Echte langeafstandsfietsers lachen erom, maar als je nog nooit 300 kilometer hebt gefietst is dat best een drempel. Hoe pak je zoiets eigenlijk aan? En wat doet het fysiek en mentaal met je?

Ik ben nooit zo’n fan geweest van het totaal afgepeigerd afstappen na een fietsrit, daar zie ik de lol gewoon niet zo van in. Maar ik moet toegeven, ultrarijders intrigeren me wel. Toen we het in onze podcast hadden over wat onze langste ritten waren, floepte ik eruit dat ik nooit verder was gekomen dan 260 kilometer op een dag, en toch weleens de 300 kilometer wilde aantikken. Herman, onze podcasthost, liet me beloven dat dit in 2024 zou gaan gebeuren. Wat je belooft moet je nakomen, en zo stond ik eind juni klaar voor een rondje Overijssel. Op papier 303 kilometer, om een beetje marge te hebben.

Rustaagh!

Om er een leuk doel van te maken teken ik een route langs de provinciegrenzen van Overijssel, met start en finish in Hanzestad Kampen. Ik vind fietsmaat Ronald zo gek om met me mee te gaan, ook voor hem is het nieuw om eens 300 kilometer in het afstandsvakje op zijn fietscomputer te gaan zien. Vooraf spreken we af dat ons motto ‘Rustaagh!’ gaat zijn. Geen gejaag en vanaf kilometer 1 voorzichtig omgaan met de energievoorraad.

Vooraf hadden we beiden wel wat bedenkingen bij deze tocht. Zouden we dit wel leuk vinden, of erger nog, zouden we het wel halen? Hoeveel eten moet je eigenlijk meeslepen? En wat doe je met kleding? Hoeveel reservespul neem je mee? Uiteindelijk is het allemaal niet zo moeilijk. Omdat het een toeristische rit wordt, hoeven we ons niet druk te maken om voeding. Appeltaart is altijd wel te vinden onderweg en op een stevige lunch kun je ook weer een paar uur vooruit.

In de vroege ochtend rijden we eerst met de auto naar Kampen en starten onze tocht om 7.30 uur. Met twee grote bidons, een paar reservebandjes in de zak en een perfecte weersverwachting in het vooruitzicht maken we onze eerste kilometers langs de IJssel. We rijden ons rondje Overijssel tegen de klok in en het eerste uur geeft de wind ons, schuin van achteren, een lekker duwtje in de rug. Op zich fijn, maar we beseffen wel degelijk dat dit betekent dat we die op het eind juist tegen gaan krijgen.

De route leidt ons via Zalk en Hattem richting Zwolle, zichtbaar aan de overkant van de rivier. Pas bij Deventer steken we de IJssel over, omringd door volle uiterwaarden en met een dosis geluk. Want een fietspad op de route is volgens een bord onbegaanbaar vanwege hoog water, maar het blijkt net op tijd drooggevallen. We slaken een zucht van verlichting, want op omrijden zitten we vandaag niet echt te wachten.

Berg slagroom

Vanuit Deventer gaat het oostwaarts, richting de Duitse grens. Zo vliegt de eerste 90 kilometer voorbij en beginnen we bij Erve Brooks aan een poging een punt appeltaart uit te graven die bedolven is onder een berg slagroom. Dat woord ‘Erve’ kom je in Twente veel tegen, gevolgd door de naam van de boerderij. Vaak prachtig onderhouden monumentale panden, omringd door groene weilanden vol schapen, koeien en ooievaars. Genoeg te genieten van het natuurschoon hier, geen stoplichten en prima wegdek. Tot zover lijkt die 300 kilometer vandaag prima haalbaar.

Als de taart op is, gaan we in gestrekte draf verder. De wind komt ondertussen vanaf de andere schuine achterkant en ik voel voor het eerst dat ik al wat kilometers in de benen heb. ‘We zijn nog niet eens op de helft’, schiet er door mijn hoofd. Ik zie dat Ronald wat met zijn arm begint te zwaaien, meestal het teken dat zijn schouder wat vervelend begint aan te voelen. We kletsten in het begin heel wat af, maar na een kleine vijf uur op de fiets vallen er nu toch ook wat stiltes. En ik begin mijn zitbotjes te voelen. Het zadel op mijn testfiets had ik misschien beter kunnen vervangen door mijn favoriete model…

Kwestie van perspectief

Bij Glanerbrug rijden we langs een Syrisch-Orthodox klooster. Het ontlokt Ronald de uitroep: “Zijn we hier in het Midden-Oosten?” Nou, als je naar de locatie op de kaart van Nederland kijkt, klopt dat best eigenlijk. We hebben beiden al vaak zat de 200 kilometer aangetikt, maar 300 blijkt toch andere koek. Lichamelijk gaat het zoals verwacht. Na dik 150 kilometer is het helemaal niet gek dat je wat pijntjes krijgt en langzaam de vermoeidheid erin begint te sluipen.

Het is vooral de mentale component die nieuw is. Bij dit soort tochten verschuift je perspectief. Waar ik normaal een rit van 100 kilometer best een serieuze afstand vind, bedenk ik me nu dat ik er pas 33 procent van de afstand op heb zitten. En zo ga ik gedurende de dag steeds vaker van alles ophakken in behapbare brokjes. Nog een uurtje tot de lunch ruim na het middaguur, nog 15 kilometer tot aan Denekamp, en door. Dat helpt goed, want als je je alleen maar focust op het hele eind dat je nog moet, zou de moed je in de schoenen kunnen zinken.

Waar we allebei mentaal even een opkikker van krijgen is het moment dat we terechtkomen in een optocht van retrobrommers. Tussen de blauwe walmen door, omringd door knetterende Zündapps, lijkt het even koers. Lekker een gaatje dichtrijden met 40 per uur, stukje tegenwind in het wiel van een opa met een leren jas met Puch-logo. Het is even spelen en psychisch bijtanken. Toch zijn we ook blij als de groep lawaaimakers rechtdoor gaat waar wij rechtsaf moeten. Stilte en snel weer terug naar ons motto: ‘Rustaagh!’

Een volgend hoogtepunt is het moment dat Ronald over zijn vorige record heengaat. Het eind komt in zicht, nog maar 75 kilometer. Over perspectiefverschuiving gesproken. Als je op een verjaardag aan niet-fietsers vertelt dat je 75 kilometer fietsen maar een klein stukje vindt, verklaren ze je voor gek.

Wij willen zout!

Naast de mentale uitdaging is ook het blijven eten niet altijd makkelijk. Na de zoveelste suikerbom hebben we beiden erg veel behoefte aan iets hartigs. We rijden ondertussen al een uur of twee tegen de wind in en het industrieterrein van Dedemsvaart is niet heel inspirerend. We hebben zin in een soepje, zijn klaar met alle zoetigheid, maar we zijn net in een stuk niemandsland terechtgekomen. Geen terras te bekennen en de route stuurt ons met een boogje om Meppel heen richting de Weerribben. Even doorbijten dan maar.

Bij Meppel is het mijn beurt om mijn vorige afstandsrecord voorbij te gaan. Nog maar anderhalf uur te gaan tot de finish. We rijden nu langs de Schutsloterwijde. Wat is Nederland toch mooi, zeker nu de zon langzaam richting de horizon zakt. Het licht is schitterend en de benen doen het nog steeds goed. Zwartsluis zijn we zo doorheen en nu is het nog maar een uurtje. Maar hé, wat zien we daar? Een American Steakhouse! Precies langs de route, dat moet een signaal zijn. De soep roept. Ik bestel er een kleine portie spareribs bij.

Ondertussen is het beste er al een poosje af en ons zitvlak doen we er ook geen plezier meer mee door opnieuw op te stappen. Maar het moet, we zijn er nog niet helemaal. Het laatste stuk terug naar Kampen bestaat uit kleine stroken wind tegen, met steeds tien seconden rust als we een stukje opschuiven naar de volgende polderweg. 3,4 kilometer wind tegen en dan linksaf. Wind tegen, 1,9 kilometer en weer naar links. Zo tellen we de laatste meters af. Het moment dat de fietscomputer over de 300 gaat wordt vastgelegd voor het nageslacht. Uiteindelijk draaien we na 307 kilometer om 21.15 uur de parkeerplaats weer op. Het is gelukt, high five!

Aanslag op je lijf

Hoewel het qua vermoeidheid prima ging, merken we toch wel dat dit een behoorlijke aanslag op je gestel is. Je kont heeft te lijden, je voelt irritaties aan je voeten die je niet voelt na een rit van 100 kilometer. Je nek, schouders, polsen en handen gaan zeer doen. Je krijgt last van je maag of darmen. Ik jaag er ruim 8000 calorieën doorheen. Allemaal logisch waarschijnlijk, maar als je dit voor het eerst doet is het toch een bijzondere gewaarwording.

We zaten tien uur en veertig minuten op de fiets. Dat heb ik wel vaker gedaan, maar dan op ander terrein en met langere pauzes. Het lijkt alsof het rustig aan doen en bijna nooit van houding veranderen extra belastend is voor je lijf. Als je tussendoor wat vaker moet gaan staan voor een klim, of geregeld uit het zadel moet omdat je offroad rijdt, dan is dat minder pittig.

Toevallig rijdt Herman een dag later ook 300 kilometer, maar dan tijdens de Flatlands 300 graveltocht. Daarbij heb je wel het voordeel van het rijden in een groep, maar het is tegelijkertijd veel zwaarder doordat de intensiteit hoger ligt en het terrein soms veel van je vraagt. Hij komt dan ook helemaal gesloopt over de finish.

Toch zijn we het er alle drie over eens dat dit best leuk is om één keer per jaar te doen. Maar dat mensen die dit met enige regelmaat doen, en dan vaak nog veel langere afstanden, toch wel uit bijzonder hout gesneden zijn. Al met al kan ik iedereen aanraden het gewoon eens te proberen. Het is leuk om te testen of je het aankunt, zowel fysiek als mentaal.

Zin gekregen om de route ook te rijden? Kijk dan hier voor de gps-file.