Het dopingtopic 2.0
Ach wat is er nu te horen geweest wat we in ons achterhoofd al niet wisten.
Hypocriete bende is het alle renners.
Allemaal ( een enkele uitzondering nagelaten uit die tijd) waren pakkers.
Lance heeft het ontkennen het langste volgehouden en word aan de schandpaal genageld.
Sorry hoor hij is voor mij niet anders dan de rest die bekend heeft na heel lang ontkennen
Grtz; Mtbfool
Hypocriete bende is het alle renners.
Allemaal ( een enkele uitzondering nagelaten uit die tijd) waren pakkers.
Lance heeft het ontkennen het langste volgehouden en word aan de schandpaal genageld.
Sorry hoor hij is voor mij niet anders dan de rest die bekend heeft na heel lang ontkennen
Grtz; Mtbfool
En dat is precies de reactie die hij met zijn bekentenis probeerde los te maken. Want wat heeft hij nou bekend? Hij heeft bekend waar hij niet meer omheen kon. Hij heeft bekend dat hij doping heeft gebruikt, zoals alle andere renners in zijn tijd en hij heeft bekend dat hij als een bullebak heeft gehandeld, maar dat was de schuld van de kanker. Maar al die andere dingen waar hij van beschuldigd wordt en die het verschil maakten met andere renners, dat ontkent hij.Sorry hoor hij is voor mij niet anders dan de rest die bekend heeft na heel lang ontkennen
Het is een heel goed PR-offensief, die hij als goede acteur goed op de buhne zet, maar het blijft onder aan de streep een PR-offensief.
Fietsen is gezond, dus eet meer fiets
-
- Forum-lid
- Berichten: 1696
- Lid geworden op: 05 sep 2010 12:12
Beste roodhoofd, ik zou je een kort antwoord moeten sturen maar omdat de tijd kort is zal het een lang antwoord worden en omdat je een lang antwoord toch niet leest zeg ik het maar zo: Ik ben het niet met je eens!
Mevrouw Andreu moet een dikke warme knuffel krijgen dat is juist maar die krijgt ze van Armstrong natuurlijk nooit.
Schuld vertaalt zich civiel juridisch in schade niet in iets anders. Betalen dus, dik ook, 10 miljoen aan alle namen die timo ergens anders opschrijft dat is ook het enige wat deze emotieloze man begrijpt. Het is het enige wat je van deze berekende man kan verwachten. Geen probleem, Armstrong met zijn capaciteiten verdient het zo ergens terug. ik heb het hele interview gisteravond me afgevraagd waarom hij dit doet. Alles is gerepeteerd, wat hij niet wil zeggen zegt hij niet en daarbij liegt hij waarschijnlijk ook nog. De overwegingen voor het interview zijn puur zakelijk is de enige conclusie. Ik zou zijn vermogen van 100 miljoen verdelen onder die renners die hij onrecht heeft aangedaan.
Mevrouw Andreu moet een dikke warme knuffel krijgen dat is juist maar die krijgt ze van Armstrong natuurlijk nooit.
Schuld vertaalt zich civiel juridisch in schade niet in iets anders. Betalen dus, dik ook, 10 miljoen aan alle namen die timo ergens anders opschrijft dat is ook het enige wat deze emotieloze man begrijpt. Het is het enige wat je van deze berekende man kan verwachten. Geen probleem, Armstrong met zijn capaciteiten verdient het zo ergens terug. ik heb het hele interview gisteravond me afgevraagd waarom hij dit doet. Alles is gerepeteerd, wat hij niet wil zeggen zegt hij niet en daarbij liegt hij waarschijnlijk ook nog. De overwegingen voor het interview zijn puur zakelijk is de enige conclusie. Ik zou zijn vermogen van 100 miljoen verdelen onder die renners die hij onrecht heeft aangedaan.
Do kin der mar druk mei weze
En die zijn onschuldig? Ze hebben er zelf voor gekozen om te fietsen, met LA samen te werken en te accepteren wat hun zogenaamd is aangedaan. Ze hadden een keuze, die hebben ze gemaakt en nu zullen ze op hun eigen blaren moeten zitten. Net als LA. Ik heb totaal geen medelijden met wie dan ook. Allemaal hadden ze andere keuzes kunnen maken en dat hebben ze niet gedaan.materialist schreef:Ik zou zijn vermogen van 100 miljoen verdelen onder die renners die hij onrecht heeft aangedaan.
Wat dacht je van Simeoni, Bassons, Walsh, Kimmage, Betsy Andrieu?ajhoff schreef:En die zijn onschuldig? Ze hebben er zelf voor gekozen om te fietsen, met LA samen te werken en te accepteren wat hun zogenaamd is aangedaan. Ze hadden een keuze, die hebben ze gemaakt en nu zullen ze op hun eigen blaren moeten zitten. Net als LA. Ik heb totaal geen medelijden met wie dan ook. Allemaal hadden ze andere keuzes kunnen maken en dat hebben ze niet gedaan.materialist schreef:Ik zou zijn vermogen van 100 miljoen verdelen onder die renners die hij onrecht heeft aangedaan.
Als je die nou eens allemaal een schade vergoeding van een miljoen dollar geeft. Dat zou LA heel misschien een beetje in aanzien stijgen. Nu blijft hij voorlopig de arrogante zelfingenomen eikel die hij altijd al geweest is.
Live fast; die young. mijn blog
"Thomas Dekker bekent gebruik bloeddoping en epo"
bron:
http://www.nu.nl/binnenland/3007792/tho ... n-epo.html" onclick="window.open(this.href);return false;
bron:
http://www.nu.nl/binnenland/3007792/tho ... n-epo.html" onclick="window.open(this.href);return false;
-
- Forum-lid
- Berichten: 1473
- Lid geworden op: 25 sep 2012 20:58
Pardon? Andere keuzes maken? Simeoni had gewoon z'n mond moeten houden en zich moeten gedragen naar de wetten van de omerta? Hetzelfde voor Bassons? Lekkere moraal hou jij er op na!ajhoff schreef:En die zijn onschuldig? Ze hebben er zelf voor gekozen om te fietsen, met LA samen te werken en te accepteren wat hun zogenaamd is aangedaan. Ze hadden een keuze, die hebben ze gemaakt en nu zullen ze op hun eigen blaren moeten zitten. Net als LA. Ik heb totaal geen medelijden met wie dan ook. Allemaal hadden ze andere keuzes kunnen maken en dat hebben ze niet gedaan.materialist schreef:Ik zou zijn vermogen van 100 miljoen verdelen onder die renners die hij onrecht heeft aangedaan.
Twee mooie stukken van Thijs Zonneveld over dopingbeleid van Rabo, vandaag in NRC.
-
- Forum-lid
- Berichten: 1473
- Lid geworden op: 25 sep 2012 20:58
Een ploeg als zovele Als we écht mee wilden doen, moest de ethiek wat opschuiven
Rabobank stapt in 1996 in het wielrennen. De ploeg is al snel het lachertje van het peloton. Rabobank fietst hopeloos achter de feiten aan. Dan is ploegleider Jan Raas het zat. Hij roept alle renners bij elkaar.
Door onze redacteur THIJS ZONNEVELD
„We werden vernederd. Uitgelachen door de concurrenten. De ploegleiding vond ons maar watjes en de stemming na een koers was niet best. We werden uitgescholden, kapotgeschreven en becommentarieerd. Peter Post noemde ons de patatgeneratie en dat werd door de media handig gebruikt; de Italianen en de Spanjaarden werden opgehemeld. De druk werd groter en groter. Onhoudbaar op het eind. Het publiek langs de kant van de weg steunde ons en had nog hoop, maar in de publieke opinie waren we een stel nietsnutten.”
(Bron: renner uit Raboploeg 1996)
Als er óóit een slecht moment is geweest om een nieuwe wielerploeg te beginnen, dan is het in 1996. Het is het jaar dat het profpeloton vliegt op een wondermiddel dat niet opgespoord kan worden. Wielrennen is medische wildwest op twee wielen: wie het verst durft te gaan, die rijdt het hardst.
Juist in dat jaar besluit Rabobank in de wielersport te stappen. De bank steekt 10 miljoen gulden in een ploeg die geleid wordt door Jan Raas. Een grotere sponsordeal heeft het Nederlandse wielrennen tot dan toe niet gekend. Die investering moet via tv-minuten, overwinningen en podiumplaatsen worden omgezet in naamsbekendheid en positieve publiciteit. Raas contracteert ervaren renners als Erik Breukink en Edwig Van Hooydonck en omringt hen met jonge honden als Michael Boogerd en Erik Dekker. Het is nieuw, het is fris. Er is geld, er is talent, er is klasse, de verwachtingen zijn hoger dan hoog.
Er komt helemaal niets van terecht.
In het voorjaar van 1996 is de dure Raboploeg een van de lachertjes van het peloton. Vooral in de klassiekers komen de Rabo’s er niet aan te pas. Ze worden verpletterd, weggefietst, kapotgereden. Rabobank fietst hopeloos achter de feiten aan. Het is vechten tegen de bierkaai. En tegen de epo. Dat middel wordt in Italië, België en Spanje al jarenlang op grote schaal gebruikt. Ook in Nederland rijden renners van onder meer PDM en TVM al begin jaren negentig met epo.
De oudere Raborenners zien al snel dat het een verloren strijd is. Edwig Van Hooydonck: „Ik ben altijd een kampioentje geweest. Ik wilde dat jaar nog één keer vlammen. Ik had er alles voor gedaan, maar ik kwam er niet aan te pas. Er waren renners tegen wie ik vanaf mijn vijftiende had gekoerst die op hun 27ste ineens dingen gingen doen die niet konden.” Erik Dekker wil niet meer in sommige koersen rijden. Dekker: „Ik heb tegen ploegleider Theo de Rooij gezegd dat ik niet meer naar de Tirreno-Adriatico of de Ronde van Zwitserland wilde. Daar werd ik belachelijk gemaakt; het sloeg nergens op hoe hard ze daar reden. In kleinere wedstrijden als de Ronde van Luxemburg ging het nog wel, maar in de grote rondes en de klassiekers kwam ik er niet aan te pas. Ik ben in ’92 prof geworden, werd meteen tiende en elfde in wereldbekerwedstrijden. Daarna heeft het tot ’97 geduurd voordat ik in een kopgroep zat die de finish haalde. Dat zegt wel genoeg, denk ik.”
De renners die net komen kijken weten niet wat hun overkomt. Een ex-renner uit die tijd zegt: „Soms konden we met de hele ploeg niet volgen. Dan kregen we op onze lazer van Raas.”
Dilemma
Nul resultaten – de sponsor is ontevreden, Raas is boos, de renners voelen zich vernederd. Na de voorjaarsklassiekers barst volgens verschillende coureurs de bom. De renners van Rabobank krijgen hetzelfde dilemma voorgeschoteld als hun collega’s bij andere ploegen. Een andere ex-renner die anoniem wil blijven vertelt hoe de Raborenners langzaam maar zeker over het randje worden geduwd:
„Ik ging vol goede moed het seizoen in, maar we werden overal gelost. Man, ik kon het peloton niet eens volgen. Ik werd na 120 kilometer gewoon uit de wielen gereden. Soms zaten we met zeven Rabo’s in de mongolenwaaier.
„In mei 1996 was Raas het zat. Ik weet niet wat Rabo tegen hem gezegd heeft, of dat er nog andere invloeden waren van buitenaf, maar de maat was vol. We werden met veel renners, zeg maar de besten van de ploeg, bij elkaar geroepen. Raas was woest, zoals hij alleen dat kon zijn. Hij vloekte en gooide met alles wat los zat. Hij zei: ‘De sponsor is ontevreden, er moet iets aan gedaan worden.’ Raas trok ons aan onze oren en zette ons met de rug tegen de muur.
„Daar, op die bespreking, is voor het eerst het epo-woord gevallen, het is dan mei 1996. Ploegarts Geert Leinders riep daarna iedereen één voor één bij zich op de kamer en legde uit wat epo was, wat hematocriet was. Wat de gevaren waren, de nadelen en de voordelen. Wat je niet en wat je wel moest doen. En van wie hij wist dat ze het gebruikten bij andere ploegen. Een mooi verkoopargument, want bij velen van ons wekte dat woede op. Wij reden tenslotte tot op dat moment schoon tegen geprepareerde renners die ons uitlachten. Leinders vond het geen dope, want ‘het was niet positief’.
„Ik vond het zwaar klote. Het was zo’n moeilijke situatie. Je zoekt naar een mogelijkheid om je sport te doen, je voelt de druk voor vijftig man personeel. Velen van hen konden niets anders dan masseren of sleutelen aan een fiets. De UCI noch de KNWU stak een vinger uit, zelfs niet nadat sommigen van ons hadden geklaagd bij de instanties. Je werd als een klein kind afgeserveerd, we waren totaal vogelvrij.
„Naar wie had ik de grootste verantwoordelijkheid, was mijn afweging. Naar het publiek, het wielrennen – of naar mijn gezin en het betalen van mijn hypotheek? Ik had geen diploma en was bang dat ik mijn vrouw en kinderen niet meer kon onderhouden. De angst voor het onbekende en onzekere bestaan won het van mijn verantwoordelijkheidsgevoel en dus ging ik overstag.
„We hoefden zelf geen epo te kopen. We leverden standaard 10 procent van ons prijzengeld in, daaruit werd het spul betaald. Maar we hadden niet veel prijzen gereden. Ik weet nog dat het niet om Eprex maar om Recormon ging en dat alle doktoren van de ploeg wisten wat wij deden, geen uitzondering was. Het was dus niet alleen Leinders. Zo wisten ook alle ploegleiders het. Met sport had het niets meer te maken. Hiervoor was ik niet gaan fietsen. Terugkijkend kan ik maar één conclusie trekken: het is één groot circus geweest. Waarin goede mensen van de ene op de andere dag opeens tot slechteriken werden.”
En zo gaat de ploeg overstag. Niet alle coureurs, maar wel de meerderheid.
De epo wordt volgens een renner in ieder geval enkele keren gekocht in een Italiaanse apotheek in Castagneto Carducci en met de auto vervoerd naar Nederland. Leinders schrijft briefjes als gebruiksinstructie. Niemand doet moeilijk over controles of over de pakkans. Weer een andere anonieme ex-renner van Rabobank zegt: „Er gingen in die tijd gewoon koeltasjes mee als ze met het vliegtuig gingen.”
Tour de France
In de Tour van 1996 wordt voor het eerst door verscheidene Rabobankrenners epo gebruikt. Maar dan wel met mate; liever iets te weinig dan iets te veel. Een oud-renner zegt dat hij met Leinders overlegt om in de Tour van 1996 microdoses epo te spuiten. Tegen mogelijke bloedklontering wordt hem de bloedverdunner Asaflow gegeven; datzelfde middel ziet hij ook op de kamers van de andere renners staan. In 1997 worden de epo-spuiten al een paar weken vóór de Tour gezet, in de Ronde van Zwitserland.
Behalve epo worden in de ploeg ook andere middelen gebruikt, waaronder grote hoeveelheden DHEA – een voorstadium van testosteron. Dat stond destijds nog niet op de dopinglijst.
Leinders zou zich later in een interview met deze krant proberen te verantwoorden: „Ik heb de jaren negentig meegemaakt, toen er een probleem was in het peloton met een product dat niet detecteerbaar was. Ik heb dat niet veroorzaakt hè. Maar ik was daar toen. Dus maakt het deel uit van mijn verleden.” Maar in een reactie op dit artikel zegt hij: „Ik heb als ploegdokter nooit producten gebruikt of toegediend die op de dopinglijst stonden.”
De UCI stelt een hematocrietgrens van vijftig procent vast in 1997: de renner die daarboven zit, laadt de verdenking op zich dat hij epo gebruikt en wordt geschorst. Het zorgt er niet voor dat minder renners dope gebruiken. Integendeel. Het maakt de boel wel een stukje duidelijker: voortaan weet iedereen tot hoe ver hij kan gaan. Excessen (hematocrietniveaus van zestig zoals bij Tourwinnaar Bjarne Riis in 1996) zijn niet langer mogelijk.
Een ex-renner die voor verschillende Nederlandse ploegen reed, waaronder Rabobank, zegt:
„Het werd in mijn derde jaar duidelijk dat er spul was waar je heel hard van ging fietsen. Dat werd door veel renners gebruikt. Waarom die cultuur er was? Omdat er voorwaarden waren gecreëerd waardoor je dat product niet kon vinden. Daarna werd er een grens van 50 gesteld, maar dat was uit onmacht. Een hoop renners en ploegen vatten dat op als: oké, dan is het goed om te spuiten tot 50. Van de renners gebruikte 80, 85, 90 procent het. Er was makkelijk aan te komen.”
In 1998 breekt de pleuris uit in het wielrennen, als de Franse politie tijdens de Tour de dopingpraktijken bij de Festina-ploeg onthult. Als gevolg daarvan gaat het beleid bij Rabobank om. De ploegleiding is als de dood dat de sponsor de stekker eruit trekt. Doping wordt niet langer door de ploeg aangeboden; de renners moeten ernaar vragen. Wéér een andere ex-renner, een van de kopmannen, zegt: „Er was geen structureel dopinggebruik bij Rabobank. Hooguit damage control. Leinders zorgde ervoor dat we niet ergens anders gingen shoppen en daarmee de hele ploeg onderuit konden halen.”
Schisma
Er ontstaat hoe langer hoe meer een schisma bij Rabobank. Aan de ene kant de renners die actief vragen en op zoek gaan naar doping, aan de andere kant de renners die er zo ver mogelijk vandaan willen blijven.
Addy Engels komt in 2000 bij Rabobank. Hij krijgt geen doping aangeboden, over het d-woord wordt volgens hem nauwelijks gesproken.
„Bij Rabo werd er niet openlijk over gesproken. Zeker niet aan tafel. Zolang je zelf nergens mee kwam, had je er niet mee te maken. Ik ben ook nooit aan de hand genomen, niemand heeft me uitgelegd wat de mogelijkheden waren. Ik heb er ook nooit naar gevraagd. „Als ik naar Leinders was gegaan met de vraag of ik die kant op kon, had hij er open voor gestaan. Maar dat heb ik nooit gedaan. Ik zou er ook totaal niet geschikt voor zijn: ik doe niet graag iets wat niet mag. En ik zou bezorgd zijn wat het met mijn gezondheid deed. Zoiets brengt stress met zich mee – die paar procenten die ik fysiek zou hebben gewonnen, zou ik mentaal weer hebben verloren.”
Vooral in de eendaagse wedstrijden doet Rabobank van voren mee, maar voor de bank is het nog niet genoeg. Topman Bert Heemskerk roept begin 2002 dat Rabobank moet meedoen om een podiumplaats in de Tour. Dat is vragen om problemen in een tijd dat teams als US Postal en Telekom meer lijken op privéklinieken dan op wielerploegen. Als Rabobank écht mee wil doen in de strijd om de gele trui, moeten er andere renners komen. En moet de ethiek nog een stukje verder weggeschoven worden.
Dat gebeurt dan ook.
Levi Leipheimer, jarenlang ploeggenoot van Lance Armstrong, wordt aangetrokken. En in 2003 haalt Rabobank de Deense klimmer Michael Rasmussen, ondanks een mail van CSC-manager Bjarne Riis aan Jan Raas, waarin de Deense ex-dopingzondaar waarschuwt dat Rasmussen een gevaar is. Als Rasmussen toch wordt aangetrokken is Raas als ploegmanager al vervangen door Theo de Rooij. Raas zou zijn mond nooit meer opentrekken.
Oud-politiecommissaris Peter Vogelzang, die in 2007 onderzoekt of de ploegleiding wist dat Rasmussen in de aanloop naar de Tour de France had gelogen over zijn verblijfplaats, bevestigt het bestaan van de mail van Riis aan Raas.
„Er was een mailwisseling tussen Riis en Raas waarin de verdenking ten opzichte van Rasmussen werd geuit. Als je dat aan de kant schuift, accepteer je het risico. De directie van de ploeg wist het. En de bank wist het ook, denk ik. Het was destijds in de publiciteit ook vrij duidelijk dat Rasmussen geen zekerheidje was. Op papier was betrouwbaarheid belangrijk voor de bank, maar in de praktijk werd de ploeg afgerekend op resultaten. De vraag hoe was niet relevant. Mijn stelling: men begint niet direct met onethisch of crimineel gedrag. Die grens wordt overschreden onder druk van status, aanzien, eer, geld. Ertoe verleid door bonussen, premies, dat geldt niet alleen voor wielrennen. In zo’n klimaat ontstaat een cultuur dat iedereen ongeveer weet wat er gaande is, maar niemand erover begint. Sponsors, bestuur, directie, renners: wat niet weet, wat niet deert.”
De bank zelf zegt achteraf niet te weten wat er bij de ploeg gebeurde, maar dat wordt door een oud-renner betwijfeld. Hij zegt dat hij in 1997 aan Rabobank-woordvoerder Gert Sluis vertelde wat er binnen de ploeg gebeurde. Sluis zou toen hebben gezegd dat de verantwoordelijkheid voor dat soort dingen bij Jan Raas lag. Maar Sluis zegt nu dat het gesprek nooit heeft plaatsgevonden:
„Dan waren alle alarmbellen onmiddellijk afgegaan. Een bank kan het zich niet veroorloven om in verband te worden gebracht met doping. We hebben glashelder in het contract laten opnemen dat we de stekker eruit zouden trekken als er structureel doping zou plaatsvinden bij de ploeg. Natuurlijk was resultaat belangrijk, maar wel binnen de gestelde voorwaarden. Verder hadden we geen bemoeienis met de sportieve kant. Wij waren van het bankieren, van wielrennen hadden we geen verstand. Of we het met de wetenschap van nu anders hadden gedaan? Tja, dat is achteraf praten. Als je tien jaar getrouwd bent en je vrouw blijkt tien jaar te zijn vreemdgegaan, dan had je het ook anders gedaan.”
Driedeling
Er tekent zich een driedeling af in de ploeg. De renners die niets doen, de renners die af en toe gebruiken en een select groepje dat all the way gaat om de strijd aan te gaan met de wereldtop van dat moment. De ploegleiding ligt in een spagaat. Aan de ene kant willen ze meedoen op het hoogste niveau, aan de andere kant proberen ze de renners er zo veel mogelijk van te weerhouden onverantwoorde risico’s te nemen. In de Vuelta van 2005 is er een conflict tussen de Rus Denis Mensjov en de ploegleiding over medicamenten, datzelfde gebeurt een aantal keer tussen Boogerd en manager Theo de Rooij. De Oostenrijker Bernhard Kohl, betrapt en veroordeeld voor doping, verklaarde later dat hij zijn heil zocht bij een andere ploeg omdat hij bij Rabobank naar zijn zin niet genoeg medische ondersteuning kreeg.
De medische staf van Rabobank probeert te blussen waar mogelijk: de artsen kiezen er meestal pas voor om renners te begeleiden bij doping als ze zelf het besluit hebben genomen om te gebruiken.
De Amerikaan Levi Leipheimer zegt in het Usada-rapport dat hij epo koopt bij ploegarts Leinders. En Roy Sentjens, in dienst van Rabobank tussen 2002 en 2006, maakt bij de Nederlandse ploeg kennis met onder meer epo en groeihormoon. Sentjens zou in 2010, als hij bij Milram rijdt, worden betrapt op epo; hij zegt dan dat hij maar één keer epo heeft gebruikt. Inmiddels heeft hij een schorsing achter de rug en rijdt hij voor de Nederlandse continentale ploeg De Rijke-Shanks. Gevraagd om een reactie schrijft zijn manager: „Roy heeft deze donkere periode achter zich gelaten en de nieuwe Roy heeft geen behoefte hieraan herinnerd te worden.”
Erik Dekker rijdt volgens twee ex-renners met epo of aanverwante producten. In 1999 wordt voor de WK in Verona een te hoge hematocrietwaarde geconstateerd. Opmerkelijk, want in Sportweek zegt hij eerder: ‘Ik zorg altijd dat ik onder de 50 blijf’. Een onderzoekscommissie zal later concluderen dat die waarde waarschijnlijk werd veroorzaakt door een stuwbandje dat te strak om zijn arm zat. Volgens betrokkenen zou de Belgische renner Chris Peers, rijdend voor Cofidis, Erik Dekker doping hebben geleverd. Peers zal later worden geschorst vanwege zijn betrokkenheid in de zaak-Landuyt – een Belgische veearts die dopingproducten levert aan wielrenners. Dekker zelf ontkent. „Er is niets van waar. Ik heb nooit doping gebruikt.”
Pelotonvulling
De dominante cultuur bij Rabobank is die van de gebruikers. Die rijden nu eenmaal het hardst en staan het hoogst in de hiërarchie. Remmert Wielinga, van 2003 tot 2005 rijdend voor Rabobank, zegt: „Michael Boogerd is een gruwelijke klootzak – met z’n vervelende gezicht op tv. Het was walgelijk hoe hij communiceerde in de Tour van 2003. Andere jongens waren volgzame honden.”
Jonge talenten die overstappen naar de profploeg worden in het diepe gegooid. Een renner die in 2006 bij de ploeg komt, verbaast zich over de kilte van de ploeg en over de snelheid waarmee er wordt gereden.
„Er werd belachelijk hard gereden in mijn eerste jaren. Ik was pelotonvulling, meer niet. Ik ben gaan vragen wat er allemaal gebeurde in het peloton; ik kreeg al snel antwoorden. Ploeggenoten antwoordden vaag, maar zeiden dat ik niet de top zou halen zonder spul. Ploegleider Adri van Houwelingen zei simpelweg: „Als je echt wilt presteren, moet je met de doktoren praten.” Boogerd en ploegarts Jean-Paul van Mantgem zeggen tegen de jonge renner dat epo te koop is in apotheken rond Aken, en anders in Spanje. Boogerd zegt in een reactie: „Daar weet ik niks van. Misschien heb ik dat gekscherend gezegd. Iedereen wist dat je ’t in Aken kon halen. Ik? Nee, ik ben daar nooit geweest.’’
Ook het toptalent Thomas Dekker (geen familie) komt terecht in een cultuur die draait om resultaat; de manier waarop is secundair. De ploegleiding staat op het standpunt: doe wat je moet doen, maar laat ons erbuiten.
Thomas Dekker spuit epo – geholpen door de medische staf – in zijn tijd bij Rabobank; daarnaast gebruikt hij bloeddoping.
Dekkers ploeggenoten Boogerd, Mensjov en Michael Rasmussen zouden voor bloedtransfusies naar de Oostenrijkse bloedbank Humanplasma gaan – tot het moment dat de bloedbank wordt opgerold door de Oostenrijkse justitie. Eerder schreef deze krant dat Dekker, Boogerd en Rasmussen vervolgens cliënt werden bij de Oostenrijkse atletenmanager Stefan Matschiner. Boogerd geeft in 2007 andere renners het telefoonnummer van Matschiner. Over dat laatste zegt Boogerd: „Dat zou zomaar kunnen, ik weet het niet meer.” Verder ontkent Boogerd dat hij dope heeft gebruikt. „Ik kan het op dit moment niet uitleggen, daar heb ik mijn redenen voor. Ik ga naar de waarheidscommissie van de KNWU en kijk wat ze daar willen. Daarna ga ik me beraden.”
Groeihormoon
Max van Heeswijk is Raborenner in 2007. Eerder ook in 1997 en 1998 en daarvoor ploeggenoot van Lance Armstrong bij Motorola. Volgens enkele andere ex-Rabo’s was Van Heeswijk geobsedeerd door doping en nam hij groeihormoon mee op trainingskamp, in een gekoeld busje scheerschuim. Van Heeswijk wil niet reageren op de beweringen. Hij sms’t dat hij het geloof in het wielrennen en de wielerjournalistiek is verloren: „Veel succes in deze verziekte wielrenwereld waar iedereen elkaar een mes in de rug steekt omdat het maar om één ding gaat: geld. Gr. Max.”
In de Tour van 2007 spat de bubbel uiteen. Rasmussen, die volgens een direct betrokkene rijdt op vijf bloedzakken, 100.000 eenheden epo, testosteron en cortisonen, wordt enkele dagen voor Parijs door zijn eigen ploeg uit de Tour genomen terwijl hij in de gele leiderstrui rijdt. Hij heeft gelogen over zijn verblijfplaats om dopingcontroles te ontlopen. Tot op de dag van vandaag lopen er rechtszaken tussen Rasmussen en de toenmalige ploegleiding – Theo de Rooij en Erik Breukink – over wie wat nu eigenlijk wist. Oud-korpschef en sportbestuurder Peter Vogelzang deed onderzoek naar de verhoudingen:
„De staf stond zo ver van de renners af – op het naïeve af. En al dat gedoe met die whereabouts: het was zeer inconsequent, ook van de UCI. De ene keer was drie strikes out, de andere keer was het bij vijf nog niet over en sluiten. Er was veel gedoe over de verblijfplaatsen van Thomas Dekker en Denis Mensjov – die laatste was op plaatsen waar een normaal mens niet kon komen, ergens ver weg in Rusland. Het systeem leek op willekeur. Breukink had kunnen of moeten weten waar Rasmussen uithing. Of hij wist het niet en hij zou geen ploegleider moeten zijn omdat hij zo afstandelijk en naïef was, of hij wist het wel en zou ook geen ploegleider moeten zijn.”
Na de affaire-Rasmussen wordt de houding tegenover doping binnen de ploeg bijgesteld. Een jonge renner die informeert wat mogelijk is, krijgt nul op het rekest. „Na de Rasmussen-Tour was er zero tolerance vanuit de ploeg. Achteraf was dat misschien mijn redding. Anders had ik misschien andere keuzes gemaakt.”
In 2008 gaat de bezem door de ploeg. De bank pikt het niet dat er stront naar buiten komt en grijpt in. Onder meer De Rooij, Rasmussen en Van Heeswijk moeten vertrekken, Boogerd stopt met wielrennen.
Botte bijl
De deur naar doping is dicht. De nieuwe manager Harold Knebel hanteert de botte bijl voor wie over de grens gaat. Na een jaar vol problemen ontdoet Rabobank zich van Thomas Dekker. Ploegarts Leinders verlaat de ploeg begin 2009.
De laatste jaren wordt de Raboploeg in het peloton gezien als een van de schoonste ploegen. Maar als het Usada-rapport uitkomt, met daarin de misstanden in de ploeg van Lance Armstrong, wordt Rabobank alsnog ingehaald door het verleden. De bank gooit de handdoek; de huidige generatie betaalt de rekening voor de verrotte cultuur van de jaren ervoor.
Het is het einde van zeventien jaar Rabobank in het peloton. De ploeg staat symbool voor het wielrennen in die periode: het was een zeventien jaar lang durende strijd tussen integriteit en resultaat. Daarmee was Rabobank een ploeg als zovele. Niets meer en niets minder.
Wat vooraf ging
NRC Handelsblad publiceerde in december een onderzoek naar het dopingverleden van de Raboploeg. Daaruit bleek dat toprenners – Michael Boogerd, Thomas Dekker, Denis Mensjov en Michael Rasmussen – verboden bloedtransfusies ondergingen in Oostenrijk. Ook was er een epoprogramma met ploegarts Geert Leinders als spil.
Dat de Raboploeg met doping over de rand ging, had een reden: de ploeg was het lachertje van het peloton. NRC sprak de afgelopen weken met tientallen renners en betrokkenen, over het dilemma van een Nederlandse topploeg: gebruiken of verliezen.
© 2013, NRC Handelsblad
Rabobank stapt in 1996 in het wielrennen. De ploeg is al snel het lachertje van het peloton. Rabobank fietst hopeloos achter de feiten aan. Dan is ploegleider Jan Raas het zat. Hij roept alle renners bij elkaar.
Door onze redacteur THIJS ZONNEVELD
„We werden vernederd. Uitgelachen door de concurrenten. De ploegleiding vond ons maar watjes en de stemming na een koers was niet best. We werden uitgescholden, kapotgeschreven en becommentarieerd. Peter Post noemde ons de patatgeneratie en dat werd door de media handig gebruikt; de Italianen en de Spanjaarden werden opgehemeld. De druk werd groter en groter. Onhoudbaar op het eind. Het publiek langs de kant van de weg steunde ons en had nog hoop, maar in de publieke opinie waren we een stel nietsnutten.”
(Bron: renner uit Raboploeg 1996)
Als er óóit een slecht moment is geweest om een nieuwe wielerploeg te beginnen, dan is het in 1996. Het is het jaar dat het profpeloton vliegt op een wondermiddel dat niet opgespoord kan worden. Wielrennen is medische wildwest op twee wielen: wie het verst durft te gaan, die rijdt het hardst.
Juist in dat jaar besluit Rabobank in de wielersport te stappen. De bank steekt 10 miljoen gulden in een ploeg die geleid wordt door Jan Raas. Een grotere sponsordeal heeft het Nederlandse wielrennen tot dan toe niet gekend. Die investering moet via tv-minuten, overwinningen en podiumplaatsen worden omgezet in naamsbekendheid en positieve publiciteit. Raas contracteert ervaren renners als Erik Breukink en Edwig Van Hooydonck en omringt hen met jonge honden als Michael Boogerd en Erik Dekker. Het is nieuw, het is fris. Er is geld, er is talent, er is klasse, de verwachtingen zijn hoger dan hoog.
Er komt helemaal niets van terecht.
In het voorjaar van 1996 is de dure Raboploeg een van de lachertjes van het peloton. Vooral in de klassiekers komen de Rabo’s er niet aan te pas. Ze worden verpletterd, weggefietst, kapotgereden. Rabobank fietst hopeloos achter de feiten aan. Het is vechten tegen de bierkaai. En tegen de epo. Dat middel wordt in Italië, België en Spanje al jarenlang op grote schaal gebruikt. Ook in Nederland rijden renners van onder meer PDM en TVM al begin jaren negentig met epo.
De oudere Raborenners zien al snel dat het een verloren strijd is. Edwig Van Hooydonck: „Ik ben altijd een kampioentje geweest. Ik wilde dat jaar nog één keer vlammen. Ik had er alles voor gedaan, maar ik kwam er niet aan te pas. Er waren renners tegen wie ik vanaf mijn vijftiende had gekoerst die op hun 27ste ineens dingen gingen doen die niet konden.” Erik Dekker wil niet meer in sommige koersen rijden. Dekker: „Ik heb tegen ploegleider Theo de Rooij gezegd dat ik niet meer naar de Tirreno-Adriatico of de Ronde van Zwitserland wilde. Daar werd ik belachelijk gemaakt; het sloeg nergens op hoe hard ze daar reden. In kleinere wedstrijden als de Ronde van Luxemburg ging het nog wel, maar in de grote rondes en de klassiekers kwam ik er niet aan te pas. Ik ben in ’92 prof geworden, werd meteen tiende en elfde in wereldbekerwedstrijden. Daarna heeft het tot ’97 geduurd voordat ik in een kopgroep zat die de finish haalde. Dat zegt wel genoeg, denk ik.”
De renners die net komen kijken weten niet wat hun overkomt. Een ex-renner uit die tijd zegt: „Soms konden we met de hele ploeg niet volgen. Dan kregen we op onze lazer van Raas.”
Dilemma
Nul resultaten – de sponsor is ontevreden, Raas is boos, de renners voelen zich vernederd. Na de voorjaarsklassiekers barst volgens verschillende coureurs de bom. De renners van Rabobank krijgen hetzelfde dilemma voorgeschoteld als hun collega’s bij andere ploegen. Een andere ex-renner die anoniem wil blijven vertelt hoe de Raborenners langzaam maar zeker over het randje worden geduwd:
„Ik ging vol goede moed het seizoen in, maar we werden overal gelost. Man, ik kon het peloton niet eens volgen. Ik werd na 120 kilometer gewoon uit de wielen gereden. Soms zaten we met zeven Rabo’s in de mongolenwaaier.
„In mei 1996 was Raas het zat. Ik weet niet wat Rabo tegen hem gezegd heeft, of dat er nog andere invloeden waren van buitenaf, maar de maat was vol. We werden met veel renners, zeg maar de besten van de ploeg, bij elkaar geroepen. Raas was woest, zoals hij alleen dat kon zijn. Hij vloekte en gooide met alles wat los zat. Hij zei: ‘De sponsor is ontevreden, er moet iets aan gedaan worden.’ Raas trok ons aan onze oren en zette ons met de rug tegen de muur.
„Daar, op die bespreking, is voor het eerst het epo-woord gevallen, het is dan mei 1996. Ploegarts Geert Leinders riep daarna iedereen één voor één bij zich op de kamer en legde uit wat epo was, wat hematocriet was. Wat de gevaren waren, de nadelen en de voordelen. Wat je niet en wat je wel moest doen. En van wie hij wist dat ze het gebruikten bij andere ploegen. Een mooi verkoopargument, want bij velen van ons wekte dat woede op. Wij reden tenslotte tot op dat moment schoon tegen geprepareerde renners die ons uitlachten. Leinders vond het geen dope, want ‘het was niet positief’.
„Ik vond het zwaar klote. Het was zo’n moeilijke situatie. Je zoekt naar een mogelijkheid om je sport te doen, je voelt de druk voor vijftig man personeel. Velen van hen konden niets anders dan masseren of sleutelen aan een fiets. De UCI noch de KNWU stak een vinger uit, zelfs niet nadat sommigen van ons hadden geklaagd bij de instanties. Je werd als een klein kind afgeserveerd, we waren totaal vogelvrij.
„Naar wie had ik de grootste verantwoordelijkheid, was mijn afweging. Naar het publiek, het wielrennen – of naar mijn gezin en het betalen van mijn hypotheek? Ik had geen diploma en was bang dat ik mijn vrouw en kinderen niet meer kon onderhouden. De angst voor het onbekende en onzekere bestaan won het van mijn verantwoordelijkheidsgevoel en dus ging ik overstag.
„We hoefden zelf geen epo te kopen. We leverden standaard 10 procent van ons prijzengeld in, daaruit werd het spul betaald. Maar we hadden niet veel prijzen gereden. Ik weet nog dat het niet om Eprex maar om Recormon ging en dat alle doktoren van de ploeg wisten wat wij deden, geen uitzondering was. Het was dus niet alleen Leinders. Zo wisten ook alle ploegleiders het. Met sport had het niets meer te maken. Hiervoor was ik niet gaan fietsen. Terugkijkend kan ik maar één conclusie trekken: het is één groot circus geweest. Waarin goede mensen van de ene op de andere dag opeens tot slechteriken werden.”
En zo gaat de ploeg overstag. Niet alle coureurs, maar wel de meerderheid.
De epo wordt volgens een renner in ieder geval enkele keren gekocht in een Italiaanse apotheek in Castagneto Carducci en met de auto vervoerd naar Nederland. Leinders schrijft briefjes als gebruiksinstructie. Niemand doet moeilijk over controles of over de pakkans. Weer een andere anonieme ex-renner van Rabobank zegt: „Er gingen in die tijd gewoon koeltasjes mee als ze met het vliegtuig gingen.”
Tour de France
In de Tour van 1996 wordt voor het eerst door verscheidene Rabobankrenners epo gebruikt. Maar dan wel met mate; liever iets te weinig dan iets te veel. Een oud-renner zegt dat hij met Leinders overlegt om in de Tour van 1996 microdoses epo te spuiten. Tegen mogelijke bloedklontering wordt hem de bloedverdunner Asaflow gegeven; datzelfde middel ziet hij ook op de kamers van de andere renners staan. In 1997 worden de epo-spuiten al een paar weken vóór de Tour gezet, in de Ronde van Zwitserland.
Behalve epo worden in de ploeg ook andere middelen gebruikt, waaronder grote hoeveelheden DHEA – een voorstadium van testosteron. Dat stond destijds nog niet op de dopinglijst.
Leinders zou zich later in een interview met deze krant proberen te verantwoorden: „Ik heb de jaren negentig meegemaakt, toen er een probleem was in het peloton met een product dat niet detecteerbaar was. Ik heb dat niet veroorzaakt hè. Maar ik was daar toen. Dus maakt het deel uit van mijn verleden.” Maar in een reactie op dit artikel zegt hij: „Ik heb als ploegdokter nooit producten gebruikt of toegediend die op de dopinglijst stonden.”
De UCI stelt een hematocrietgrens van vijftig procent vast in 1997: de renner die daarboven zit, laadt de verdenking op zich dat hij epo gebruikt en wordt geschorst. Het zorgt er niet voor dat minder renners dope gebruiken. Integendeel. Het maakt de boel wel een stukje duidelijker: voortaan weet iedereen tot hoe ver hij kan gaan. Excessen (hematocrietniveaus van zestig zoals bij Tourwinnaar Bjarne Riis in 1996) zijn niet langer mogelijk.
Een ex-renner die voor verschillende Nederlandse ploegen reed, waaronder Rabobank, zegt:
„Het werd in mijn derde jaar duidelijk dat er spul was waar je heel hard van ging fietsen. Dat werd door veel renners gebruikt. Waarom die cultuur er was? Omdat er voorwaarden waren gecreëerd waardoor je dat product niet kon vinden. Daarna werd er een grens van 50 gesteld, maar dat was uit onmacht. Een hoop renners en ploegen vatten dat op als: oké, dan is het goed om te spuiten tot 50. Van de renners gebruikte 80, 85, 90 procent het. Er was makkelijk aan te komen.”
In 1998 breekt de pleuris uit in het wielrennen, als de Franse politie tijdens de Tour de dopingpraktijken bij de Festina-ploeg onthult. Als gevolg daarvan gaat het beleid bij Rabobank om. De ploegleiding is als de dood dat de sponsor de stekker eruit trekt. Doping wordt niet langer door de ploeg aangeboden; de renners moeten ernaar vragen. Wéér een andere ex-renner, een van de kopmannen, zegt: „Er was geen structureel dopinggebruik bij Rabobank. Hooguit damage control. Leinders zorgde ervoor dat we niet ergens anders gingen shoppen en daarmee de hele ploeg onderuit konden halen.”
Schisma
Er ontstaat hoe langer hoe meer een schisma bij Rabobank. Aan de ene kant de renners die actief vragen en op zoek gaan naar doping, aan de andere kant de renners die er zo ver mogelijk vandaan willen blijven.
Addy Engels komt in 2000 bij Rabobank. Hij krijgt geen doping aangeboden, over het d-woord wordt volgens hem nauwelijks gesproken.
„Bij Rabo werd er niet openlijk over gesproken. Zeker niet aan tafel. Zolang je zelf nergens mee kwam, had je er niet mee te maken. Ik ben ook nooit aan de hand genomen, niemand heeft me uitgelegd wat de mogelijkheden waren. Ik heb er ook nooit naar gevraagd. „Als ik naar Leinders was gegaan met de vraag of ik die kant op kon, had hij er open voor gestaan. Maar dat heb ik nooit gedaan. Ik zou er ook totaal niet geschikt voor zijn: ik doe niet graag iets wat niet mag. En ik zou bezorgd zijn wat het met mijn gezondheid deed. Zoiets brengt stress met zich mee – die paar procenten die ik fysiek zou hebben gewonnen, zou ik mentaal weer hebben verloren.”
Vooral in de eendaagse wedstrijden doet Rabobank van voren mee, maar voor de bank is het nog niet genoeg. Topman Bert Heemskerk roept begin 2002 dat Rabobank moet meedoen om een podiumplaats in de Tour. Dat is vragen om problemen in een tijd dat teams als US Postal en Telekom meer lijken op privéklinieken dan op wielerploegen. Als Rabobank écht mee wil doen in de strijd om de gele trui, moeten er andere renners komen. En moet de ethiek nog een stukje verder weggeschoven worden.
Dat gebeurt dan ook.
Levi Leipheimer, jarenlang ploeggenoot van Lance Armstrong, wordt aangetrokken. En in 2003 haalt Rabobank de Deense klimmer Michael Rasmussen, ondanks een mail van CSC-manager Bjarne Riis aan Jan Raas, waarin de Deense ex-dopingzondaar waarschuwt dat Rasmussen een gevaar is. Als Rasmussen toch wordt aangetrokken is Raas als ploegmanager al vervangen door Theo de Rooij. Raas zou zijn mond nooit meer opentrekken.
Oud-politiecommissaris Peter Vogelzang, die in 2007 onderzoekt of de ploegleiding wist dat Rasmussen in de aanloop naar de Tour de France had gelogen over zijn verblijfplaats, bevestigt het bestaan van de mail van Riis aan Raas.
„Er was een mailwisseling tussen Riis en Raas waarin de verdenking ten opzichte van Rasmussen werd geuit. Als je dat aan de kant schuift, accepteer je het risico. De directie van de ploeg wist het. En de bank wist het ook, denk ik. Het was destijds in de publiciteit ook vrij duidelijk dat Rasmussen geen zekerheidje was. Op papier was betrouwbaarheid belangrijk voor de bank, maar in de praktijk werd de ploeg afgerekend op resultaten. De vraag hoe was niet relevant. Mijn stelling: men begint niet direct met onethisch of crimineel gedrag. Die grens wordt overschreden onder druk van status, aanzien, eer, geld. Ertoe verleid door bonussen, premies, dat geldt niet alleen voor wielrennen. In zo’n klimaat ontstaat een cultuur dat iedereen ongeveer weet wat er gaande is, maar niemand erover begint. Sponsors, bestuur, directie, renners: wat niet weet, wat niet deert.”
De bank zelf zegt achteraf niet te weten wat er bij de ploeg gebeurde, maar dat wordt door een oud-renner betwijfeld. Hij zegt dat hij in 1997 aan Rabobank-woordvoerder Gert Sluis vertelde wat er binnen de ploeg gebeurde. Sluis zou toen hebben gezegd dat de verantwoordelijkheid voor dat soort dingen bij Jan Raas lag. Maar Sluis zegt nu dat het gesprek nooit heeft plaatsgevonden:
„Dan waren alle alarmbellen onmiddellijk afgegaan. Een bank kan het zich niet veroorloven om in verband te worden gebracht met doping. We hebben glashelder in het contract laten opnemen dat we de stekker eruit zouden trekken als er structureel doping zou plaatsvinden bij de ploeg. Natuurlijk was resultaat belangrijk, maar wel binnen de gestelde voorwaarden. Verder hadden we geen bemoeienis met de sportieve kant. Wij waren van het bankieren, van wielrennen hadden we geen verstand. Of we het met de wetenschap van nu anders hadden gedaan? Tja, dat is achteraf praten. Als je tien jaar getrouwd bent en je vrouw blijkt tien jaar te zijn vreemdgegaan, dan had je het ook anders gedaan.”
Driedeling
Er tekent zich een driedeling af in de ploeg. De renners die niets doen, de renners die af en toe gebruiken en een select groepje dat all the way gaat om de strijd aan te gaan met de wereldtop van dat moment. De ploegleiding ligt in een spagaat. Aan de ene kant willen ze meedoen op het hoogste niveau, aan de andere kant proberen ze de renners er zo veel mogelijk van te weerhouden onverantwoorde risico’s te nemen. In de Vuelta van 2005 is er een conflict tussen de Rus Denis Mensjov en de ploegleiding over medicamenten, datzelfde gebeurt een aantal keer tussen Boogerd en manager Theo de Rooij. De Oostenrijker Bernhard Kohl, betrapt en veroordeeld voor doping, verklaarde later dat hij zijn heil zocht bij een andere ploeg omdat hij bij Rabobank naar zijn zin niet genoeg medische ondersteuning kreeg.
De medische staf van Rabobank probeert te blussen waar mogelijk: de artsen kiezen er meestal pas voor om renners te begeleiden bij doping als ze zelf het besluit hebben genomen om te gebruiken.
De Amerikaan Levi Leipheimer zegt in het Usada-rapport dat hij epo koopt bij ploegarts Leinders. En Roy Sentjens, in dienst van Rabobank tussen 2002 en 2006, maakt bij de Nederlandse ploeg kennis met onder meer epo en groeihormoon. Sentjens zou in 2010, als hij bij Milram rijdt, worden betrapt op epo; hij zegt dan dat hij maar één keer epo heeft gebruikt. Inmiddels heeft hij een schorsing achter de rug en rijdt hij voor de Nederlandse continentale ploeg De Rijke-Shanks. Gevraagd om een reactie schrijft zijn manager: „Roy heeft deze donkere periode achter zich gelaten en de nieuwe Roy heeft geen behoefte hieraan herinnerd te worden.”
Erik Dekker rijdt volgens twee ex-renners met epo of aanverwante producten. In 1999 wordt voor de WK in Verona een te hoge hematocrietwaarde geconstateerd. Opmerkelijk, want in Sportweek zegt hij eerder: ‘Ik zorg altijd dat ik onder de 50 blijf’. Een onderzoekscommissie zal later concluderen dat die waarde waarschijnlijk werd veroorzaakt door een stuwbandje dat te strak om zijn arm zat. Volgens betrokkenen zou de Belgische renner Chris Peers, rijdend voor Cofidis, Erik Dekker doping hebben geleverd. Peers zal later worden geschorst vanwege zijn betrokkenheid in de zaak-Landuyt – een Belgische veearts die dopingproducten levert aan wielrenners. Dekker zelf ontkent. „Er is niets van waar. Ik heb nooit doping gebruikt.”
Pelotonvulling
De dominante cultuur bij Rabobank is die van de gebruikers. Die rijden nu eenmaal het hardst en staan het hoogst in de hiërarchie. Remmert Wielinga, van 2003 tot 2005 rijdend voor Rabobank, zegt: „Michael Boogerd is een gruwelijke klootzak – met z’n vervelende gezicht op tv. Het was walgelijk hoe hij communiceerde in de Tour van 2003. Andere jongens waren volgzame honden.”
Jonge talenten die overstappen naar de profploeg worden in het diepe gegooid. Een renner die in 2006 bij de ploeg komt, verbaast zich over de kilte van de ploeg en over de snelheid waarmee er wordt gereden.
„Er werd belachelijk hard gereden in mijn eerste jaren. Ik was pelotonvulling, meer niet. Ik ben gaan vragen wat er allemaal gebeurde in het peloton; ik kreeg al snel antwoorden. Ploeggenoten antwoordden vaag, maar zeiden dat ik niet de top zou halen zonder spul. Ploegleider Adri van Houwelingen zei simpelweg: „Als je echt wilt presteren, moet je met de doktoren praten.” Boogerd en ploegarts Jean-Paul van Mantgem zeggen tegen de jonge renner dat epo te koop is in apotheken rond Aken, en anders in Spanje. Boogerd zegt in een reactie: „Daar weet ik niks van. Misschien heb ik dat gekscherend gezegd. Iedereen wist dat je ’t in Aken kon halen. Ik? Nee, ik ben daar nooit geweest.’’
Ook het toptalent Thomas Dekker (geen familie) komt terecht in een cultuur die draait om resultaat; de manier waarop is secundair. De ploegleiding staat op het standpunt: doe wat je moet doen, maar laat ons erbuiten.
Thomas Dekker spuit epo – geholpen door de medische staf – in zijn tijd bij Rabobank; daarnaast gebruikt hij bloeddoping.
Dekkers ploeggenoten Boogerd, Mensjov en Michael Rasmussen zouden voor bloedtransfusies naar de Oostenrijkse bloedbank Humanplasma gaan – tot het moment dat de bloedbank wordt opgerold door de Oostenrijkse justitie. Eerder schreef deze krant dat Dekker, Boogerd en Rasmussen vervolgens cliënt werden bij de Oostenrijkse atletenmanager Stefan Matschiner. Boogerd geeft in 2007 andere renners het telefoonnummer van Matschiner. Over dat laatste zegt Boogerd: „Dat zou zomaar kunnen, ik weet het niet meer.” Verder ontkent Boogerd dat hij dope heeft gebruikt. „Ik kan het op dit moment niet uitleggen, daar heb ik mijn redenen voor. Ik ga naar de waarheidscommissie van de KNWU en kijk wat ze daar willen. Daarna ga ik me beraden.”
Groeihormoon
Max van Heeswijk is Raborenner in 2007. Eerder ook in 1997 en 1998 en daarvoor ploeggenoot van Lance Armstrong bij Motorola. Volgens enkele andere ex-Rabo’s was Van Heeswijk geobsedeerd door doping en nam hij groeihormoon mee op trainingskamp, in een gekoeld busje scheerschuim. Van Heeswijk wil niet reageren op de beweringen. Hij sms’t dat hij het geloof in het wielrennen en de wielerjournalistiek is verloren: „Veel succes in deze verziekte wielrenwereld waar iedereen elkaar een mes in de rug steekt omdat het maar om één ding gaat: geld. Gr. Max.”
In de Tour van 2007 spat de bubbel uiteen. Rasmussen, die volgens een direct betrokkene rijdt op vijf bloedzakken, 100.000 eenheden epo, testosteron en cortisonen, wordt enkele dagen voor Parijs door zijn eigen ploeg uit de Tour genomen terwijl hij in de gele leiderstrui rijdt. Hij heeft gelogen over zijn verblijfplaats om dopingcontroles te ontlopen. Tot op de dag van vandaag lopen er rechtszaken tussen Rasmussen en de toenmalige ploegleiding – Theo de Rooij en Erik Breukink – over wie wat nu eigenlijk wist. Oud-korpschef en sportbestuurder Peter Vogelzang deed onderzoek naar de verhoudingen:
„De staf stond zo ver van de renners af – op het naïeve af. En al dat gedoe met die whereabouts: het was zeer inconsequent, ook van de UCI. De ene keer was drie strikes out, de andere keer was het bij vijf nog niet over en sluiten. Er was veel gedoe over de verblijfplaatsen van Thomas Dekker en Denis Mensjov – die laatste was op plaatsen waar een normaal mens niet kon komen, ergens ver weg in Rusland. Het systeem leek op willekeur. Breukink had kunnen of moeten weten waar Rasmussen uithing. Of hij wist het niet en hij zou geen ploegleider moeten zijn omdat hij zo afstandelijk en naïef was, of hij wist het wel en zou ook geen ploegleider moeten zijn.”
Na de affaire-Rasmussen wordt de houding tegenover doping binnen de ploeg bijgesteld. Een jonge renner die informeert wat mogelijk is, krijgt nul op het rekest. „Na de Rasmussen-Tour was er zero tolerance vanuit de ploeg. Achteraf was dat misschien mijn redding. Anders had ik misschien andere keuzes gemaakt.”
In 2008 gaat de bezem door de ploeg. De bank pikt het niet dat er stront naar buiten komt en grijpt in. Onder meer De Rooij, Rasmussen en Van Heeswijk moeten vertrekken, Boogerd stopt met wielrennen.
Botte bijl
De deur naar doping is dicht. De nieuwe manager Harold Knebel hanteert de botte bijl voor wie over de grens gaat. Na een jaar vol problemen ontdoet Rabobank zich van Thomas Dekker. Ploegarts Leinders verlaat de ploeg begin 2009.
De laatste jaren wordt de Raboploeg in het peloton gezien als een van de schoonste ploegen. Maar als het Usada-rapport uitkomt, met daarin de misstanden in de ploeg van Lance Armstrong, wordt Rabobank alsnog ingehaald door het verleden. De bank gooit de handdoek; de huidige generatie betaalt de rekening voor de verrotte cultuur van de jaren ervoor.
Het is het einde van zeventien jaar Rabobank in het peloton. De ploeg staat symbool voor het wielrennen in die periode: het was een zeventien jaar lang durende strijd tussen integriteit en resultaat. Daarmee was Rabobank een ploeg als zovele. Niets meer en niets minder.
Wat vooraf ging
NRC Handelsblad publiceerde in december een onderzoek naar het dopingverleden van de Raboploeg. Daaruit bleek dat toprenners – Michael Boogerd, Thomas Dekker, Denis Mensjov en Michael Rasmussen – verboden bloedtransfusies ondergingen in Oostenrijk. Ook was er een epoprogramma met ploegarts Geert Leinders als spil.
Dat de Raboploeg met doping over de rand ging, had een reden: de ploeg was het lachertje van het peloton. NRC sprak de afgelopen weken met tientallen renners en betrokkenen, over het dilemma van een Nederlandse topploeg: gebruiken of verliezen.
© 2013, NRC Handelsblad
-
- Forum-lid
- Berichten: 1473
- Lid geworden op: 25 sep 2012 20:58
Ik wilde erbij horen, ik wilde winnen
Thomas Dekker komt bij Rabobank terecht in een cultuur die draait om resultaat – hoe maakt niet uit. Hij gaat epo spuiten.
Door onze redacteur THIJS ZONNEVELD
‘Bij mij was het altijd alles of niets. De manier waarop ik koerste, waarop ik leefde en ook waarop ik doping gebruikte. Ik heb niet eerst een tijdje leren autorijden in een klein autootje: ik ben meteen in een Ferrari gestapt en heb vol gas gegeven.
Ik kwam in 2005 over naar de profs. Ik won bijna het Critérium International, andere koersen reed ik ook hard – maar ik kon niet mee in de klassiekers en de grote rondes. In de Giro werd ik weg gefietst zodra het bergop ging. Dat ergerde me mateloos, ik was ongeduldig.
Al snel kreeg ik door dat doping erbij hoorde, dat je jezelf moest prepareren om mee te doen bij de echte jongens. Ik wilde winnen, ik wilde erbij horen, ik was er gevoelig voor. Ik had toen eigenlijk mensen nodig die tegen me hadden moeten zeggen dat ik geduld moest hebben, dat ik met mijn fikken van de doping af moest blijven.
Maar die waren er niet.
Integendeel.
In het milieu waarin ik terechtkwam hoorde doping erbij. Sterker nog: doping was a way of life voor veel ploeggenoten en collega’s om me heen. Je leeft hard, je traint hard, je doet er alles voor: doping hoort bij je beroep. Ik weet nog dat ik voor 600 euro aan vitaminen had gekocht. Een paar andere renners van de ploeg lachten me uit: ‘Voor dat geld had je wel wat harder kunnen rijden.’
Ik was zo jong, zo makkelijk te beïnvloeden. Ik wilde naar de top, zo snel mogelijk. Ik stond overal voor open.
In augustus 2006 heb ik voor het eerst epo gebruikt. Een kuurtje, zelf gekocht. Bang om gepakt te worden was ik niet, er waren nog geen out-of-competition-controles. Als je lang genoeg van tevoren gebruikte, kon je niet nat gaan. De artsen bij Rabobank legden me uit hoe ik het moest gebruiken, verder bemoeide niemand zich er mee. Niemand stuurde me een andere kant op, niemand vroeg iets. Je gebruikte doping, of je gebruikte het niet. Iedereen maakte het zelf uit.
Vlak na mijn eerste kuur reed ik de Ronde van Polen. Ik was supergoed. Mijn hematocriet was 48,3. Maar in de eerste rit ging ik op mijn bek. Had ik voor niks epo gebruikt.
Een toenmalige begeleider bracht me in contact met een man die bloedtransfusies deed. Ik dacht dat dat de weg naar succes was. Alle grote renners deden het, zei hij. Ik heb in de jaren erna drie keer een bloedzak gekregen.
In 2007 kreeg ik last van mijn heup. Ik kon nauwelijks trainen, ik zocht naar manieren om te presteren. De snelste manier was epo. Dat kocht ik bij een apotheek buiten Nederland. Dat was heel normaal, je kocht het gewoon onder de toonbank. Zelfs wielertoeristen deden dat.
Ik werd twaalfde in de Amstel, daarna won ik de Ronde van Romandië. Ik kon de hele wereld aan, tot ik weer last kreeg van mijn heup. Voor de Ronde van Zwitserland gebruikte ik weer epo. Dat sloeg niet echt aan – mijn hematocriet kwam niet hoger dan 43. Ik verwachtte er niet veel van. De dag voor de koers ben ik nog op stap geweest met Tyler Hamilton. Tot mijn verbazing reed ik in Zwitserland heel goed, won een rit.
In de beruchte Tour – die waarin Rasmussen eruit werd gezet – gebruikte ik dynepo. Na de Tour heb ik niets meer gebruikt. De voorraad was toch op. En degene die bij de bron kon, hield het meeste voor zichzelf. Pas bij het opruimen van de koelkast, vlak voor Kerst, vond ik nog twee spuiten. Die heb ik toen maar gezet.
Ik weet nog dat we een bloedcontrole hadden voor de Eneco Tour, in het najaar. Renner X vroeg: ‘Nog wat gedaan?’
Ik zei: ‘Niks.’
Hij: ‘Ik wel.’
Bij de bloedcontrole had ik een hematocriet van 39, renner X zat op 47. Hij lachte me uit: ‘Wat doe je hier? Hahahaha!’
Maar ik werd vierde in het eindklassement.
In 2008 kreeg ik problemen met [Rabo-teamdirecteur] Harold Knebel, serieuze problemen. Hij wilde me uit de ploeg zetten. Dat vond ik niet terecht. Alsof ik de enige was. Maar met de rest deden ze niks. Ik dacht: had dan vanaf het begin tegen me gezegd dat ik niks mocht gebruiken! Als je een jonge renner wilt leren dat hij niks mag gebruiken, dan moet je er bovenop zitten. Elke week bloed testen of zo. Achteraf denk ik er wel anders over. Knebel wist gewoon van niks. Hij had de slechte jaren niet meegemaakt bij Rabobank.
Ik vertrok bij Rabo en tekende bij Lotto. Ik gebruikte daar niets. Ja, cortisonen voor een klassieker, zogenaamd op attest – en verder reed ik schoon. Ik ging wel voor het eerst op hoogtestage. Daarmee werd ik derde in de tijdrit in de Ronde van Zwitserland. Ik voelde me beter en beter worden. Ik besefte dat het ook zonder doping kon.
En toen kwam het telefoontje.
Ik wist meteen dat het niet goed zat toen ik zag dat het een Zwitsers nummer was. Anne Gripper, hoofd anti-doping van de UCI, hing aan de andere kant van de lijn. Ze zei dat ik positief was; er was doping aangetroffen in een urinestaal van anderhalf jaar eerder. Ik dacht alleen maar: hoe kan dat? Hoe kan dat?
Ik was positief op Dynepo en fluctuaties in mijn bloedpaspoort, bloeddoping dus. Twee verschillende zaken kwamen samen in één overtreding.
Ik voelde me bedrogen, geflikt. Door wie wist ik eigenlijk ook niet. Tot ik met Pat McQuaid sprak in Maastricht, juni 2011. Hij zei me: ‘Thomas je zat fout. We hielden je al lang in de gaten, we gingen je hoe dan ook een keer pakken.’ Toen kon ik het echt afsluiten. Ze hadden gelijk.
Ik ben door een diep dal gegaan. Ik voelde me zo slecht. Ik kon het niet opbrengen om te trainen, ik wilde soms helemaal niets met wielrennen te maken hebben. Ik vond andere renners een stel hypocrieten. Ze lachten me uit in mijn gezicht terwijl ze precies hetzelfde hebben gedaan.
Ik ben tijdens mijn schorsing langzaam maar zeker gaan beseffen wat er allemaal met me gebeurd is, wat ik allemaal heb gedaan, waarom ik ooit ben geen wielrennen. Het was zo moeilijk. Ik, ik… ik vind het zo jammer dat ik niet een paar jaar jonger ben. En dat ik in een ploeg terecht ben gekomen waar er altijd een grijs gebied bestond. Ik wilde erbij horen, ik wilde winnen. Later denk ik wel eens: was er maar een leider geweest die me had gezegd dat ik niet had moeten gebruiken, iemand met ballen. Dan had ik wel geluisterd, denk ik. Maar uiteindelijk heb ik vooral spijt dat ik zelf niet stevig genoeg in mijn schoenen stond.
Nu, bij Garmin, gaat het heel anders. Er wordt niets gebruikt, ook geen cortisonen. Jonge renners krijgen vanaf het eerste begin ingepeperd dat ze zonder doping ook kunnen winnen. Het is een andere tijd, hè? Het gaat er zo veel anders aan toe in het peloton. Het wielrennen van na mijn schorsing is een hele andere sport dan voor mijn schorsing. Soms is het gewoon lachwekkend, zo langzaam als we rijden.
Ik hoef de Tour niet meer te winnen; die tijd is geweest. Ik heb weer plezier in het fietsen, dat is veel belangrijker. Ik heb nog heel veel ambitie en doelen, maar dan wel realistisch.
Godverdomme, ik besefte vroeger niet hoe goed ik was. Ik was de beste belofte ter wereld. Het is zo zonde. Die twee jaar krijg ik nooit meer terug, mijn onbevangenheid is voor altijd kapot. Ik zou alle jonge renners maar één ding willen meegeven over doping: doe het niet. Het is het niet waard.
Met doping krijg je misschien eerst heel even alles. Maar uiteindelijk blijf je achter met niets.”
© 2013, NRC Handelsblad
Thomas Dekker komt bij Rabobank terecht in een cultuur die draait om resultaat – hoe maakt niet uit. Hij gaat epo spuiten.
Door onze redacteur THIJS ZONNEVELD
‘Bij mij was het altijd alles of niets. De manier waarop ik koerste, waarop ik leefde en ook waarop ik doping gebruikte. Ik heb niet eerst een tijdje leren autorijden in een klein autootje: ik ben meteen in een Ferrari gestapt en heb vol gas gegeven.
Ik kwam in 2005 over naar de profs. Ik won bijna het Critérium International, andere koersen reed ik ook hard – maar ik kon niet mee in de klassiekers en de grote rondes. In de Giro werd ik weg gefietst zodra het bergop ging. Dat ergerde me mateloos, ik was ongeduldig.
Al snel kreeg ik door dat doping erbij hoorde, dat je jezelf moest prepareren om mee te doen bij de echte jongens. Ik wilde winnen, ik wilde erbij horen, ik was er gevoelig voor. Ik had toen eigenlijk mensen nodig die tegen me hadden moeten zeggen dat ik geduld moest hebben, dat ik met mijn fikken van de doping af moest blijven.
Maar die waren er niet.
Integendeel.
In het milieu waarin ik terechtkwam hoorde doping erbij. Sterker nog: doping was a way of life voor veel ploeggenoten en collega’s om me heen. Je leeft hard, je traint hard, je doet er alles voor: doping hoort bij je beroep. Ik weet nog dat ik voor 600 euro aan vitaminen had gekocht. Een paar andere renners van de ploeg lachten me uit: ‘Voor dat geld had je wel wat harder kunnen rijden.’
Ik was zo jong, zo makkelijk te beïnvloeden. Ik wilde naar de top, zo snel mogelijk. Ik stond overal voor open.
In augustus 2006 heb ik voor het eerst epo gebruikt. Een kuurtje, zelf gekocht. Bang om gepakt te worden was ik niet, er waren nog geen out-of-competition-controles. Als je lang genoeg van tevoren gebruikte, kon je niet nat gaan. De artsen bij Rabobank legden me uit hoe ik het moest gebruiken, verder bemoeide niemand zich er mee. Niemand stuurde me een andere kant op, niemand vroeg iets. Je gebruikte doping, of je gebruikte het niet. Iedereen maakte het zelf uit.
Vlak na mijn eerste kuur reed ik de Ronde van Polen. Ik was supergoed. Mijn hematocriet was 48,3. Maar in de eerste rit ging ik op mijn bek. Had ik voor niks epo gebruikt.
Een toenmalige begeleider bracht me in contact met een man die bloedtransfusies deed. Ik dacht dat dat de weg naar succes was. Alle grote renners deden het, zei hij. Ik heb in de jaren erna drie keer een bloedzak gekregen.
In 2007 kreeg ik last van mijn heup. Ik kon nauwelijks trainen, ik zocht naar manieren om te presteren. De snelste manier was epo. Dat kocht ik bij een apotheek buiten Nederland. Dat was heel normaal, je kocht het gewoon onder de toonbank. Zelfs wielertoeristen deden dat.
Ik werd twaalfde in de Amstel, daarna won ik de Ronde van Romandië. Ik kon de hele wereld aan, tot ik weer last kreeg van mijn heup. Voor de Ronde van Zwitserland gebruikte ik weer epo. Dat sloeg niet echt aan – mijn hematocriet kwam niet hoger dan 43. Ik verwachtte er niet veel van. De dag voor de koers ben ik nog op stap geweest met Tyler Hamilton. Tot mijn verbazing reed ik in Zwitserland heel goed, won een rit.
In de beruchte Tour – die waarin Rasmussen eruit werd gezet – gebruikte ik dynepo. Na de Tour heb ik niets meer gebruikt. De voorraad was toch op. En degene die bij de bron kon, hield het meeste voor zichzelf. Pas bij het opruimen van de koelkast, vlak voor Kerst, vond ik nog twee spuiten. Die heb ik toen maar gezet.
Ik weet nog dat we een bloedcontrole hadden voor de Eneco Tour, in het najaar. Renner X vroeg: ‘Nog wat gedaan?’
Ik zei: ‘Niks.’
Hij: ‘Ik wel.’
Bij de bloedcontrole had ik een hematocriet van 39, renner X zat op 47. Hij lachte me uit: ‘Wat doe je hier? Hahahaha!’
Maar ik werd vierde in het eindklassement.
In 2008 kreeg ik problemen met [Rabo-teamdirecteur] Harold Knebel, serieuze problemen. Hij wilde me uit de ploeg zetten. Dat vond ik niet terecht. Alsof ik de enige was. Maar met de rest deden ze niks. Ik dacht: had dan vanaf het begin tegen me gezegd dat ik niks mocht gebruiken! Als je een jonge renner wilt leren dat hij niks mag gebruiken, dan moet je er bovenop zitten. Elke week bloed testen of zo. Achteraf denk ik er wel anders over. Knebel wist gewoon van niks. Hij had de slechte jaren niet meegemaakt bij Rabobank.
Ik vertrok bij Rabo en tekende bij Lotto. Ik gebruikte daar niets. Ja, cortisonen voor een klassieker, zogenaamd op attest – en verder reed ik schoon. Ik ging wel voor het eerst op hoogtestage. Daarmee werd ik derde in de tijdrit in de Ronde van Zwitserland. Ik voelde me beter en beter worden. Ik besefte dat het ook zonder doping kon.
En toen kwam het telefoontje.
Ik wist meteen dat het niet goed zat toen ik zag dat het een Zwitsers nummer was. Anne Gripper, hoofd anti-doping van de UCI, hing aan de andere kant van de lijn. Ze zei dat ik positief was; er was doping aangetroffen in een urinestaal van anderhalf jaar eerder. Ik dacht alleen maar: hoe kan dat? Hoe kan dat?
Ik was positief op Dynepo en fluctuaties in mijn bloedpaspoort, bloeddoping dus. Twee verschillende zaken kwamen samen in één overtreding.
Ik voelde me bedrogen, geflikt. Door wie wist ik eigenlijk ook niet. Tot ik met Pat McQuaid sprak in Maastricht, juni 2011. Hij zei me: ‘Thomas je zat fout. We hielden je al lang in de gaten, we gingen je hoe dan ook een keer pakken.’ Toen kon ik het echt afsluiten. Ze hadden gelijk.
Ik ben door een diep dal gegaan. Ik voelde me zo slecht. Ik kon het niet opbrengen om te trainen, ik wilde soms helemaal niets met wielrennen te maken hebben. Ik vond andere renners een stel hypocrieten. Ze lachten me uit in mijn gezicht terwijl ze precies hetzelfde hebben gedaan.
Ik ben tijdens mijn schorsing langzaam maar zeker gaan beseffen wat er allemaal met me gebeurd is, wat ik allemaal heb gedaan, waarom ik ooit ben geen wielrennen. Het was zo moeilijk. Ik, ik… ik vind het zo jammer dat ik niet een paar jaar jonger ben. En dat ik in een ploeg terecht ben gekomen waar er altijd een grijs gebied bestond. Ik wilde erbij horen, ik wilde winnen. Later denk ik wel eens: was er maar een leider geweest die me had gezegd dat ik niet had moeten gebruiken, iemand met ballen. Dan had ik wel geluisterd, denk ik. Maar uiteindelijk heb ik vooral spijt dat ik zelf niet stevig genoeg in mijn schoenen stond.
Nu, bij Garmin, gaat het heel anders. Er wordt niets gebruikt, ook geen cortisonen. Jonge renners krijgen vanaf het eerste begin ingepeperd dat ze zonder doping ook kunnen winnen. Het is een andere tijd, hè? Het gaat er zo veel anders aan toe in het peloton. Het wielrennen van na mijn schorsing is een hele andere sport dan voor mijn schorsing. Soms is het gewoon lachwekkend, zo langzaam als we rijden.
Ik hoef de Tour niet meer te winnen; die tijd is geweest. Ik heb weer plezier in het fietsen, dat is veel belangrijker. Ik heb nog heel veel ambitie en doelen, maar dan wel realistisch.
Godverdomme, ik besefte vroeger niet hoe goed ik was. Ik was de beste belofte ter wereld. Het is zo zonde. Die twee jaar krijg ik nooit meer terug, mijn onbevangenheid is voor altijd kapot. Ik zou alle jonge renners maar één ding willen meegeven over doping: doe het niet. Het is het niet waard.
Met doping krijg je misschien eerst heel even alles. Maar uiteindelijk blijf je achter met niets.”
© 2013, NRC Handelsblad
-
- Forum-lid
- Berichten: 1696
- Lid geworden op: 05 sep 2010 12:12
De mensen die ik bedoel hadden andere keuzes gemaakt, niet samengewerkt met LA en niet geaccepteerd, Die ik bedoel zijn door deze serie leugenaar uit de sport geknikkerd. lees maar een paar bladzijden terug dan zie je vanzelfajhoff schreef:En die zijn onschuldig? Ze hebben er zelf voor gekozen om te fietsen, met LA samen te werken en te accepteren wat hun zogenaamd is aangedaan. Ze hadden een keuze, die hebben ze gemaakt en nu zullen ze op hun eigen blaren moeten zitten. Net als LA. Ik heb totaal geen medelijden met wie dan ook. Allemaal hadden ze andere keuzes kunnen maken en dat hebben ze niet gedaan.materialist schreef:Ik zou zijn vermogen van 100 miljoen verdelen onder die renners die hij onrecht heeft aangedaan.
Do kin der mar druk mei weze