Voor jou is er dit jaar de Tour des Stations: http://www.cyclokalender.nl/B/prog/inde ... =374#form2
Supergranfondo Galibier-Izoard
Goedkope startbewijzen voor gran fondo's, bezoek de CycloWorld SHOP
Had m willen rijden, maar bij gebrek aan echte motivatie een streep erdoor gezet. Wellicht in 2019. Dan is de route trouwens anders. De start is dan in Serre Chevalier en de finish op de Izoard.
Goedkope startbewijzen voor gran fondo's, bezoek de CycloWorld SHOP
Geen idee. Heb geprobeerd een voorstelling daarvan te maken. Ik gok: Serre Chevalier, Galibier, rondje rijden in Valloire en weer terug, Galibier, Briancon, Guillestre, Izoard. Dat is qua zwaarte vergelijkbaar met parcours 2018 en incl beide Alpenreuzen.
Maar het wordt afwachten waar ze mee komen.
Goedkope startbewijzen voor gran fondo's, bezoek de CycloWorld SHOP
We zijn weer thuis. Deed in de auto en deels thuis even snel wat opgepent.
Super Grand Fondo (Galibier - Izoard - Galibier) een klein bocht tot bocht verslagje
- Pre Grand Fondo -
Samen met fietsmaat Csteenb (Cees) op donderdag kneitervroeg vertrokken richting Valloire voor ons jaarlijks cyclo avontuur. Helaas waren forumfietsmaten Magoo en Havana dit maal niet van de partij. Enfin, vanuit Maastricht ben je in no-time in de Alpen. Om 15:30 waren we ingecheckt en stonden de fietsjes al weer klaar. Even de benen losschudden op Col de Telegraphe. Dit betekende eerst vanuit Valloire 4 kilometer klimmen daarna 12,5 dalen en in het dorp 2 bakken koffie en ‘n stuk taart om daarna rustig naar boven te bollen. Sjezus wat is het warm. Op de flanken van de Telegraphe loopt de temperatuur op tot net geen 30 graden. De komende dagen is weinig anders voorspeldt. Vrijdag voor de cyclo zitten Cees en ik nog te bedenken wat we gaan doen vandaag. Benen stilhouden of eventjes klein rondje maken. We doen het laatste en besluiten Col de Valmeinier 1850 te doen. Op papier stelt het geen reedt voor maar als we weer ‘thuis’ komen hebben we er toch 900 hoogtemeters in 35km op zitten. We kijken in Valloire nog even naar de finish van een etappe uit de Tour de Savoie en besluiten we daatna om de eerste 3 km van de Galibier nog even te verkennen. Zo gezegd zo gedaan. Rest van de dag gebruiken we om goed te eten en de benen rust te geven. De duwen ons goed vol met pasta, paar ‘sportdrankjes’ en wat pizza’s. Met een vette pens duiken we rond 22:00 in ons mandje.
- Grand Fondo -
Piep piep piep; 06:00. Wekker. Voor de verandering ‘ns ‘n keer redelijk goed geslapen zo voor de cyclo. Normaal sta ik altijd strak van de zenuwen en slaap voor geen meter maar dit maal niets van dat. Ik douche me op m’n gemakkie, hijs me in m’n lycra maatpak en schuifel naar beneden voor het ontbijt. Cees zit er al aan de koffie en heeft z’n ontbijt al naar binnen gevouwen. Zelf duw ik 2 bakjes kwark, 2 croissants, 2 stukken stokbrood en 3 bakken pleur naar binnen. Als het ontbijt is weggewerkt ren ik snel naar boven want er staat een bruine beer aan het hek te rammelen. Dan snel klaarmaken voor de rit van vandaag. Een flinke klets Vaseline tegen de leren tas en 'n lik in de naad, broek omhoog, shirtje aan, tandjes poetsen, helm op en gelletjes in de zakken. Cees staat inmiddels ook al afgeladen als een pakezel bij de fietsen te wachten. We stappen op en rijden naar de start.
Met zo’n 1000 man is het een relatief kleine cyclo te noemen. Er staat hier wel behoorlijk ervaren volk aan de meet. Weinig dames valt ons op. Bij een graad of 13 in de zon belooft het een mooie dag te worden. Om stipt 07:30 klinkt het startschot. De meute komt goed op gang. Anders dan bij alle andere cyclo’s is er geen tijd om op het vlakke even warm te draaien. Vanaf de meet is het meteen de Galibier op. Het valt ons op dat er ook meteen hard gereden wordt. Medio Fondo roept Cees me toe. Wat later ook zo zal blijken. Meer dan de helft neemt de korte afstand. Wij niet, je rijdt immers niet voor je lol 900km om ‘n stukje te fietsen. Ik merk dat het makkelijk loopt vandaag. Om niet weer te hard van start te gaan had ik me voorgenomen samen met Cees de Galibier op te bollen. Hij weet altijd heel goed te temporiseren en dat is met dit soort ritjes wel handig. Ik zit nog wat te ouwehoeren met wat volk en als ik in het gedrang naar Cees zoek zie ik dat ie toch al wat meters achter me hangt. Ik besluit op eigen tempo door te klimmen. Op het lange rechte stuk naar Plan Lachat fiets kom ik naast een goed gesoigneerde Finse jonge dame te fietsen. “Zo; jij ziet er vandaag ook heel fijn uit” zegt ik. Ze bloost en bedankt me voor het compliment. We kletsen nog wat tot ze zegt dat het haar net wat te hard gaat. Inmiddels ben ik op de steilste stoken aanbeland. Ik kijk naar beneden en tergelijkertijd hoor ik Cees nog roepen. Ik wenk ‘m om ‘m succes te wensen voor de rest van de tocht, niet wetende dat ik ‘m een uurtje of 6 later nog wel zou tegenkomen. Na ‘n goed uur en 15 min. klimmen bereik ik de top. De bevoorrading is pover maar voldoende. Ik plaats m’n hekwerk tegen ‘n muurtje, pak wat water en schuif een paar dadels en koekjes in m’n mik. Inpakken en wegwezen.
Nu volgt een afdaling (op papier) van zo’n 75 kilometer. Vanaf de Lautaret tot aan Briançon heb ik m’n remmen niet meer aangeraakt. Diep gebogen op de fiets jakker ik met hoge snelheid naar beneden. Zo her en der probeert er volk aan te pikken maar niemand heeft schijnbaar de ballen (of is zo dom) om zijn of haar fiets in mijn zog door de bochten te snijden. Net voor Briançon pik ik bij een Belg, twee Nederlanders en ‘n Fransoos aan. Er wordt richting de volgende klim - de Izoard - goed samengewerkt. Er staat wat wind tegen en kop over kop rijden we - door het glooiende landschap - naar Guillestre. Steeds haken er nog wat fietsers aan maar geen van de nieuwkomers neemt z’n beurt. Op een klimmetje net voor Guillestre geven we met z’n vijven een beetje gas en wapperen zo het gros van het volk eraf. Wie niet mee wil werken moet maar opzouten.
Nog voor de de kloof richting voet van de Izoard is er een soort van kort Redoute-tje in de vorm van een geitenpad in het parkoers opgenomen. Samen met nog ‘n Nederlander klimmen we in rap tempo naar boven. We kijken achterom. Niemand. In de afdaling ligt het vol grind. Net als we tegen elkaar zeggen dat het onverantwoord is om hier een cyclo overheen te sturen staat er een ambulance met twee fietsen er tegenaan geparkeerd. Ik zie in een flits de ambulancebroeders gebogen over een man staan om het grind uit een knie te plukken. “Beetje rustig dalen” roepen we naar elkaar.
In de kloof en aanloop naar de eigenlijke klim van de Izoard staat voor het eerst vandaag de wind een beetje mee. Ik zit alweer in een mooi groepje. Grote mannen waar ik als schriele kip me heerlijk achter kan verschuilen. Met 30 in het uur staan we in no-time aan de eigenlijke klim. Na de eerste bochtjes volgt een vies lang recht stuk van rond de 9%. Met ‘n mannetje of vijf, zes zitten we allemaal te schreeuwen om water. Het is warm en de zon staat aan een strak blauwe hemel. De laatste post was op de Galibier en da’s al dik 80km. geleden. Dan zo halverwege de klim is er een grote waterbak. We stoppen en vullen onze bidons. Ik stap weer op. Schakel een tandje kleiner... KRAK; en alles zit ineens muurvast. Derrie wijst recht naar achter en m’n ketting bungelt er maar raar bij. Ik pruts er wat aan en na 5 minuutjes kan ik verder. Denk ik...
Na een kilometer klimmen staat er een verzorgingspost. Ik vraag of er technische assistentie is. “Huh nee” is het antwoord. Kudt. Nou ja dan maar voorzichtig verder. Ik stap op en na 10 meter zit weer alles vast. Ik zet m’n fiets aan de kant en denk al aan opgeven. Jammer maar helaas. Er stopt op dat moment een aardige Nederlandse man naast me. “Lukt het?” Nee, niet echt. De heer is zo vriendelijk om me te helpen. 15 minuten later krijgen we de boel weer draaiend en ik kan m’n weg vervolgen. Ik moet wel met m’n jatten van m’n shifters afblijven. Dat wil zeggen dat ik de laatste 7, en zwaarste, kilometers van de Izoard met 34/21 naar boven moet harken. Zo gezegd zo gedaan, al maakt het de felle zon met passende temperatuur (29 graden) het er niet makkelijker op. Om niet stil te vallen moet ik op lompe kracht de boel draaiend houden. Het maakt wel dat ik in redelijk tempo de top al snel in zicht krijg. Ondanks dat ik vrij diep moet gaan om boven te komen geniet ik van deze prachtige klim. Eenmaal boven aangekomen is er een verzorgingspost. Eigenlijk zou het die naam niet mogen hebben. Er staat namelijk een gare camper waar menig Neder-Turk zich in de jaren tachtig op weg naar Turkeije nog voor zo schamen. Er is een meneer die staat te kutten met flessen drinkwater en zo deelnemers van een slok water probeerd te voorzien. Ik vraag in m’n beste Frans of hij gereedschap heeft? Nee, ook hier niks... wel ‘n kleine mini-tool. Ik zit weer ‘n 10 tot 15 minuten te prutsen en kan, voor, weer schakelen en achter kan ik naar maar liefst de 25 tikken. Ik zet zo dus maar de afdaling in naar Briançon om hopelijk de resterende 50km te volbrengen.
Voordat het geëmmer met de techniek begon lag ik ruimschoots op koers om goud te halen in m’n eigen ouwe lullen (40-49) categorie welteverstaan. Het grootste deel van de afdaling leent zich er wel voor om als een baksteen naar beneden te suizen. Ik haal onderweg nog een politieagent op ‘n motor in. Ik doe een duim omhoog en de vriendelijke man wuift me na. Tabee en de mazzel. Op naar -alsnog- goud. Deze ijdele hoop is echter van korte duur. In Briancon schakelt het achter weer voor geen meter. Ik stop bij een benzinestation en gelukkig heeft de eigenaar een fatsoenlijke kist gereedschap en ‘n bus WD40. Ik draai de stelschroef van de achter derrie verder in en piel nog wat aan m’n versnellingskabels en het loopt weer enigszins acceptabel. Ik kan voor en achter weer schakelen. Weliswaar achter tot max 25. maar daarmee ga ik het wel redden. Het idee van goud heb ik inmiddels laten varen. Ik hobbel op m’n gemakje al eetend en en drinkend door de buitenwijken van de stad op weg naar de laatste grote uitdaging van vandaag. Bijna 40km klimmen naar de top van de Galibier.
De eerste 28 zijn ‘faux plat’ naar Col du Lautaret. Daarna nog 8 helse klimkilometers naar top Galibier. We gaan d’r aan beginnen. Ik nestel me net buiten de stad achter een meneer van flink postuur. De wind is inmiddels - zoals al voorspeld - 180 graden gedraaid en we hebben een dikke windkracht 4 vol in de snavel. We nemen netjes telkens ‘n minuutje stoempen voor onze rekening. We pikken nog twee heren op en bij aangeven om hun beurt te pakken weigeren ze dienst. De ene kijkt alsof ie net door een olifant in z’n reedt geneuqt is. Totaal uitgewoond probeert hij angstvallig aan te klampen. De ander is gewoon een teringlijer die niet wil meewerken.
Daar doemt dan plots de laatste verzorgingspost op. Naast de Cola is er wat water, ‘n paar snoepjes, zes verkruimelde Tucjes en ‘n vettige brie op oud brood te krijgen. En wie komt daar nu aanfietsen. Cees. “Hé, Jorg. Jij ook nog hier. Wat een karige teringbende is het hier eej. Miljaar gek.” Ik pis bijna in m’n broek van het lachen en samen gaan we weer op pad. Cees zegt dat hij net in ‘n mooi groepje zat om ons in te verschuilen richting de Lauteret. Bij de eerst volgende die langskomt haak ik dus meteen aan. Achter me hoor ik nog wat roepen maar door langskomend verkeer versta ik geen hout van. Ik zit fijn bij iemand in het zog en schakel voor naar het buitenblad. Dit gaat lekker. Ik kijk of Cees er ook aanhangt maar helaas die is er vanaf.
Het is zo zwaar met deze wind dat de gozer voor me na een paar kilometer volledig is opgebrand. Nu moet ik aan m’n eigen bordje beginnen. Nog nooit heb ik het op de fiets, mentaal zo zwaar gehad. Kilometers tikken tergend langzaam weg. Om de tijd te doden swipe ik om de drie minuten naar een ander scherm op m'n Garmin. Ik haal zo her en der nog wat volk in en soms word ik zelf nog ingehaald. Met de moed der wanhoop probeer ik aan te pikken maar het lukt niet. De technische malheur heeft veel kracht gekost. Ik krijg mijn hartslag nog maar met moeite omhoog. Eindelijk. De Lauteret. In de verte zie ik Cees nog rijden en besluit op ‘m te wachten. Toch leuk om samen de laatste loodzware klimkilometers te volbrengen. Naast me liggen twee mannen als kleine kinderen door het onkruid te rollen. Ze hebben zo veel kramp en kunnen niet meer overeind komen. Ik vraag of ik moet helpen. “Nee, nee, laat me hier nog maar even liggen. Ik ben helemaal kapot.” Okay. Dan niet. Houdoe.
Inmiddels is Cees er ook alweer en we beginnen aan de laatste 8 hellende kilometers. Al snel blijkt dat ik er -gedwongen door mijn zwaardere verzet- toch net ‘n ander tempo op na hou. Langzaam maar zeker fiets ik bij m'n fietsmaat weg. Met een cadans van soms nog geen 50 is het op de strookjes 10% echt een slijtageslag aan het worden. De zon brand als een malle in mijn nek. Ik neem al fietsend nog wat kiekjes voor het thuisfront en daar is dan eindelijk de tunnel. Zal ik... Nee man. Ik ben toch geen halve zachte... De laatste kilometer is eigenlijk, naast de zwaarste, ook de mooiste. Langs flinke restanten sneeuw lopen de laatste haarspelden tot de finish.
Eindelijk boven. In net iets meer dan 9 uur bruto geloof ik. Ik krijg een medaille omgehangen en een vriendelijke man neemt een foto van me op de top bij het bord. Col de Galibier staat er met koeienletters op. Ik schuifel naar de verzorgingspost met de gedachte me helemaal ongans te vreten aan allerlei lekkere meuk maar kom al snel van de kouwe kermis thuis. Twee jerrycans water en sportdrank waarvan eentje kapot, ‘n paar flessen water, twaalf weke pruimen en drie droge dadels. Alweer karige boel dus. Ik flikker m’n fiets aan de kant en kan nog net een foto maken van Cees die over de finish komt rollen. Als twee volleerde relnichten geven we elkaar een ‘hug’ en zetten vrij snel de afdaling in naar Valloire. “Ik moet bier” roept Cees. Ik knik instemmend en dus liggen we binnen 20 minuutjes in de tuin van het hotel aan de koude gele sportdrank. Sjezusmina, dit was op papier een ‘makkelijke’ tocht maar het was denk ik de zwaarste die ik tot nu toe heb gereden. Zeker mentaal gezien. In vergelijking met de Marmotte vond ik deze toch echt een stuk pittiger.
-post Grand Fondo -
We drinken nog ‘n gele pretpaal in de tuin van ons hotel. Nemen een lange en zeer verdiende douche en lopen dan Valloire in. Op zoek naar een ferme lap vleesch. Veel zin om te zoeken hebben we niet dus bij het eerste en beste restaurant ploffen we neer aan een tafeltje in de zon. Twee pinten en twee maal de grootste entrecote alstublieft! We praten uitgebreid na over deze toch wel hele pittige Grand Fondo. Ik heb van goed 9 uur in het zadel zin zo’n pijn aan m’n hol dat ik blij ben als ik weer in m’n mandje lig. Inmiddels is de terugreis zeer voorspoedig verlopen en kijk ik thuis op de bank terug op drie (wederom) fantastische fietsdagen.
Resumé:
- Super Grand Fondo
- 180km (+ nog 20 dalen terug)
- +/- 4700 hm
- Drie fantastische maar lange klimmen
Pro:
- Valloire leuk dorp
- Mooie en zware rit
- Sfeer erg gemoedelijk
- Geen pannenkoeken aan de start
- Seingevers onderweg (echt goed!)
Con:
- Verzorgingsposten zwaar ondermaats voor 70 euro
- Plaatsing op parkoer van de verzorgingsposten
- Briancon als doorkomst plaats wel wat druk met verkeer
- Die verschrikkelijke wind tijdens de cyclo
- Afwezigheid van Magoo en Havana
Super Grand Fondo (Galibier - Izoard - Galibier) een klein bocht tot bocht verslagje
- Pre Grand Fondo -
Samen met fietsmaat Csteenb (Cees) op donderdag kneitervroeg vertrokken richting Valloire voor ons jaarlijks cyclo avontuur. Helaas waren forumfietsmaten Magoo en Havana dit maal niet van de partij. Enfin, vanuit Maastricht ben je in no-time in de Alpen. Om 15:30 waren we ingecheckt en stonden de fietsjes al weer klaar. Even de benen losschudden op Col de Telegraphe. Dit betekende eerst vanuit Valloire 4 kilometer klimmen daarna 12,5 dalen en in het dorp 2 bakken koffie en ‘n stuk taart om daarna rustig naar boven te bollen. Sjezus wat is het warm. Op de flanken van de Telegraphe loopt de temperatuur op tot net geen 30 graden. De komende dagen is weinig anders voorspeldt. Vrijdag voor de cyclo zitten Cees en ik nog te bedenken wat we gaan doen vandaag. Benen stilhouden of eventjes klein rondje maken. We doen het laatste en besluiten Col de Valmeinier 1850 te doen. Op papier stelt het geen reedt voor maar als we weer ‘thuis’ komen hebben we er toch 900 hoogtemeters in 35km op zitten. We kijken in Valloire nog even naar de finish van een etappe uit de Tour de Savoie en besluiten we daatna om de eerste 3 km van de Galibier nog even te verkennen. Zo gezegd zo gedaan. Rest van de dag gebruiken we om goed te eten en de benen rust te geven. De duwen ons goed vol met pasta, paar ‘sportdrankjes’ en wat pizza’s. Met een vette pens duiken we rond 22:00 in ons mandje.
- Grand Fondo -
Piep piep piep; 06:00. Wekker. Voor de verandering ‘ns ‘n keer redelijk goed geslapen zo voor de cyclo. Normaal sta ik altijd strak van de zenuwen en slaap voor geen meter maar dit maal niets van dat. Ik douche me op m’n gemakkie, hijs me in m’n lycra maatpak en schuifel naar beneden voor het ontbijt. Cees zit er al aan de koffie en heeft z’n ontbijt al naar binnen gevouwen. Zelf duw ik 2 bakjes kwark, 2 croissants, 2 stukken stokbrood en 3 bakken pleur naar binnen. Als het ontbijt is weggewerkt ren ik snel naar boven want er staat een bruine beer aan het hek te rammelen. Dan snel klaarmaken voor de rit van vandaag. Een flinke klets Vaseline tegen de leren tas en 'n lik in de naad, broek omhoog, shirtje aan, tandjes poetsen, helm op en gelletjes in de zakken. Cees staat inmiddels ook al afgeladen als een pakezel bij de fietsen te wachten. We stappen op en rijden naar de start.
Met zo’n 1000 man is het een relatief kleine cyclo te noemen. Er staat hier wel behoorlijk ervaren volk aan de meet. Weinig dames valt ons op. Bij een graad of 13 in de zon belooft het een mooie dag te worden. Om stipt 07:30 klinkt het startschot. De meute komt goed op gang. Anders dan bij alle andere cyclo’s is er geen tijd om op het vlakke even warm te draaien. Vanaf de meet is het meteen de Galibier op. Het valt ons op dat er ook meteen hard gereden wordt. Medio Fondo roept Cees me toe. Wat later ook zo zal blijken. Meer dan de helft neemt de korte afstand. Wij niet, je rijdt immers niet voor je lol 900km om ‘n stukje te fietsen. Ik merk dat het makkelijk loopt vandaag. Om niet weer te hard van start te gaan had ik me voorgenomen samen met Cees de Galibier op te bollen. Hij weet altijd heel goed te temporiseren en dat is met dit soort ritjes wel handig. Ik zit nog wat te ouwehoeren met wat volk en als ik in het gedrang naar Cees zoek zie ik dat ie toch al wat meters achter me hangt. Ik besluit op eigen tempo door te klimmen. Op het lange rechte stuk naar Plan Lachat fiets kom ik naast een goed gesoigneerde Finse jonge dame te fietsen. “Zo; jij ziet er vandaag ook heel fijn uit” zegt ik. Ze bloost en bedankt me voor het compliment. We kletsen nog wat tot ze zegt dat het haar net wat te hard gaat. Inmiddels ben ik op de steilste stoken aanbeland. Ik kijk naar beneden en tergelijkertijd hoor ik Cees nog roepen. Ik wenk ‘m om ‘m succes te wensen voor de rest van de tocht, niet wetende dat ik ‘m een uurtje of 6 later nog wel zou tegenkomen. Na ‘n goed uur en 15 min. klimmen bereik ik de top. De bevoorrading is pover maar voldoende. Ik plaats m’n hekwerk tegen ‘n muurtje, pak wat water en schuif een paar dadels en koekjes in m’n mik. Inpakken en wegwezen.
Nu volgt een afdaling (op papier) van zo’n 75 kilometer. Vanaf de Lautaret tot aan Briançon heb ik m’n remmen niet meer aangeraakt. Diep gebogen op de fiets jakker ik met hoge snelheid naar beneden. Zo her en der probeert er volk aan te pikken maar niemand heeft schijnbaar de ballen (of is zo dom) om zijn of haar fiets in mijn zog door de bochten te snijden. Net voor Briançon pik ik bij een Belg, twee Nederlanders en ‘n Fransoos aan. Er wordt richting de volgende klim - de Izoard - goed samengewerkt. Er staat wat wind tegen en kop over kop rijden we - door het glooiende landschap - naar Guillestre. Steeds haken er nog wat fietsers aan maar geen van de nieuwkomers neemt z’n beurt. Op een klimmetje net voor Guillestre geven we met z’n vijven een beetje gas en wapperen zo het gros van het volk eraf. Wie niet mee wil werken moet maar opzouten.
Nog voor de de kloof richting voet van de Izoard is er een soort van kort Redoute-tje in de vorm van een geitenpad in het parkoers opgenomen. Samen met nog ‘n Nederlander klimmen we in rap tempo naar boven. We kijken achterom. Niemand. In de afdaling ligt het vol grind. Net als we tegen elkaar zeggen dat het onverantwoord is om hier een cyclo overheen te sturen staat er een ambulance met twee fietsen er tegenaan geparkeerd. Ik zie in een flits de ambulancebroeders gebogen over een man staan om het grind uit een knie te plukken. “Beetje rustig dalen” roepen we naar elkaar.
In de kloof en aanloop naar de eigenlijke klim van de Izoard staat voor het eerst vandaag de wind een beetje mee. Ik zit alweer in een mooi groepje. Grote mannen waar ik als schriele kip me heerlijk achter kan verschuilen. Met 30 in het uur staan we in no-time aan de eigenlijke klim. Na de eerste bochtjes volgt een vies lang recht stuk van rond de 9%. Met ‘n mannetje of vijf, zes zitten we allemaal te schreeuwen om water. Het is warm en de zon staat aan een strak blauwe hemel. De laatste post was op de Galibier en da’s al dik 80km. geleden. Dan zo halverwege de klim is er een grote waterbak. We stoppen en vullen onze bidons. Ik stap weer op. Schakel een tandje kleiner... KRAK; en alles zit ineens muurvast. Derrie wijst recht naar achter en m’n ketting bungelt er maar raar bij. Ik pruts er wat aan en na 5 minuutjes kan ik verder. Denk ik...
Na een kilometer klimmen staat er een verzorgingspost. Ik vraag of er technische assistentie is. “Huh nee” is het antwoord. Kudt. Nou ja dan maar voorzichtig verder. Ik stap op en na 10 meter zit weer alles vast. Ik zet m’n fiets aan de kant en denk al aan opgeven. Jammer maar helaas. Er stopt op dat moment een aardige Nederlandse man naast me. “Lukt het?” Nee, niet echt. De heer is zo vriendelijk om me te helpen. 15 minuten later krijgen we de boel weer draaiend en ik kan m’n weg vervolgen. Ik moet wel met m’n jatten van m’n shifters afblijven. Dat wil zeggen dat ik de laatste 7, en zwaarste, kilometers van de Izoard met 34/21 naar boven moet harken. Zo gezegd zo gedaan, al maakt het de felle zon met passende temperatuur (29 graden) het er niet makkelijker op. Om niet stil te vallen moet ik op lompe kracht de boel draaiend houden. Het maakt wel dat ik in redelijk tempo de top al snel in zicht krijg. Ondanks dat ik vrij diep moet gaan om boven te komen geniet ik van deze prachtige klim. Eenmaal boven aangekomen is er een verzorgingspost. Eigenlijk zou het die naam niet mogen hebben. Er staat namelijk een gare camper waar menig Neder-Turk zich in de jaren tachtig op weg naar Turkeije nog voor zo schamen. Er is een meneer die staat te kutten met flessen drinkwater en zo deelnemers van een slok water probeerd te voorzien. Ik vraag in m’n beste Frans of hij gereedschap heeft? Nee, ook hier niks... wel ‘n kleine mini-tool. Ik zit weer ‘n 10 tot 15 minuten te prutsen en kan, voor, weer schakelen en achter kan ik naar maar liefst de 25 tikken. Ik zet zo dus maar de afdaling in naar Briançon om hopelijk de resterende 50km te volbrengen.
Voordat het geëmmer met de techniek begon lag ik ruimschoots op koers om goud te halen in m’n eigen ouwe lullen (40-49) categorie welteverstaan. Het grootste deel van de afdaling leent zich er wel voor om als een baksteen naar beneden te suizen. Ik haal onderweg nog een politieagent op ‘n motor in. Ik doe een duim omhoog en de vriendelijke man wuift me na. Tabee en de mazzel. Op naar -alsnog- goud. Deze ijdele hoop is echter van korte duur. In Briancon schakelt het achter weer voor geen meter. Ik stop bij een benzinestation en gelukkig heeft de eigenaar een fatsoenlijke kist gereedschap en ‘n bus WD40. Ik draai de stelschroef van de achter derrie verder in en piel nog wat aan m’n versnellingskabels en het loopt weer enigszins acceptabel. Ik kan voor en achter weer schakelen. Weliswaar achter tot max 25. maar daarmee ga ik het wel redden. Het idee van goud heb ik inmiddels laten varen. Ik hobbel op m’n gemakje al eetend en en drinkend door de buitenwijken van de stad op weg naar de laatste grote uitdaging van vandaag. Bijna 40km klimmen naar de top van de Galibier.
De eerste 28 zijn ‘faux plat’ naar Col du Lautaret. Daarna nog 8 helse klimkilometers naar top Galibier. We gaan d’r aan beginnen. Ik nestel me net buiten de stad achter een meneer van flink postuur. De wind is inmiddels - zoals al voorspeld - 180 graden gedraaid en we hebben een dikke windkracht 4 vol in de snavel. We nemen netjes telkens ‘n minuutje stoempen voor onze rekening. We pikken nog twee heren op en bij aangeven om hun beurt te pakken weigeren ze dienst. De ene kijkt alsof ie net door een olifant in z’n reedt geneuqt is. Totaal uitgewoond probeert hij angstvallig aan te klampen. De ander is gewoon een teringlijer die niet wil meewerken.
Daar doemt dan plots de laatste verzorgingspost op. Naast de Cola is er wat water, ‘n paar snoepjes, zes verkruimelde Tucjes en ‘n vettige brie op oud brood te krijgen. En wie komt daar nu aanfietsen. Cees. “Hé, Jorg. Jij ook nog hier. Wat een karige teringbende is het hier eej. Miljaar gek.” Ik pis bijna in m’n broek van het lachen en samen gaan we weer op pad. Cees zegt dat hij net in ‘n mooi groepje zat om ons in te verschuilen richting de Lauteret. Bij de eerst volgende die langskomt haak ik dus meteen aan. Achter me hoor ik nog wat roepen maar door langskomend verkeer versta ik geen hout van. Ik zit fijn bij iemand in het zog en schakel voor naar het buitenblad. Dit gaat lekker. Ik kijk of Cees er ook aanhangt maar helaas die is er vanaf.
Het is zo zwaar met deze wind dat de gozer voor me na een paar kilometer volledig is opgebrand. Nu moet ik aan m’n eigen bordje beginnen. Nog nooit heb ik het op de fiets, mentaal zo zwaar gehad. Kilometers tikken tergend langzaam weg. Om de tijd te doden swipe ik om de drie minuten naar een ander scherm op m'n Garmin. Ik haal zo her en der nog wat volk in en soms word ik zelf nog ingehaald. Met de moed der wanhoop probeer ik aan te pikken maar het lukt niet. De technische malheur heeft veel kracht gekost. Ik krijg mijn hartslag nog maar met moeite omhoog. Eindelijk. De Lauteret. In de verte zie ik Cees nog rijden en besluit op ‘m te wachten. Toch leuk om samen de laatste loodzware klimkilometers te volbrengen. Naast me liggen twee mannen als kleine kinderen door het onkruid te rollen. Ze hebben zo veel kramp en kunnen niet meer overeind komen. Ik vraag of ik moet helpen. “Nee, nee, laat me hier nog maar even liggen. Ik ben helemaal kapot.” Okay. Dan niet. Houdoe.
Inmiddels is Cees er ook alweer en we beginnen aan de laatste 8 hellende kilometers. Al snel blijkt dat ik er -gedwongen door mijn zwaardere verzet- toch net ‘n ander tempo op na hou. Langzaam maar zeker fiets ik bij m'n fietsmaat weg. Met een cadans van soms nog geen 50 is het op de strookjes 10% echt een slijtageslag aan het worden. De zon brand als een malle in mijn nek. Ik neem al fietsend nog wat kiekjes voor het thuisfront en daar is dan eindelijk de tunnel. Zal ik... Nee man. Ik ben toch geen halve zachte... De laatste kilometer is eigenlijk, naast de zwaarste, ook de mooiste. Langs flinke restanten sneeuw lopen de laatste haarspelden tot de finish.
Eindelijk boven. In net iets meer dan 9 uur bruto geloof ik. Ik krijg een medaille omgehangen en een vriendelijke man neemt een foto van me op de top bij het bord. Col de Galibier staat er met koeienletters op. Ik schuifel naar de verzorgingspost met de gedachte me helemaal ongans te vreten aan allerlei lekkere meuk maar kom al snel van de kouwe kermis thuis. Twee jerrycans water en sportdrank waarvan eentje kapot, ‘n paar flessen water, twaalf weke pruimen en drie droge dadels. Alweer karige boel dus. Ik flikker m’n fiets aan de kant en kan nog net een foto maken van Cees die over de finish komt rollen. Als twee volleerde relnichten geven we elkaar een ‘hug’ en zetten vrij snel de afdaling in naar Valloire. “Ik moet bier” roept Cees. Ik knik instemmend en dus liggen we binnen 20 minuutjes in de tuin van het hotel aan de koude gele sportdrank. Sjezusmina, dit was op papier een ‘makkelijke’ tocht maar het was denk ik de zwaarste die ik tot nu toe heb gereden. Zeker mentaal gezien. In vergelijking met de Marmotte vond ik deze toch echt een stuk pittiger.
-post Grand Fondo -
We drinken nog ‘n gele pretpaal in de tuin van ons hotel. Nemen een lange en zeer verdiende douche en lopen dan Valloire in. Op zoek naar een ferme lap vleesch. Veel zin om te zoeken hebben we niet dus bij het eerste en beste restaurant ploffen we neer aan een tafeltje in de zon. Twee pinten en twee maal de grootste entrecote alstublieft! We praten uitgebreid na over deze toch wel hele pittige Grand Fondo. Ik heb van goed 9 uur in het zadel zin zo’n pijn aan m’n hol dat ik blij ben als ik weer in m’n mandje lig. Inmiddels is de terugreis zeer voorspoedig verlopen en kijk ik thuis op de bank terug op drie (wederom) fantastische fietsdagen.
Resumé:
- Super Grand Fondo
- 180km (+ nog 20 dalen terug)
- +/- 4700 hm
- Drie fantastische maar lange klimmen
Pro:
- Valloire leuk dorp
- Mooie en zware rit
- Sfeer erg gemoedelijk
- Geen pannenkoeken aan de start
- Seingevers onderweg (echt goed!)
Con:
- Verzorgingsposten zwaar ondermaats voor 70 euro
- Plaatsing op parkoer van de verzorgingsposten
- Briancon als doorkomst plaats wel wat druk met verkeer
- Die verschrikkelijke wind tijdens de cyclo
- Afwezigheid van Magoo en Havana
Laatst gewijzigd door dapoker op 24 jun 2018 22:42, 3 keer totaal gewijzigd.
Voor de mooiste fiets-blog:
http://www.pokergraphics.com/koersvandedag/" onclick="window.open(this.href);return false;
http://www.pokergraphics.com/koersvandedag/" onclick="window.open(this.href);return false;
- daniel1975
- Forum-lid HC
- Berichten: 40106
- Lid geworden op: 11 nov 2004 14:14
Mooie tocht!
Wat was er nu mis met de achterderrie?
Wat was er nu mis met de achterderrie?
Less is bore
Wat een héérlijk verslag!