@DC: De 'weddenschap' ging om het aantal km's per training. Wel scherp blijven!
@mister_arby: Stukje spierfysiologie voor de liefhebber: Een mens heeft snelle en langzame vezels. De verhouding hiertussen ligt vast bij de geboorte. Een duursporter heeft vooral langzame vezels (type I) nodig. Deze zijn weliswaar niet explosief, maar worden ook niet gauw 'moe'.
Een sprinter wil vooral snelle vezels (type II). Snelle vezels worden weliswaar vlug moe, maar zijn wel explosief.
Omzetten van type I naar II of omgekeerd is onmogelijk.
MAAR: Van de type II vezels is nog een onderverdeling te maken tussen de hele snelle (type IIb) en een soort die eigenschappen heeft van langzame vezels (type IIa).
Het default vezeltype is IIb. Door training is IIb om te zetten in IIa. IIa omzetten in IIb kan eigenlijk alleen door niets te doen (mensen met verlammingen hebben in verlamde spieren bijvoorbeeld relatief heel veel type IIb spieren).
Zie hier het probleem van de pure sprinter: Hij wil zijn IIb vezels sterker maken. Maar hij wil absoluut niet zijn IIb omzetten in IIa. De oplossing: heel explosief trainen, met heel korte duur, en tussen sets in heel erg veel rust. Trainingen duren dus weliswaar lang, maar hebben niet veel omvang.
Mijn inschatting:
Baansprinter (Theo Bos): veel type IIb
Wegsprinter (Cavendish): type IIa, maar relatief meer type I dan de baansprinter
Klassementsrijder (Gesink
): type I. Zijn ook de mensen met de hoogste VO2max