De Ötztaler, de ORM, al jaren nummer één op mijn cycloverlanglijstje, maar om uiteenlopende redenen kwam het er nooit van. 2014 is het eindelijk zover en zo kan het gebeuren dat ik samen met fietsmaat J om 6:30 in Sölden aan de start sta. Behoorlijk achteraan, want we hebben geen zin om al zo vroeg buiten te staan om daar wellicht klappertandend te wachten op het startschot. Eigenlijk valt de temperatuur mee, ondanks het waarschuwings-sms’je dat de organisatie nog heeft gestuurd met de boodschap om toch zoveel mogelijk warme kleding aan te doen. Zelf ben ik voorzien van kniestukken, een windstopper en armstukken. Het regenjack en de winterhandschoenen heb ik opgeborgen in mijn zakken. De strategie hebben we vooraf goed doorgenomen. Sparen is het devies. Hooguit D2 in de klim van de Kühtai. Op de Brenner in een groepje gaan zitten en het kopwerk aan anderen overlaten. De Jaufen ook maximaal D2. De afdalingen moeten voluit, want daar liggen mogelijkheden met het autovrije parcours. En dit alles met als doel de krachten te sparen voor de spetterende demarrage op de Timmelsjoch
Nee hoor, we beseffen als geen ander dat deze pas een meer dan taaie kluif gaat worden. In ieder geval zien we een cyclo als een totaalpakket daar waar anderen zich enkel richten op het klimmen.
Om 6:56 rollen we, ietwat verontrust over de komende weersvoorspellingen, over de startlijn en gelijk daarna begint de heerlijke afdaling door het dal richting Oetz. De snelheid loopt lekker op naar ruim 47 gemiddeld en na 37 minuten is de voet van de Kühtai bereikt. Deze gaat vanuit Oetz direct recht omhoog met percentages boven de 10%. “Rustig aan, niet forceren” denk ik bij mezelf. J zit iets voor me en samen rijden we de zware en onregelmatige Kühtai op. Sparen is hier lastig, maar het lukt toch. Totdat na Ochsengarten het steilste stuk begint. “Oef, dat is echt steil en het gaat maar door. Hopelijk heb ik me niet geforceerd.” Na iets meer dan twee uur komen we getweeën en nog heel veel anderen bij de verzorgingspost aan. Hier prop ik wat koek naar binnen, vul snel de bidonnetjes en na een sanitaire stop ga ik weer op pad. Van mijn strijdmakker geen teken van leven en ik heb geen idee of hij voor of achter me zit. Nou ja, geen tijd om na te denken, want het heilige doel is een tijd onder de tien uur en ik heb hier al een dikke minuut voorsprong op mijn schema. Gelukkig is het nog droog, want de afdaling van de Kühtai is beroemd, volgens de overlevering worden hier snelheden gereden die vrijwel nergens haalbaar zijn. En aangezien ik mezelf als een redelijk goede afdaler beschouw verheug ik me erop. Er blijkt niks van gelogen, zelden heb ik een snellere afdaling meegemaakt dan hier. Ik rij nauwelijks onder de 50 en op het Strava segment met de veelzeggende naam ‘Kühtai speed trap’ blijft de teller steken op 94,7 omdat ik moet remmen voor een voorganger. Later hoor ik van andere deelnemers dat ze de 100 hier ruimschoots hebben overschreden. Maar goed, in een vloek en een zucht ben ik in het dal en nu begint het enige vlakke stuk van de cyclo richting Innsbruck. Hier kruip ik snel in een groepje en laat het kopwerk aan de liefhebbers over. Het tempo zit er goed in en al gauw slaan we rechtsaf richting de lange klim van de Brennerpas.
De Brennerpas, vooraf had ik het idee dat deelnemers die zich niet weten te beheersen zich hier compleet kapot kunnen rijden. Kortom, er ontstaat alweer een groepje en ik hou me aan mijn plan. Dit betekent rustig meepeddelen en ondertussen lekker de bordjes van andere deelnemers leegeten. 39 km lang rij ik rond plek 10 in de buik van ons pelotonnetje dat aan het eind aanzwelt tot zo’n honderd man. De hartslag zakt lekker tot in D1, D2-laag en het is eigenlijk een slaapverwekkende vertoning. Hoewel, ik geniet van de mooie omgeving, de leuke stadjes. Hier is het publiek in grote getale uitgelopen, applaudisseert enthousiast en roept onophoudelijk “hop hop hop”. Ondertussen heb ik alle tijd mijn medefietsers in mij op te nemen, veel Duitsers en Oostenrijkers, wat Belgen en een enkele Pool. Maar na een kort steil stukje staan we in minder dan anderhalf uur met zijn allen bij de bevoorrading. Een minuutje of vier lig ik nu voor op schema. Het is broos, maar nog steeds is tien uur haalbaar. Wederom stop ik kort en ga gelijk verder. De afdaling van de Brenner is weinigzeggend, ik kan me er nauwelijks iets van herinneren behalve dan dat ik alweer snel in Sterzing ben waar de Jaufenpass begint.
De Jaufenpass, qua profiel een lange versie van de Telegraph. Niet te steil en erg regelmatig, dat ligt me wel. Deze klim gaat duidelijk maken of ik nog wat te zoeken heb hier. Het is nog steeds droog en al vanaf de voet zoek ik de 34*29 op om lekker rustig de 15 kilometer lange klim aan te vallen. Gedurende de klim komt zowaar een spaarzaam zonnetje door. Om me heen zie ik steeds meer kaarsjes uitdoven van medefietsers, renners die op de Brenner nog lekker meereden zitten nu als lijkjes op de fiets. Zelf rij ik nog heerlijk en zonder mijn hoge hartslagzone aan te hoeven spreken haal ik nog heel wat fietsers in. Een enkele keer rijdt een renner mij voorbij, maar ik voel er weinig voor om een ministrijd aan te gaan met hen. Het gaat buitengewoon lekker, maar het is toch ook wel prettig dat uiteindelijk de bevoorrading opdoemt. Ook hier stop ik kort, maar ik kom er snel achter dat ik een kleine inschattingsfout gemaakt heb. Ik meen boven te zijn, maar de pashoogte ligt nog een dikke honderd meter hoger. “Oef balen, dat valt tegen.” Niks voor mij als parcoursfreak om dit over het hoofd te zien. Hoe dan ook, dit stukje overleef ik natuurlijk ook wel en dan begint de lange afdaling richting San Leonardo. Deze is smal en bochtig, maar het autovrije parcours maakt het wel mogelijk de binnenbochten te nemen. Hoewel ik de echt onoverzichtelijke bochten wel wat ruimer neem. Het parcours is weliswaar autovrij, maar er zal net een enkele idioot met zijn auto de weg op rijden. Hoe dan ook, de afdaling verloopt soepel en heel snel. In San Leonardo heb ik nog drie minuten voorsprong op mijn schema, maar nu begint het pas echt.
De Timmel, een monsterlijke klim van 29 kilometer, weet ik uit eerdere ervaring. Deze moet ik in 2:30 doen, maar ik heb eerlijk gezegd geen idee van het realiteitsgehalte. De enige keer dat ik hier naar boven reed was tijdens een vakantie in de buurt. Dit is echter andere koek. De eerste kilometers lopen nog vals plat omhoog, maar al snel ligt het stijgingspercentage rond de 6-7% om vlak voor Moos aan te trekken naar 10-12. Dit houdt kilometers lang aan en er lijkt geen eind aan te komen. Intussen beginnen de eerdere inspanningen hun tol te eisen en om mij heen ontwaar ik alleen maar zwoegende fietsers met hetzelfde probleem. Iedereen maakt in stilte zijn eigen lijdensweg mee, op een stel Italianen na natuurlijk, want die praten altijd. “Pffff, wat duurt dat lang zeg”, denk ik ondertussen. Ik moet denken aan een andere fietsmaat van me die zichzelf op dit soort momenten altijd heel erg zielig vindt en daar dan vreselijk om moet lachen. Ik probeer ook maar te lachen en het blijkt nog te werken ook. Harder fiets ik er niet door, maar het verzacht de pijn enigszins. Na vele lange zware kilometers breekt eindelijk het vlakke stuk aan met de bevoorrading. Hier hetzelfde ritueel als de voorgaande stops en verder gaat het. De Timmelsjoch is hier prachtiger dan ooit en ik geniet kortstondig van de weg die werkelijk schitterend tegen de bergwand aankruipt om daar boven ergens in de mist te verdwijnen. Ik weet echter dat me nog een vreselijke kwelling te wachten staat. Al gauw stijgt het hier 10% om daar de komende kilometers nog slechts sporadisch onder te duiken. Het gaat nu tergend langzaam bij mij, maar ik val niet uit de toom. Het weer is omgeslagen, het is mistig en de eerste regendruppels melden zich. Veel verder dan 100 meter zicht heb ik niet, of is het 200 meter, of 50 meter. Ik heb geen idee, denken heb ik uren geleden voor het laatst gedaan. Renners om me heen zwoegen net als ik, één renner laveert van links naar rechts over de weg, een ander stopt voor een krampaanval en ondertussen probeer ik de druk een beetje weg te nemen door zo lang mogelijk door de buitenbochten te rijden. Het helpt slechts minimaal. De organisatie heeft zelfs de Tourduivel Didi op de Timmelsjoch geposteerd om de renners op te zwepen. Oef, wat zal hij het koud hebben zo vlak onder de top, want de spatjes van weleer zijn overgegaan in een echte bui. Gelukkig, eindelijk is daar de tunnel en daar vormt zich een groepje. De top is nu slechts een kilometer vals plat verwijderd en ik heb daar zowaar nog 37 minuten over om Sölden te bereiken. Exact de tijd die ik gepland had in mijn schema. Maar daar was geen rekening gehouden met een slagregen zoals deze.
Toch probeer ik eruit te halen wat erin zit zonder gekke dingen te doen. Normaal gesproken had ik nu mijn regenjack en winterhandschoenen aangetrokken, maar ik heb geen zin meer om te stoppen daarvoor. Koud heb ik het eigenlijk niet, dat valt mee. Voorzichtig ga ik door de haarspeldbochten, maar al gauw voel ik mijn handen afkoelen. Gewoon mijn vingers blijven bewegen dan komt het goed. Ik rij zo snel mogelijk naar beneden, zonder echt de hoge snelheden te halen die hier mogelijk zijn. Het tussenklimmetje is vervelend, maar dat maakt me ook weinig meer uit en dan is het rechtstreeks naar beneden richting Sölden. Hier daal ik af direct het centrum in, nog 1000 m, nog 500 m, nog 200 m. Dan rechtsaf richting de finish: 10:03:07. Doel net niet gehaald, maar wel superblij met deze prestatie en ervaring. Maatje J, die mij meestal voor blijft, had een mindere dag en kwam uit op een puike 10:22.
Uren later als er nog steeds drijfnatte fietsers binnenkomen dringt de impact van de ORM door. Wat een prachtige organisatie. Ik heb al vele cyclo’s gereden in verschillende landen, maar het parcours, de organisatie en ambiance benadert de perfectie. Groot, groter, groots! Alleen het weer schijnt men nog niet in de hand te hebben, want ik begrijp uit de verhalen dat de laatste droge editie alweer jaren achter ons ligt. Maar desondanks overheerst het gevoel ‘Hier kom ik ooit terug. Wat een feest!’
Alle deelnemers gefeliciteerd met jullie prestatie in deze barre editie. Goed gereden!