laatste vraag is er een duidelijke scheidslijn tussen twee groepen crossers. Enerzijds heb je de mensen die óók een mountainbike in de schuur hebben staan, anderzijds de pure crossers of racefietsers. Voor deze laatste, veel grotere groep is de dropper post al snel een ver-van-mijn-bedshow, net als tubeless of vering. Extra knoppen, handelingen of fragiele techniek… De renner met mountainbikeachtergrond denkt anders en omarmt over het algemeen nieuwe techniek eerder. Zo sprak ik meerdere keren met wereldkampioenen Fem van Empel en Mathieu van der Poel over dit onderwerp. Die zijn allebei benieuwd of zo’n dropper écht sneller is. Dus zoekt Fiets het uit.
Een dropper post stelt je in staat het zadel te laten zakken. Hierdoor heb je meer vrijheid om je lichaamsgewicht te verplaatsen in steile afdelingen en bochten. Eerdere generaties dropper posts waren vooral in maten met grotere diameters te krijgen, waardoor het gebruik in een crossfiets uitgesloten was. Maar tegenwoordig is er een ruim aanbod zadelpennen van 27,2 millimeter, waarvan we er drie testen. Een kanttekening: je frame moet wel zo’n ronde zadelpen aankunnen, terwijl bijvoorbeeld de Trek Boone, Giant TCX of Cervélocrosser een afwijkende vorm hebben. Het testen van de zadelpennen doen we in twee fases: tijdens ‘normale’ trainingen op allerlei cross-specifieke terreinen, en op zelf uitgekozen afdalingen die wereldbekerparcoursen nabootsen. Deze gaan we getimed aanvallen.
Argaan verdwijnt
Om te weten waar het voordeel nu écht zit, liep ik afgelopen seizoen praktisch ieder Europees wereldbekerparcours af, met oren en ogen gespitst. Bij iedere ronde maakte ik een aantekening, en achteraf maakte ik met Puck Pieterse de balans op. Het blijken vooral de korte, extreem steile passages te zijn waar je renners met de buik op het zadel naar beneden ziet gaan. Passages waar zo’n zadel echt in de weg zit. Denk aan parcoursen als Namen. “Of de nieuwe schuine kant in Zonhoven”, vult Pieterse aan. Samen komen we al snel tot zo’n zes à zeven parcoursen van belangrijke crossen dit seizoen, waar de dropper post van pas zou kunnen komen. Ook de veldritten in Overijse, Gavere en Val die Sole vallen in deze groep, om er een paar te noemen.
Ook de bondscoach van het veldrijden, Gerben de Knegt, sluit aan bij ons onderzoekje. Lacherig en sceptisch in het begin: inmiddels is hij bijna tien jaar gestopt als renner, en daarmee eigenlijk ook een beetje van de oude stempel. Maar bij een eerste test verdwijnt de argwaan al snel.
Laat maar thuis
We proberen het uit met mechanische zadelpennen van Shimano en Crankbrothers. Ze hebben 70 en 100 millimeter verstelbaarheid, de bediening zit verstopt op het stuur ter hoogte van de remhendel. Dit gaat eigenlijk soepel en vrij natuurlijk. Maar: de elektrisch aangestuurde versie van SRAM met 75 millimeter is duidelijk eenvoudiger en sneller te bedienen. Het nadeel hiervan is dat je bij deze dropper post ook een SRAM-schakelgroep moet hebben. Omdat ik als mountainbiker niets anders doe dan mijn zadel continu te laten zakken, went het voor mij zeer snel. En al vlug kom ik erachter dat die dropper helemaal niet overal handig is.
Als crosser haal je namelijk ook een zekere mate van ondersteuning uit het leunen op of tegen het zadel in bochten en afdalingen. Waar je op de mountainbike de fiets schuin drukt, kan dat met de crossfiets met dunnere banden veel minder goed. Hier is gewoon niet genoeg grip op de banden voor beschikbaar. Zo zien we dan ook geen voordeel van een dropper post op vlakkere parcoursen. Wel kan een dropper kleinere renners en rensters helpen om eenvoudiger over balken te leren springen, suggereert De Knegt. Maar sta je aan de start in bijvoorbeeld Ruddervoorde of Dendermonde? Laat deze techniek dan maar thuis.
Door naar de parcoursen met hoogteverschil, schuine kanten en steile afzinken: daar is een dropper post absoluut de investering waard. Het is in mijn ogen een kwestie van tijd voordat iemand uit het conservatieve crossclubje de oversteek maakt naar de innovatieve kant. Dat ik dit zo stellig durf te zeggen, heeft te maken met de testmiddag op een vuilberg vol schuine kanten, terugdraaiende bochten en meer cross-specifiek parcoursgeweld. We stippelen meerdere wereldbekerwaardige afdalingen uit, variërend tussen de 20 en 30 seconden daaltijd, allemaal met 15 meter hoogteverschil. Deze afdalingen rijden we meerdere keren en klokken we door middel van chipmeting. Van drie afdalingen nemen we telkens de gemiddelde tijd. Zowel met als zonder dropper.
Omdat er ook een ‘leereffect’ ontstaat als je met droppers gaat rijden, meten we eerst de afdalingen mét dropper post en daarna pas zonder. Zo is de dropperpost niet nóg meer in het voordeel. Bij beide afdalingen die we vergelijken, zijn de runs zonder dropper post nooit (!) sneller dan de testen mét. Gemiddeld winnen we in een afdaling van 20 tot 30 seconden zo’n anderhalve tel. Mooi, maar daar zit niet de belangrijkste winst. Het comfort en vooral de veiligheidsmarge nemen namelijk enorm toe. Waar je steile, terugdraaiende bochten zonder dropper post maar op één manier kunt nemen, en in één en hetzelfde spoor, is er met de dropper post ineens ruimte voor meerdere lijnen. Dit voelt ook nog eens veel veiliger, waardoor we de afdalingen met veel hogere snelheid in durven te duiken.
Samengevat hoef je dus minder precies te zijn, waardoor de kans op fouten en valpartijen minder groot wordt. En dat lijkt nooit een slecht argument.
Conclusie
Heel kort door de bocht kunnen we opschrijven dat een dropper post sneller is. Maar een beetje nuance is wel nodig. Zo moet je echt aan het gebruik ervan en aan het snelle handelen gewend zijn. Dit zal voor iemand als Fem van Empel of Puck Pieterse, met hun mountainbikeachtergrond, veel eenvoudiger zijn dan voor een meer ‘pure crosser’ als Inge van der Heijden. Ook levert het dus enkel voordeel op bij specifieke technische passages: schuine kanten, steile knikjes en korte terugdraaiende bochten. Zoals in Hulst, om nog maar een parcours te noemen.
Het is wachten op de eerste renner in het terughoudende crosspeloton die het echt durft te proberen op een wedstrijdparcours. Daarna zullen er snel meerdere anderen volgen. Net zoals de overstap naar elektrisch schakelen en schijfremmen jaren duurde, en daarna ineens toch nog snel ging.