Fietsen in de Luberon en de Monts de Vaucluse
(Fietsbelevenissen van donderdag 28 augustus 2014)
Inleiding
Tijdens de 'poetsbeurt' na afloop van mijn vorige fietstocht, ontdekte ik een beschadiging van circa 1 mm in mijn
tubeless achterband. Op zich jammer, maar niet iets om je echt zorgen over te maken. Voorzichtig gekeken of er iets in de band zat. Meer dan een klein scherfje kon ik niet ontdekken. Dat steentje heb ik er uiteraard uitgepeuterd. De plek was ook een beetje vochtig, waarschijnlijk door de vloeibare latex die uit de band kwam. Gisteravond heb ik de banden nog even op spanning gebracht en ik vond niet dat de achterband meer druk dan gewoonlijk verloren had. Vanmorgen heb ik alles nog weer eens gecontroleerd: ook de achterband was nog mooi 'hard'.
Gisteren, toen ik met mijn vrouw een beetje aan het toeren was, zagen we dat er inmiddels toch weer aan het nieuwe stuk van de
Véloroute du Calavon gewerkt werd. Daar zou ik dus voorlopig op werkdagen niet kunnen fietsen. Nu was ik voor vandaag ook niet van plan om over dat gedeelte van de fietsroute te gaan. Ik had een leuke rit door de Luberon en over het Plateau de Vaucluse ingetekend en daarbij het accent gelegd op wat meer geaccidenteerd terrein. Wel 'moest' ik op het laatste moment de route hier in de buurt nog een beetje aanpassen, want we zagen ook dat er net ten oosten van Maubec een reparatie aan de D29 was uitgevoerd, waardoor er veel 'troep', in de vorm van teerspetters en
gravillons, op de weg lag. Doch een 'binnendoortje' was snel gevonden. Dat is dan weer het aardige van het rijden met zo'n GPS-computer. Je neemt veel eerder weggetjes die je anders 'links' laat liggen, omdat je dan immers geen idee hebt waar je uitkomt...
Via Ménerbes klimmen naar Lacoste
Het was om tien over acht vanmorgen, het tijdstip waarop ik op de fiets stapte, veel aangenamer dan een paar dagen geleden. Het zou vandaag ook een mooie en warme dag worden. Na een beetje 'draaien en keren' kwam ik bij de 'rotonde met de steenhouwers' - net ten zuiden van Oppède-
le Village - op de D188 naar Ménerbes. Na een paar honderd meter, ter hoogte van de voormalige
Moulin à Huile Mathieu, begin je al te klimmen. De zon schijnt al volop op de Luberon en op een vooruitgeschoven rots ligt Oppède-le Vieux. Het is hier erg mooi.
De Luberon bij Oppède-le Vieux, gezien vanaf de D188:
Het is rustig op de weg, de omgeving is inspirerend en ik kan fijn wat klimmen. Eerst gaat het met zo'n 4% omhoog, doch voordat dit klimmetje weer afzwakt, krijg je nog even 8% te verwerken. Na het klimmen volgt er een korte en bochtige afdaling door een stukje bos. Je komt zo aan de ZO-zijde van Ménerbes uit. Ik moet nu opnieuw klimmen, want het plaatsje ligt, zoals de meest dorpjes hier, hoog op een rots. In Ménerbes zie ik dat er vandaag markt is. Er worden een paar groeten- en fruitkraampjes ingericht. Als ik aan de andere kant Ménerbes weer verlaat, is daar de markt al grotendeels opgebouwd. Ik zie kraampjes met 'luchtige' damesmode, houtsnijwerk, 'kunst' (schilderijtjes), felgekleurde tassen en manden en nog meer van dat soort 'toeristenprullaria'. Ik maak er maar geen foto van, want dit is toch ècht geen authentieke Provençaalse markt en ik denk dat mijn SDHC-card ook zou protesteren
. Maar ja, Ménerbes is dan ook één van de 'toeristentrekkers' hier in de Luberon. Na de afdaling vanuit het dorpje begint de ongeveer 6 km lange klim naar Lacoste. Voordat ik ga klimmen, 'kijk' ik nog even achterom en zie ik deze zijde van Ménerbes mooi in de zon liggen. Het licht is vandaag wel 'hard', doch ik schiet toch maar een foto. Anders moet de camera vandaag de hele dag in z'n foedraal blijven
.
Ménerbes, gezien vanaf de splitsing D3/D109:
De klim over de D109 naar Lacoste brengt je naar ruim 350 m hoogte. Het is een wat onregelmatig verlopende klim waar je met een helling van 2 - 5 procent te maken krijgt. Er zitten ook een paar steilere stukjes van 7% in. Zo'n klim is een aardig 'opwarmertje' voor de colletjes die vandaag nog gaan komen. Ik passeer de
Abbye St-Hilaire, die je niet te zien krijgt, want hij ligt wat lager op de helling en helemaal in het bos verscholen. Vanaf de wat zuidelijker gelegen en parallel aan de D109 lopende D3 kun je deze abdij wel heel goed zien liggen. Als ik bijna op de 'col' ben, zie ik daar een grote zwarte hond, die ongeveer midden op de weg al naar mij staat te loeren
. Wat te doen? Ik rijd nog op 't binnenblad en daar kan ik niet echt mee 'sprinten'. Ik ben echter al bijna bij het beest, dus blijft de ketting op de 34. De hond komt resoluut op mij af! Ik zie dat hij een riem met zich meesleept. Kennelijk is hij 'm gesmeerd. Hij begint te blaffen (dan schijnen ze niet te bijten
) en wil met mij mee rennen. Ik neem geen risico en sla op het colletje rechtsaf, trek toch een sprintje en geef een enorme brul naar het dier. Hij schijnt te schrikken en geeft het gelukkig op. Ik zie dat hij niet op mij blijft staan wachten. Nadat ik weer terug ben gereden, is het beest nergens meer te bekennen en kan ik beginnen aan het stukje dalen naar Lacoste.
De weg slingert met een paar haarspeldbochten door Lacoste en je wordt hier getrakteerd op schitterende doorkijkjes naar het
Pays d'Apt. Op het
terrasse panoramique van
Café de France wordt de eerste
café al weer geserveerd. Toen mijn vrouw en ik hier gisteren langskwamen, was men de boel nog aan het poetsen en hebben we maar ergens anders koffie gedronken. In Lacoste kies ik de D108, die mij richting
Pont Julien zal brengen. Dalend over deze D108 kan ik genieten van het zicht op de vallei en de Mont Ventoux.
Uitzicht in de afdaling bij Lacoste:
Als ik de D36, de weg naar Bonnieux, gekruist heb, volgt er een vlak stuk. Pas bij de
Pont Julien is er weer een hellinkje, gevolgd door een volgend vlak gedeelte tot bij Le Chêne. Net voorbij dit dorpje ben ik linksaf richting Murs gegaan. Bij de volgende rotonde kom je dan op de D4, die over de col helemaal tot aan Carpentras loopt.
Naar de Col de Murs
De aanloop naar de
Col de Murs vanaf Le Chêne is niet interessant. Je fietst hier over een behoorlijk drukke weg met een slecht wegdek. De rand van het wegdek zit vol scheuren en hobbels. Mooier is om vanaf de D2 (Gordes - St-Saturnin-d'Apt) of vanaf de D102/D60 (Gordes - Joucas - Lioux) de kruising met de D4 op te zoeken. Want daar begint het eigenlijke klimmen ook pas. Je kunt ook via Joucas omhoog en komt dan een paar kilometer voor Murs op de D4. Maar ik wilde deze variant weer eens doen, ook omdat er bij het intekenen van de route iets niet ging zoals ik het wilde. Zo ongeveer halverwege Le Chêne en de kruising met de D2, 'moest' ik met een 'hoekje' een stukje omrijden en dus even van de D4 af. Inzoomen leerde mij dat er een klein stukje éénrichtingsverkeer op de D4 zou moeten zijn (in de richting van Le Chêne). Dat kon ik mij nauwelijks voorstellen en dat bleek dus ook een foutje in de kaart te zijn. Doch het programma weigert in zo'n geval de 'track' gewoon over de D4 te trekken.
Na de kruising met de D4 ga ik even naar 34x21, want er volgt een steil stukje. Al snel ga ik naar 34x19 en daarna terug naar het grote blad. Pas na de kruising met de D60 ga je echt klimmen. Na de tweede bocht naar links ga ik weer naar het binnenblad. Je klimt hier door een prachtige omgeving op een helling van 5 - 6 % (34x23). Dan volgt er een 'dipje' en zie je het steilste stuk van de klim al duidelijk liggen. Je moet wel even 'aan de bak' en daarom kies ik 34x26, want het loopt op met 8%, ja zelfs met 9%. Daarna keer je weer terug naar zo'n 7%. Zoals gewoonlijk, liggen de
Rochers de Lioux (steile rotswanden ) volop in de schaduw, maar het nabij gelegen gehucht
Le Parrotier ligt op een plateautje al helemaal in de zon. In en na Murs is het gewoon min of meer vlak of heel licht vals plat en fiets je gewoon op het buitenblad naar het laatste stukje klimmen. Dat heeft echter ook niet veel om het lijf, zodat je alle tijd hebt om van het schitterende landschap met panorama over de vallei en op de Luberon te genieten. Zo af en toe komt er een (race)fietser naar beneden. Het laatste stukje naar de col krijg ik nog wat wind tegen. Als ik op de col (627 m) arriveer, ben ik daar de enige.
Op de Col de Murs:
Banaan eten, fruitrepen eten, wat drinken en wachten op een fietser of een paar fietsers om de foto een beetje te verlevendigen (dat wachten duurde even) en dan maar weer verder. Ik pak de fiets en zet deze weer op het asfalt. Dan 'voel' ik iets
. Verhip, zachte achterband! Tot nu toe niets gemerkt, doch hier kan ik niet meer mee verder. Wat te doen? Ik baal, want het ging goed, het is schitterend weer en ik ben pas ongeveer op de helft van mijn tochtje. Teruggaan, daar heb ik helemaal geen zin in. Ik gok dat de band het misschien wel houdt als er wat lucht bij gepompt wordt. Dus wordt er een CO2-patroon 'ontmaagd' (
). Daarmee heb ik band heel snel weer op spanning. Toch daalt dat niet fijn en ik ga dan ook voorzichtig door de bochten
. Halverwege de afdaling nog even een controle, doch de band is gelukkig nog steeds O.K.
. In de
gorges, zo tegen het einde van de afdaling, stop ik nog weer een keer, nu om een foto te maken. Ook hier moet ik wat geduld hebben voordat er 'beeldvulling' verschijnt. Nog even de band checken: alles in orde. Verder dan maar weer.
In de gorges aan het einde van de afdaling van de Col de Murs:
Door het wachten, heeft de Rox zichzelf uitgeschakeld (batterijbesparing). Als ik hem weer start, moet hij eerst satellieten zoeken en dat geeft hier in de kloof toch wat problemen. Waarschijnlijk krijgt hij niet genoeg satellieten te pakken (heb ik niet bekeken, kan wel), want de 'track' ziet er nog al verwarrend uit. Dat is hier niet erg, er is toch maar één weg
. Na een paar bochten heeft de Rox de boel weer op orde en fiets ik ook weer keurig over het spoor. Aan het einde van de afdaling ben ik direct linksaf gegaan, de D177 op.
Naar de Col des Trois Termes
De D177 is de weg die naar de
Col des Trois Termes (574 m) gaat. Vooral het begin van deze weg is indrukwekkend mooi, want je rijdt hier ook weer door een kloof. Deze kloof is in het begin wat meer open dan de naastgelegen kloof, waardoor het erg spectaculair oogt. Na het eerste stukje klimmen, daalt het iets en hier ben ik toch maar even gestopt om een foto te maken. Ik ben hier niet voor de eerste keer en dan 'mag' ik in de klim wel even van de fiets
. Wachten op 'fietsers in beeld' doe ik hier maar niet, hier wordt toch iets minder gefietst. 'Onbekend maakt onbemind' zullen we maar zeggen. Het wegdek is matig, soms eigenlijk slecht, doch het is slechts een relatief korte klim. De kloof vernauwt zich en dat kan de Rox niet aan. Tot tweemaal toe krijg ik een seconde of twee, drie, de grote satellietschotel op mijn display te zien: de signalen zijn weg.
Auto Stop en
Auto Start verschijnt er ook een paar maal in beeld. Het is allemaal kortdurend, doch in zo'n nauwe kloof met hoge wanden is het natuurlijk niet verwonderlijk dat je soms even geen signaal hebt.
Op de D177 in de kloof op weg naar de Col des Trois Termes:
Zodra je de kloof verlaten hebt, wordt het wegdek prima, vlakt de klim af naar 2 à 3 procent, soms even 4% en 'vlieg' je dus naar de col. Je kunt al snel naar het buitenblad. Over de col kun je naar de
Abbaye de Sénanque, 3 km verderop. Vanaf de abdij loopt er een vrij steile en heel smalle weg naar de
Côte de Sénancole bij Gordes. Deze weg is echter in het hoogseizoen éénrichtingsverkeer in dalende richting. Daarom wordt er al op de col aangegeven dat je na 3 km niet verder kunt rijden. Ik heb dat inrijverbod wel eens genegeerd, doch nu er nog veel toeristen daar naar beneden komen, waag ik dat maar niet. Je zult in de klim maar zo'n toeristenbus tegenkomen
.
Er komt een auto met Italiaans kenteken aan. Kennelijk 'schrikt' de bestuurder van het inrijverbod, want hij draait twijfelend de parkeerplaats op. Het is duidelijk dat ze niet weten wat te doen. Ik wenk ze, het raampje gaat open.
Bongiorno zeg ik. Daar houdt m'n Italiaans ook zo ongeveer op, dus vraag ik de bestuurder of hij misschien Frans spreekt. Er volgt een ontkenning, doch hij wijst op zijn achterin zittende tienerdochter. Die durft kennelijk niet. 'Probeer 't maar', zegt hij tegen haar (dat maak ik tenminste uit z'n Italiaans op
). Het achterraampje gaat ook open. 't Is een aardige meid en de conversatie loopt goed, want ik houd het bij korte zinnetjes. Of ze naar de abdij en naar Gordes willen (hoef je eigenlijk niet eens te vragen
). Ik leg ze uit hoe ze dat moeten doen qua route. Van pa moet ze nog vragen of hij bij de abdij kan parkeren. Gaat ook goed en pa blijkt mij trouwens best redelijk te kunnen volgen. Ze durven het kennelijk aan, want ze vertrekken, na keurig gegroet te hebben, richting abdij.
Op de Col des Trois Termes wordt al aangegeven dat je na 3 km niet verder kunt:
Volgende auto, een grote, zwarte MPV. Raampje gaat open en de Aziatische bestuurder zegt 'nice?' tegen mij. Hij spreekt het uit, zoals sommigen het merk
Nike (sportkleding) uitspreken, maar dan dus met een 'c' ('naicie'). Wat bedoelt de man in vredesnaam? Hij spreekt Engels en ziet dat het mij niet meteen duidelijk is wat hij bedoelt. Dan spelt hij n-i-c-e. Verhip, de man moet naar Nice
. Ah, Nice, zeg ik. Ja, daar denk je niet zo snel aan als je op het Plateau de Vaucluse op de een of andere col staat. Jeetje, waar moet ik de man heen sturen? Even goed nadenken. Ik zal maar niet vragen of hij een kaart heeft. Mensen met een kaart komen daar vanzelf wel mee op de proppen. Hij grijpt opzij en pakt z'n witte smartphone. 'I've nog signal', zegt hij. Aha, doet hij dat zo, dat navigeren in een ver en vreemd land. 'Ja, Cannes is ook goed', zegt hij, 'daar gaan we misschien eerst nog heen'. 'Als ik maar uit de bergen ben'. 'Ja, daar ben ik over aan het nadenken', zeg ik hem. Dan heb ik de boel op een rijtje en leg hem uit naar Murs te rijden en vervolgens Apt aan te houden. Dan zit hij op een hoofdweg, de D900 en kan hij richting Manosque. 'Op de D900 hebt u wel weer een signaal', stel ik hem nog gerust. Hij snapt het en is blij op weg geholpen te zijn. Ja, sommige mensen doen ook maar wat... Naar Nice? M'n achterband is nog O.K., dus ga ik zelf ook maar snel verder.
Langs de mooiste dorpjes van deze streek
Over de 'golvende' D244 fiets ik naar de D15 en daal zo af naar Gordes. Het wegdek is in orde, de band ook, dus durf ik wat 'brutaler' te dalen. Ook hier kijk je weer heel ver weg, over de vallei en op de Luberon. Op de scheiding van de
Petit Luberon en de
Grand Luberon ligt de
Col du Pointu en over dit dus lager gelegen stukje Luberon zie ik in de verte zelfs het Montagne Ste-Victoire bij Aix-en-Provence liggen
. Dat is mij eigenlijk nooit eerder zo opgevallen. Op een fotootje zie je het nauwelijks terug, doch als je daar langs de D15 staat te kijken, is het allemaal veel duidelijker. Ik geniet er in elk geval van!
Langs de D15 ten noorden van Gordes kijk je op de Luberon met de Col du Pointu:
In Gordes lopen weer veel toeristen rond. Toch ben ik er snel door. Ik daal af tot de mini-rotonde ten zuiden van het stadje en draai de D2 op. Over een mooi glad wegdek daal ik nog een paar bochten en lijk dan recht op het 'beroemdste' stadje van de streek af te fietsen. Maar de weg zal zo weer naar rechts draaien. Het is schitterend, warm weer en er zijn veel toeristen onderweg: 'Jippie', de zomer is terug!!!
Op de D2 lijk je recht op Gordes af te stevenen:
Ik ga rechtsaf de D104 op, richting St-Pantaléon. In dat dorpje pak ik de D10a en kan zo nog een flink stuk dalen. En zo kom ik binnendoor uiteindelijk op de D60 en in Lumières. Even een stukje door Lumières en dan via de rotonde in de D900 (de weg naar Nice
) en de brug over de
Calavon terug naar Lacoste. Hiervoor moet ik nog een dikke 4 km klimmen. Het is inmiddels erg warm geworden. Mijn Rox geeft hier op de zonnige helling ruim 35 graden aan. Laat het ietsje minder zijn, koel is anders. Het is toch weer klimmen op een 4 -6 procent helling. Vlak voor Lacoste kom ik op dezelfde weg waarover ik vanmorgen gedaald ben richting de vallei. Nu moet ik goed opletten, want de heen- en de terugweg komen in het dorpje op een splitsing bij elkaar. En met een 'track' kun je niet zien wat de heen- of wat de terugweg is. Je moet dus wel weten welke kant je eigenlijk op wilt. En ik ben aan het proberen om gewoon op zo'n 'track' te navigeren. Maar 't gaat goed. Na een paar dalende bochten in de D109 ligt Lacoste boven mij en in de zon.
Vanaf de D109 zie je Lacoste prachtig liggen:
De D109 komt straks op de D3 uit. Dat is de weg richting Robion en Cavaillon. Naar de D3 gaat het verder een beetje 'op-en-af'. Voordat ik op die D3 ben aangekomen, zie ik Bonnieux nu ook volop in de zon liggen. Het lijkt zo een 'dorpje van niets', maar als je er van beneden af helemaal op de fiets door moet, is het toch nog een aardig stukje fietsen. Dat komt, omdat je met lange 'lussen' tegen de berg op fietst.
Bonnieux, zoals je 't ziet als je van Lacoste komt:
Op de D3 moet ik nog even naar een
côte (336 m) klimmen, voordat ik aan de lange afdaling naar Ménerbes kan beginnen. Bij Ménerbes rijd ik nu onder het stadje langs en ga via
Petit Coustellet en hetzelfde weggetje binnendoor als vanmorgen, terug naar mijn startpunt. Het was 'slechts' een rondje van
101 km, doch door al het fotograferen en het 'kleppen' met toeristen, ben ik toch weer een 'eeuwigheid' onderweg geweest. Maar dat kan ik mij als
pensionado geloof ik wel veroorloven
.
Diegenen die mij op
Strava volgen, hebben daar natuurlijk al lang gekeken. De achterband heeft zich goed gehouden, dus heb ik de
service de dépannage (m'n vrouw
) niet behoeven te bellen. De volgende dag bleek dat er toch nog een klein beetje lucht uit de band ontsnapt. Ik heb er maar wat vloeibare latex bijgedaan. De band kan nog best een poosje mee. Als hij goed op druk blijft, wil ik proberen het gat met 'secondelijm' te dichten. En anders, ja dan moet er toch maar vast een nieuwe op
(wat wel weer een heel gedoe is als je aan 't kamperen bent).