Het is 12 mei als ik een mailtje krijg; of ik zin heb om mee te doen aan de Maratona dles Dolomites. Ik laat het even op mij inwerken. Dolomites klinkt heftig, moet ik dat wel doen? Ik woon onder de rook van Rotterdam en heb al moeite om de Heinenoordtunnel te beklimmen, hoe overleef ik dan de Dolomieten? Daarnaast: ik heb amper twee maanden om mij voor te bereiden en heb last van twee vervelende, slepende blessures. Kortom: laten we het maar doen.
Eenmaal ‘ja’ gezegd kan ik niet meer terug. Dat is niet erg, want daardoor heb ik na een paar andere marathons (weliswaar een andere sport, het hardlopen) weer een doel voor ogen. Ik besluit om in mijn agenda te kijken voor een weekendje weg naar Limburg of de Ardennen. Áls je hoogtemeters wilt maken en niet van plan bent om ver te reizen, dan moet je daarheen. Maar helaas lukt het niet: druk, druk, druk. Net op het moment dat het wel lukte om een weekendje Limburg te boeken, moest ik van de fysio een paar weken rust houden om mijn blessures te laten herstellen. Over timing gesproken.
Vrijdag 1 juli. Het is tijd om de koffers te pakken en naar Schiphol te gaan. Toen een paar weken geleden aan mij werd gevraagd of ik van Schiphol wilde vertrekken, had ik iets te snel ‘ja’ geschreven. Goh, wat kreeg ik daar vrijdag spijt van. In totaal heb ik meer dan drie uur in de rij gestaan voor de douane. Er kwam echt geen einde aan de mensenmassa. Totale gekkenhuis, zo kun je de situatie het beste omschrijven. Geluk bij een ongeluk: mijn vlucht had 1,5 uur vertraging waardoor ik toch nog vijf minuten (!) op tijd was om in te stappen. Geen fijn begin van de reis, maar afijn: we hadden het gered.
Dat het nóg erger kon werd wel duidelijk toen ik in de rij stond. Charlotte, de vrouw die de persreis organiseerde, belde met de mededeling dat haar vlucht helemaal was gecanceld. Een nieuw ticket boeken had ook geen zin door de absurde prijzen. Zonder haar moesten we het dus in Italië uitzoeken. Ook Pedro, een Braziliaanse fietsjournalist, kampte met problemen. Hij kwam een halve dag later aan in het hotel en had die nacht ervoor ook al amper geslapen.
Maar gelukkig was Daniel er al wel. Hij – hoofdredacteur van de Zweedse versie van Bicycling – stond mij samen met de taxichauffeur op te wachten. Na een autoreis van drie uur en héél veel haarspeldbochten kwamen we rond 22.00 uur aan in Naturhotel Miraval in Alta Badia. Eenmaal uit het Mercedes-busje waren alle zorgen vergeten: wát een ongelooflijke plek. Het hotel had echt alles: uitzicht, comfort, luxe, prettige mensen en er hing een serene rust. Maar bovenal: ge-wel-dig eten. Om 22.00 uur maakte het hotelpersoneel een heerlijk vijfgangenmenu voor ons klaar. We hadden het ook wel verdiend na zo’n reis, vond ik zelf tenminste. Als tweede beloning stond er een Pinarello Dogma F12 in onze kamers te wachten. Veel beter kon ik mijn eerste nacht niet ingaan.
Drukke dag
De volgende ochtend stond het eerste ‘event’ op ons te wachten, want ja: zo’n persreis is ook gewoon werken. Klinkt leuk, is het vaak ook, maar de mensen willen er ook wat voor terug. De organisatie van de Maratona dles Dolomites wilde niet per se dat er meer mensen zich zouden inschrijven voor de marathon. Dat hoeft ook niet, want slechts een derde van de mensen die mee willen doen krijgen ook daadwerkelijk door middel van loting een startnummer. Een paar jaar geleden mochten er meer deelnemers meedoen, maar nu geldt: kwaliteit boven kwantiteit. Daarom was het doel van deze reis om vooral de regio te promoten. Normaal ben ik daar nogal wat huiverig voor, voor al die perspraatjes en het in de watten leggen, maar in deze regio is het ook echt niet nodig om het mooier te maken dan het is. Je ziet wat je krijgt, en wat je krijgt ziet er fantastisch uit.
Om 8.30 uur verzamelden we in Hotel La Perla, een paar kilometer van ons hotel verwijderd in start- en finishdorp Corvara. Mij viel direct een bijzonder geklede man op. Rood jasje met een zonnebloem als korset, rode broek, een landingsbaan op zijn hoofd en klein brilletje. Het bleek niet alleen de eigenaar van het hotel te zijn, maar ook de organisator van de Dolomietenmarathon. Hij had het er maar druk mee; iedereen wilde wat van hem. Terwijl ik rustig zat te genieten van het ontbijt, keek ik er van een afstandje naar.
Na het ontbijt stapten we op de fiets. Met een heuse gids gingen we met een paar Engelse journalisten op pad om de omgeving te verkennen. Het plan was een rustig rondje van 30 kilometer, maar voor mij hield het na 500 meter al op. Mijn peperdure Pinarello – van tevoren nog gecheckt en wel – kende batterijproblemen. Schakelen ging niet, en dat is in de Dolomieten wel fijn. Gelukkig werd er al snel een andere Pinarello voor mij geregeld – wat een service – en kon ik samen met een luxe privégids alsnog een rondje maken. Ik raakte met de Brit aan de praat en zag aan het sturen en zijn houding dat het hem allemaal makkelijk af ging. Na een tijdje (‘wat doe je eigenlijk voor werk?’) kwam de aap uit de mouw: Oliver Beckingsale had drie keer als mountainbiker meegedaan aan de Olympische Spelen. Ach, je kunt natuurlijk niet alles in het leven weten.
Gelukkig was ik een paar uur later wel alert toen ik Miguel Indurain tegen het lijf liep. De vijfvoudig Tourwinnaar en tweevoudig winnaar van de Giro d’Italia was een van de vele bekende (oud-)renners aan het vertrek van de Maratona en was als ‘special guest’ uitgenodigd voor de persconferentie. Na een prachtige lunch op de flanken van de Passo Campolongo (de eerste klim van de Maratona) en het ophalen van de startnummers zocht ik achterin de zaal een plekje op om de show te aanschouwen. Want een show was het: de RAI was er om beelden te schieten, een heuse zangeres zong twee ‘moppies’ en tussendoor werd alles uit de kast gehaald om de Maratona met bombarie aan te kondigen. Het was een leuk schouwspel met ook nog waardevolle informatie. Zo leerde ik dat 8,3 procent van de deelnemers uit Nederland komt, toch goed voor zo’n 700 tot 800 mensen. De verhouding deelnemers uit Italië en het buitenland is 50-50. Ik leerde ook dat Indurain voor de 106 kilometer zou gaan en dat ook Paolo Bettini en Davide Cassani aan de startlijn zouden verschijnen. Tot slot kwam de Italiaanse versie van Marco Verhoef nog langs om ons te wijzen op de weersvoorspelling. In het begin van de week werd nog regen voorspeld, nu zou het droog blijven met een minimale temperatuur van 10 graden. Pik je toch mooi even mee.
Na een drukke dag keerden we terug in het hotel om te dineren. Bernadette, de eigenaresse van het hotel en altijd in de weer, komt naar ons toe. “Zijn jullie klaar voor de tocht?” vraagt ze. Ervaringsdeskundige Daniel knikt vol zelfvertrouwen, Pedro knikt met een lichte twijfeling en ik zeg dat ik maar hoop op het beste. Bernadette buigt voorover en wijst naar buiten. “Dit is altijd zo prachtig. Morgenochtend – jullie zitten dan waarschijnlijk ook al op de fiets – kun je van alle kanten fietsers zien rijden. Overal komen ze dan vandaan en fietsen ze naar de start, dat is echt…”, zegt ze, wijzend naar haar armen vol kippenvel. “Voor één dag is de weg niet van de automobilisten en motorrijders, maar van de fietsers.”
De Maratona betekent hier écht veel, heb ik in de eerste 24 uur al geleerd. Mensen doen niet zomaar mee, maar zien het als hét evenement van het jaar. Ook de reisgids van eerder op de dag sprak met alle respect over het evenement. Hij doet niet mee, vertelde hij, want hij wilde niet in de plaats van iemand rijden die wel goed had getraind. Gewoon voor de lol meedoen en genieten van de omgeving was niet de spirit, liet hij mij weten. Plots voelde ik me een beetje bezwaard. Voor mij draait dit tripje juist om genieten. Maar goed: hij woont hier en kan hier dagelijks fietsen, ik kom hier misschien wel nooit meer.
Rond 22.00 uur zoek ik mijn bed op. Alles is ingepakt, de kleren liggen klaar, de startnummers opgespeld en de sticker met alle beklimmingen is op de bovenbuis geplakt. Over minder dan zeven uur gaat al mijn wekker voor het ontbijt. Spanning heb ik niet. Natuurlijk zie ik er een beetje tegenop om zonder geweldige voorbereiding straks al die hoogtemeters weg te tikken, maar het uiterste van mezelf hoef ik morgen niet te vragen. Dat is een fijne wetenschap.
4.45 uur
Ik stap uit bed, stap de douche in en ga naar de eetzaal. Daar zitten al andere fietsers klaar om te bunkeren. Voor zo’n tocht is goed ontbijten natuurlijk hartstikke belangrijk, maar om 5.00 uur al van alles achter de kiezen schuiven is niet mijn ding. Ik eet wat ik kan en stap even naar buiten. Het voelt frisjes, maar goed genoeg om straks zonder jasje te starten.
Mijn Pinarello Dogma F12 is er helemaal klaar voor. Gisteren kon ik al een beetje voelen hoe die reed, vandaag is de echte test. Met een 39-28 en nieuwe lichte wielen van Fulcrum (Speed 25s) moet het aan het materiaal niet liggen. Ik stap op de fiets en rijd twee kilometer naar de startplek toe. Daar is het al een drukte van jewelste. Met mijn rode startnummer mag ik voorin plaatsnemen en rijd ik over het fietspad langs de mensenmassa naar de voorste startrij toe. Ook dat voelt raar: hier hoor ik eigenlijk niet te staan. Maar mooi meegenomen is het natuurlijk wel; je start niet in het gedrang.
Om mij heen hoor en zie ik de helikopters van de RAI. De Italiaanse zender was er gisteren ook al bij en doet vandaag integraal liveverslag op RAI2. Het thuisfront kan zo mooi het evenement volgen en een klein beetje van de sfeer meekrijgen hier in de Dolomieten. Om 05.55 uur sta ik al in het startvak, ruim een half uur voor de daadwerkelijke ‘partenza’. Nog steeds geen zenuwen, wel veel zin om lekker te fietsen. Om mij heen zie ik gespannen koppies. Voor mijn gevoel ben ik de enige met een lage hartslag en ook de enige zonder wedstrijdambities. Vooraf heb ik mezelf als doel gesteld om de 106 kilometer te rijden, de middellange afstand. Het voordeel van dit evenement is dat je tijdens de koers kunt kiezen welke afstand je wilt rijden. Na één grote ronde passeer je namelijk al de finish en kun je er dus al na 55 kilometer een punt achter zetten. Ietsje later voor de Passo Giau kun je er ook voor kiezen om de tien kilometer lange klim te skippen en direct de Passo Valparola op te rijden. Scheelt zo’n 32 kilometer en 1000 hoogtemeters.
Partenza!
Er wordt afgeteld. Voor ik het weet passeer ik de startstreep (*piep*) en worden ook de andere startvakken ‘losgelaten’. De ene na de andere renner schiet mij links voorbij, richting de voet van de eerste klim. Het is koers. Ik rijd de eerste vier kilometer rustig door Corvara naar de Campolongo, de eerste hindernis van de dag (5,8 kilometer à 6,1 procent gemiddeld). Met de opdracht om ruim onder mijn omslagpunt te blijven, kom ik boven en begint de eerste afdaling naar Arabba richting de voet van de Passo Pordoi (9,2 km à 6,9 procent). Het dalen voelt in het begin wat onwennig; waarschijnlijk een combinatie van het niet gewend zijn om in de bergen te rijden en het rijden op een andere fiets. Na drie afdalingen was dat gevoel wel weg en durfde ik me meer te geven op het autoluwe parcours.
De Passo Pordoi is de tweede klim van de dag en echt een prachtig ding. Hij is lang, maar kent in stijgingspercentages geen enorme uitschieters. Ik geniet en kijk om mij heen. Aan de hand van de vlaggetjes op de startnummers kun je goed zien waar alle deelnemers vandaan komen. Ik zie mensen uit Oekraïne, Brazilië, maar ook heel veel Duitsers, Belgen en Nederlanders. Na het bereiken van de top van de Passo Pordoi gaat het in dalende lijn naar de derde klim van de dag, maar voordat we daaraan beginnen is het tijd voor een eerste stop. Waar alle wedstrijdrijders en renners met ambitie hard doorrijden of hooguit stoppen om een banaantje mee te pikken, neem ik alle tijd voor een plaspauze, mijn bidons te vullen met Enervit-sportdrank en wat te eten. Nadeel: er liggen geen gelletjes of repen om mee te grijpen. Ik geniet van de chaos. Schreeuwde Italianen die erlangs willen en met typische handgebaren dat duidelijk maken aan andere renners, het is een hoop gedoe om niks.
Mur di Giat. Steile pukkel. Prachtig uitzicht, toch? Op de top van de Gardena.
De stop is als we al een kilometer hebben geklommen, dus gaat het na de pauze direct in stijgende lijn omhoog. De benen voelen nog prima en ook deze Passo Sella gaat me prima af. Met een lengte van 5,5 kilometer is-ie niet zo lang als de vorige beklimmingen, maar met 7,9 procent is het wel een steil ding. Gelukkig is het uitzicht prachtig en is het ook op de top genieten van al het moois. Ik besluit gewoon door te rijden, op naar start- en finishplek Corvara. Althans… dat dacht ik. Ik had even niet goed gekeken naar het routeparcours en kwam er bij het oplopende stukje dus pas achter dat we ook nog de Passo Gardena moesten bedwingen. Gelukkig is de Gardena met 5,8 kilometer en 4,3 procent gemiddeld niet zó zwaar. In de afdaling naar Gardena werden de deelnemers maar weer herinnerd aan het feit dat wielrennen soms een gevaarlijke sport is. In een ‘lopende’ bocht lagen drie renners achter de vangrail, met meerdere ambulances en zelfs een traumahelikopter erbij. Expres heb ik niet gekeken naar het zwaargewonde slachtoffer, zoiets gaat toch in je hoofd zitten als je al met de bibbers in je lijf daalt. Hopelijk valt de schade mee.
Na de Passo Gardena is het wél tijd om richting Corvara te dalen. Daar, na 55 kilometer, passeren we de finish. Deelnemers die het wel mooi vinden mogen linksaf slaan, de rest rijdt rechtdoor om de 106 of 138 te volbrengen. Ik rijd door en begin dus even later aan de tweede passage van de Campolongo. Het is een prachtige klim die niet al te zwaar is, dat maakt het prettig. Daarnaast beschik je al over de parcourskennis van een paar uur eerder, dus weet je ook wat je te wachten staat. Dat scheelt heel erg. Na de Campolongo neem ik pauze op de verzorgingsplek. Er liggen allemaal lekkere broodjes en stukjes apfelstrüdel op de deelnemers te wachten en ik kan dat natuurlijk niet laten liggen. Het voelt soms een beetje als een borrelrit, maar ach: ik geniet met volle teugen en zie tenminste niet alleen de bovenkant van mijn stuur.
Na de Campolongo slaan we niet rechtsaf de Pordoi op, maar rijden we naar links richting Pieve di Livinallongo. Opnieuw breekt mijn gebrekkige parcourskennis mij even op. Na een lange afdaling loopt de weg plots omhoog en denk ik dat we aan een tussenstukje beginnen met wat korte, steile hellinkjes, maar in werkelijkheid blijkt dit dus de laatste lange klim te zijn. Plots doemt er een bordje op: 138 rechtsaf, 106 linksaf. Ik voel me nog hartstikke prima en heb nog niet in het rood gereden, maar voor mij stond al ruim van tevoren vast dat ik de 106 zou doen. Liever genieten en nog een beetje fris de finish passeren, dan helemaal naar de kloten gaan in een vreemd land. Ik ken mezelf: als ik diep ga, heb je niet veel aan me en lig ik dagenlang op bed zielig te zijn. Ik ga voor safe en rijd zonder het te weten al de Passo Valparola op. Ook de fysio zou dit een beter plan vinden, gok ik.
Maar pas op: makkelijk is de klim niet. Met een lengte van zo’n twaalf kilometer en stijgingspercentage van meer dan 6 procent is het echt een rotding. Er komt gewoon geen einde aan. Ik denk tijdens de klim terug aan de woorden van een Italiaanse journalist, de avond voor de marathon. Ik vroeg hem naar de zwaarste klim. Toen we het over de Valparola hadden, zei hij dat het begin zwaar is, maar daarna een ‘loper’ wordt. Met dat in gedachten tel ik de kilometers af.
Nog 5 te klimmen, gelukkig zwakt-ie zo af.
Nog 3 te klimmen, het zal zo wel minder worden.
Nog 2 te klimmen, zwakt-ie nog wel af?
Nog 1 te klimmen. Pauzestop. Vlak voor de top staan de tenten van Enervit weer klaar. Aan de rechterkant van de weg passeren de 138 kilometer-deelnemers die de top van de Valparolo vanaf de andere kant zijn opgefietst. Zij, de toppers, stoppen niet en hebben misschien wel de ‘uitloper’ gepakt. Ik besluit weer wat te eten en van het prachtige uitzicht te genieten. Na een babbeltje met een landgenoot pakken we weer de fiets om nog even één kilometer te klimmen. Makkelijk gaat het allemaal allang niet meer. Gemiddeld 6 procent voelt inmiddels als 10 procent aan. Maar het einde is in zicht: na het bereiken van de top volgt alleen nog een afdaling en een steile pukkel, dan zit de tocht erop.
Ik daal en merk dat ik er nu, na meer dan 5 uur, pas plezier in begin te krijgen. Het verkrampte is er wel af en de finish is in zicht. Ik voel alles, maar ben nog niet écht diep gegaan. Gelukkig maar, dat was ook het plan. Met de heerlijke rijdende Pinarello (heerlijk stabiel in de bochten) passeer ik de boog van de laatste 10 kilometer en spaar ik mijn benen voor de laatste hindernis, de Mur di Giat. Op videobeelden had ik al gezien dat het een rotding is, en als je eraan begint dan zie je de weg gewoon recht voor je neus omhoog lopen. Ik kijk voor me uit en zie mensen wandelen. Er liggen zelfs platen voor meer grip, in het geval dat er gewandeld moet worden. Dat gaat mij niet gebeuren, dacht ik nog, en voordat ik het weet passeer ik de ene na de andere zwalkende fietser. Mijn voorwiel springt een paar keer net als mijn hartslag omhoog en ik luister naar de aanmoedigingen van het publiek. Het geluid van de koeienbellen is heerlijk, typerend voor deze regio. Als ik een toeschouwer was, had ik hier ook gestaan. Mensen na 102 of 134 kilometer nog zo’n pukkel op zien rijden: veel leuker wordt het niet. Jammer genoeg voor hen – en gelukkig voor mij – kom ik zonder kleerscheuren boven. Oeff, dat zit er ook weer op.
Na de Muur van de Kat gaat het vals plat naar de finish. Ik rijd onder het vod van de laatste kilometer Corvara binnen en sla op de rotonde rechtsaf. Nog één bocht naar links en er komt een einde aan dit fantastische avontuur. Veel mensen zie ik juichend de finishstreep passeren, alsof ze zojuist een etappe in de Tour hebben gewonnen. Het gaat de ene renner duidelijk beter af dan de ander, met wiebelend stuur en trillende armen als erkenningspunt. Ik fiets na 106 kilometer een 3200 hoogtemeters gewoon over de streep, lever mijn stuurbordje met chip in en neem mijn ‘groene’ medaille (natuurlijke materialen) in ontvangst. Ik facetime gelijk met het thuisfront en voel me trots. Natuurlijk is dit niet de hele afstand en natuurlijk heb ik geen wereldtijd neergezet, maar ik heb écht genoten van alles. Misschien wel voor het eerst in mijn sportleven ben ik zo een wedstrijd ingegaan, en het is goed bevallen.
In de tent eet ik een bord pasta en passeert voor onze neus de ene na de andere finisher van de hele afstand. Pedro zou de 55 kilometer rijden en heel misschien de 106 kilometer fietsen als het goed zou gaan, maar schijnbaar voelde hij zich toch wel oké na een recente coronabesmetting. ‘Ik ga voor de 138, wens me sterkte’, stuurt hij. Wachten op hem zien we niet zitten in de brandende zon; dan zouden we nog twee uur daar moeten staan in onze met zout besmeurde kleren. We keren huiswaarts en ik plof na de Pinarello te hebben ingeleverd schoon en fris op bed. Moe maar voldaan, zeggen ze dan.
’s Middags lig ik op bed van het uitzicht te genieten en zie ik hoe Dylan Groenewegen naar etappewinst sprint in de Tour de France. Even later is het tijd voor het afsluitende diner en proosten we op een onvergetelijke trip. Het hotelpersoneel vindt het oprecht leuk dat we er zijn en geeft ons een rondje van de zaak. In het begin dacht ik nog dat ze zoiets zouden doen om ons in te palmen, maar na een paar dagen besef ik dat ze in deze regio zo niet in elkaar steken. Het zijn allemaal oprechte, lieve mensen die écht geïnteresseerd in je zijn. Terwijl ik de zon onder zie gaan en mijn boarding pass krijg opgestuurd, spreek ik met mezelf af dat dit niet de laatste keer was in de regio Alta Badia. Wie je ook spreekt: iedereen heeft genoten. De afgelopen dagen heb ik echt niemand gesproken die ontevreden was. Terwijl ik dit schrijf, denk ik terug aan het doel van de perstrip. De Maratona dles Dolomites is er om het zomervakantieseizoen in te luiden. In de winter is het hier al enorm druk met toeristen en kun je er geweldig wintersporten, maar de zomer hing er maar een beetje bij. Met de Maratona dles hopen ze ook dat het in de zomer drukker wordt.
Veel regio’s moeten hun best doen om zichzelf te verkopen, maar in Alta Badia is dat niet nodig. Een prachtige omgeving, heerlijk eten en een geweldig fietsevenement. Heel veel beter gaat het als wielrenner écht niet worden. Het was oprecht een weekend om nooit te vergeten.