1. bepaal de hoek waarin je wil zitten. De Zwarten (Peter Van Petegem) deed dat ook zo. Dat was zo ongeveer de belangrijkste maat (bij veel profs). Waarom? Als je 20.000km per jaar rijdt, zijn je quadriceps en je bekkenhoek zodanig afgericht op een bepaalde beweging, dat iedere andere hoek (zadel hoger, lager, verder, dichter) een grote impact heeft. Dus ga op zoek naar een goed zadel, zet het recht, zet het hoog genoeg maar niet te hoog, zet het naar achter maar niet te ver naar achter. Kijk hierbij nog absoluut niet naar de hoogte/reikwijdte van het stuur. Gewoon de voeten op de pedalen en het zitvlak op het zadel. Zit dat goed, kan je mooi soepel en krachtig 100 toeren per minuut doen, kan je zonder handen rijden zonder je het gevoel hebt naar voor of achter te schuiven, dan ZIT je goed.
2. De volgende stap is de hoogte van het stuur. Begin niet te laag. Lager gaan kan in de loop van je wielercarriere nog altijd, hoger gaan zal bijna moeten, gezien je met de leeftijd strammer wordt (dus door stretchen kan je effectief lager zitten en pijnvrij rijden, maar het is daarom nog niet effectiever voor de voortbeweging).
3. De laatste stap is de lengte van de stuurpen. Zorg dat je mooi gestrekt, maar niet overstrekt zit (geen gestrekte armen bovenop het stuur, bijna gestrekt onderin de beugel). Als stap 1 helemaal goed zit, is stap 2 en 3 niet zo moeilijk. Je kan immers al comfortabel trappen ongeacht de stuurpositie.
vwala. Doe er je voordeel (of nadeel) mee
![Wink ;-)](./images/smilies/icon_e_wink.gif)