Ik en de kale berg (Mont Ventoux)
Geplaatst: 07 mei 2010 23:19
De weg stijgt met zo'n 5%-6%; vies vals plat. Ik denk terug aan m'n trainingstocht van gisteren. Heen-en-weer van l'Isle-sur-la-Sorgue naar Gordes. De touristische route. Mooi, dat wel; pittig ook qua profiel. Maar in de eerste kilometers van deze rit voelt het toch of ik toen iets te hard heb doorgetrokken. De benen voelen zwaar, verder voel ik me goed.
Ik weet dat dit zo'n 6 kilometer doorgaat, daarna verschijnt het bos. HET bos. De warmte schijnt er te blijven hangen als een benauwde deken; dat zien we dan wel weer. Inmiddels beginnen de benen wat los te komen en de moraal groeit. Zeker nu ik al een aantal van mijn medestrijders heb ingehaald.
Dan, plotseling, duik ik het bos in. Nu begint het pas echt. 10%, 11%, nog een tandje lichter. Ik probeer te geniet van deze wonderschone omgeving, want ik wil deze ervaring zo volledig mogelijk ervaren. De warmte blijft inderdaad hangen, maar het is niet benauwend. Toch trek ik de rits van mijn jas maar wat open.
Terwijl ik in het bos de bidon met sportdrank aan mijn lippen zet, beginnen de twijfels toe te nemen. Ga ik niet te hard zo? Heb ik wel voldoende getraind? Ik probeer mijn hartslag wat omlaag te krijgen. Ik ben pas 8 kilometer onderweg en ik heb nog maar 3 tandjes over. Tijd om het tempo wat aan te passen.
Ondertussen blijf ik met regelmaat andere mensen inhalen. Toeristen op een hybride, vrouwen, Pinarello Patsers, maar toch ook serieuze wielrenners. Het voelt goed.
Tijd voor de eerste banaan. Ik heb er twee bij me en ook twee energyrepen. En ook nog twee tot de nek toe gevulde bidons. Ik heb uitgerekend dat ik iedere 4-5km een banaan of een reep kan eten. De banaan naar binnen werken valt vies tegen, maar ik weet dat ding toch in m'n mond te proppen.
Ik werk me van bocht tot bocht met het idee dat ik ooit het bos achter me moet laten om het chalet in het vizier te krijgen. Rond de 15,5km op de teller zou dat moeten gebeuren. Nog 5km te gaan dus, leert een snelle blik op de teller. Het geeft me een soort opleving, het vooruitzicht om HET bos achter me te laten.
Heerlijk, een relatief minder stijl stuk. Zo'n 9% nu. Even op adem komen en niet al te snel doortrappen. Een tandje zwaarder zelfs; de lichtere verzetten zal ik nog hard nodig hebben. Steeds meer wielrenners worden nu ridder te voet. Met een rood opgeblazen hoofd moeten ze op steile stukken even naast hun ros gaan lopen. Ik heb me voorgenomen om niet te gaan lopen. Hoe ik boven kom, zo kom ik boven, maar niet te voet!
Het bos lijkt wat dunner te worden; zou het... maar nee; nog zo'n 2km te gaan tot het chalet. Ik begin de vermoeidheid nu wel in mijn spieren te voelen. Weer slaat de twijfel toe: ben ik niet te snel vertrokken. Als een mantra dreunt door mijn hoofd: “bovenkomen is belangrijker dan de tijd”. “Jaja, maak dat de kat wijs.”, klinkt een andere stem. In dubio verlaat ik het bos.
De top is niet te zien; verhuld in een zwaar wolkendek. Ik weet dat ik vanaf hier nog zo'n 6km te gaan heb. Niet snel daarna ben ik zelf ook omgeven door de dichte mist. De Ventoux-fotograaf plaatste mij gelukkig nog net op de gevoelige plaat voordat ik de mist in verdween. Met elke omwenteling die ik nu maak, voel ik de kracht uit mijn spieren weglopen. Er is geen keuze meer in welk verzet ik moet draaien; alleen het lichtste wil nog lukken. Tot overmaat van ramp wordt ik op dit punt ingehaald door een Pinarello Patser; in het oranje. Ik laat de eerdergenoemde mantra nog maar eens voorbij komen om de ontluikende gedachte van het “aanhaken” de kop in te drukken. Aanhaken zou wel eens het begin van het einde kunnen zijn.
Ik begin er nu ook over na te denken om bij het monument van Simpson toch maar even te stoppen; dan heb ik in ieder geval een alibi en kan ik gelijk ook even op adem komen. Het tempo zakt ondertussen regelmatig onder de 10km/uur. Alles wat ik onderweg tegenkom probeer ik om te zetten tot energie. Daar staat op de weg geschreven dat iemand met me wil trouwen. Nou ja, misschien niet met mij, maar ik probeer het om te zetten tot positieve energie. Verderop staat de naam “Clement” in het wit op de weg. En hoe raar het ook klinkt, maar zelfs dat geeft me een oppepper.
Weer wordt ik ingehaald door een andere fietser. “Dat is al de tweede...”. Weer overweeg ik om aan te haken. Weer dat mantra.. Nog maar wat drinken dan. Ik moet het alleen doen. Het is “ik”, tegen de berg. En ik wil, nee, ik zal, winnen.
Al slingerend over de weg probeer ik de rits van mijn jasje weer omhoog te trekken, het begint nu aardig fris te worden. Direct naast de weg liggen nog dikke pakken sneeuw, wat ik voor me zie... dikke mist. Het zicht is zeker minder dan 50 meter.
Langzaamaan begin ik wat angstig te worden voor die laatste bocht; ik zou wel wat energie willen sparen, maar hoe doe je dat wanneer alle vezels in je lijf erom roepen? Naast de weg zie ik een teken dat me vertelt dat ik nog 2,5km te gaan heb. Het wordt aftellen, het wordt afzien. Iedere 100 meter die ik in het zadel kan blijven is een overwinning. In een waas zie ik het “Simpson monument” voorbij komen; ik ben niet meer in staat om er echt aandacht aan te schenken, maar toch... “Zal ik hier even afstappen?”, hoor ik mezelf hardop afvragen. “Het is nu nog maar ruim 1 km”, antwoord ik naar mezelf. Ergens diep in mij vind ik nog een kamertje met wat reserve energie, staand op de pedalen zet ik nog 1x aan. Ik ben hier niet voor Simpson, ik ben hier voor de top.
Bijna bij de top! De angst voor die laatste bocht steekt de kop weer op, maar voordat ik me er al te druk om kan maken verschijnt die bocht voor me. Als uit het niets, vanuit de mist. Met een laatste krachtinspanning weet ik door de bocht heen te draaien. Ik weet dat het pijn doet, maar dat voel ik nu niet meer. Waar licht die streep? Door de mist is die niet te zien, hoever moet ik nog? Alle spieren in mijn benen trillen onbeheerst. Is het spanning, is het vermoeidheid?
En dan zie ik links van me dat stomme kraampje met cervelaatworsten verschijnen. In een waas vraag me nog af hoe je erbij komt om op de top van de “Kale Berg” worsten te verkopen. En dan glij ik na 1 uur en 46 minuten gelukkig en stil over de streep. Ik heb de Mont Ventoux overwonnen.
Het voelt goed en krankzinnig tegelijkertijd.
Ik weet dat dit zo'n 6 kilometer doorgaat, daarna verschijnt het bos. HET bos. De warmte schijnt er te blijven hangen als een benauwde deken; dat zien we dan wel weer. Inmiddels beginnen de benen wat los te komen en de moraal groeit. Zeker nu ik al een aantal van mijn medestrijders heb ingehaald.
Dan, plotseling, duik ik het bos in. Nu begint het pas echt. 10%, 11%, nog een tandje lichter. Ik probeer te geniet van deze wonderschone omgeving, want ik wil deze ervaring zo volledig mogelijk ervaren. De warmte blijft inderdaad hangen, maar het is niet benauwend. Toch trek ik de rits van mijn jas maar wat open.
Terwijl ik in het bos de bidon met sportdrank aan mijn lippen zet, beginnen de twijfels toe te nemen. Ga ik niet te hard zo? Heb ik wel voldoende getraind? Ik probeer mijn hartslag wat omlaag te krijgen. Ik ben pas 8 kilometer onderweg en ik heb nog maar 3 tandjes over. Tijd om het tempo wat aan te passen.
Ondertussen blijf ik met regelmaat andere mensen inhalen. Toeristen op een hybride, vrouwen, Pinarello Patsers, maar toch ook serieuze wielrenners. Het voelt goed.
Tijd voor de eerste banaan. Ik heb er twee bij me en ook twee energyrepen. En ook nog twee tot de nek toe gevulde bidons. Ik heb uitgerekend dat ik iedere 4-5km een banaan of een reep kan eten. De banaan naar binnen werken valt vies tegen, maar ik weet dat ding toch in m'n mond te proppen.
Ik werk me van bocht tot bocht met het idee dat ik ooit het bos achter me moet laten om het chalet in het vizier te krijgen. Rond de 15,5km op de teller zou dat moeten gebeuren. Nog 5km te gaan dus, leert een snelle blik op de teller. Het geeft me een soort opleving, het vooruitzicht om HET bos achter me te laten.
Heerlijk, een relatief minder stijl stuk. Zo'n 9% nu. Even op adem komen en niet al te snel doortrappen. Een tandje zwaarder zelfs; de lichtere verzetten zal ik nog hard nodig hebben. Steeds meer wielrenners worden nu ridder te voet. Met een rood opgeblazen hoofd moeten ze op steile stukken even naast hun ros gaan lopen. Ik heb me voorgenomen om niet te gaan lopen. Hoe ik boven kom, zo kom ik boven, maar niet te voet!
Het bos lijkt wat dunner te worden; zou het... maar nee; nog zo'n 2km te gaan tot het chalet. Ik begin de vermoeidheid nu wel in mijn spieren te voelen. Weer slaat de twijfel toe: ben ik niet te snel vertrokken. Als een mantra dreunt door mijn hoofd: “bovenkomen is belangrijker dan de tijd”. “Jaja, maak dat de kat wijs.”, klinkt een andere stem. In dubio verlaat ik het bos.
De top is niet te zien; verhuld in een zwaar wolkendek. Ik weet dat ik vanaf hier nog zo'n 6km te gaan heb. Niet snel daarna ben ik zelf ook omgeven door de dichte mist. De Ventoux-fotograaf plaatste mij gelukkig nog net op de gevoelige plaat voordat ik de mist in verdween. Met elke omwenteling die ik nu maak, voel ik de kracht uit mijn spieren weglopen. Er is geen keuze meer in welk verzet ik moet draaien; alleen het lichtste wil nog lukken. Tot overmaat van ramp wordt ik op dit punt ingehaald door een Pinarello Patser; in het oranje. Ik laat de eerdergenoemde mantra nog maar eens voorbij komen om de ontluikende gedachte van het “aanhaken” de kop in te drukken. Aanhaken zou wel eens het begin van het einde kunnen zijn.
Ik begin er nu ook over na te denken om bij het monument van Simpson toch maar even te stoppen; dan heb ik in ieder geval een alibi en kan ik gelijk ook even op adem komen. Het tempo zakt ondertussen regelmatig onder de 10km/uur. Alles wat ik onderweg tegenkom probeer ik om te zetten tot energie. Daar staat op de weg geschreven dat iemand met me wil trouwen. Nou ja, misschien niet met mij, maar ik probeer het om te zetten tot positieve energie. Verderop staat de naam “Clement” in het wit op de weg. En hoe raar het ook klinkt, maar zelfs dat geeft me een oppepper.
Weer wordt ik ingehaald door een andere fietser. “Dat is al de tweede...”. Weer overweeg ik om aan te haken. Weer dat mantra.. Nog maar wat drinken dan. Ik moet het alleen doen. Het is “ik”, tegen de berg. En ik wil, nee, ik zal, winnen.
Al slingerend over de weg probeer ik de rits van mijn jasje weer omhoog te trekken, het begint nu aardig fris te worden. Direct naast de weg liggen nog dikke pakken sneeuw, wat ik voor me zie... dikke mist. Het zicht is zeker minder dan 50 meter.
Langzaamaan begin ik wat angstig te worden voor die laatste bocht; ik zou wel wat energie willen sparen, maar hoe doe je dat wanneer alle vezels in je lijf erom roepen? Naast de weg zie ik een teken dat me vertelt dat ik nog 2,5km te gaan heb. Het wordt aftellen, het wordt afzien. Iedere 100 meter die ik in het zadel kan blijven is een overwinning. In een waas zie ik het “Simpson monument” voorbij komen; ik ben niet meer in staat om er echt aandacht aan te schenken, maar toch... “Zal ik hier even afstappen?”, hoor ik mezelf hardop afvragen. “Het is nu nog maar ruim 1 km”, antwoord ik naar mezelf. Ergens diep in mij vind ik nog een kamertje met wat reserve energie, staand op de pedalen zet ik nog 1x aan. Ik ben hier niet voor Simpson, ik ben hier voor de top.
Bijna bij de top! De angst voor die laatste bocht steekt de kop weer op, maar voordat ik me er al te druk om kan maken verschijnt die bocht voor me. Als uit het niets, vanuit de mist. Met een laatste krachtinspanning weet ik door de bocht heen te draaien. Ik weet dat het pijn doet, maar dat voel ik nu niet meer. Waar licht die streep? Door de mist is die niet te zien, hoever moet ik nog? Alle spieren in mijn benen trillen onbeheerst. Is het spanning, is het vermoeidheid?
En dan zie ik links van me dat stomme kraampje met cervelaatworsten verschijnen. In een waas vraag me nog af hoe je erbij komt om op de top van de “Kale Berg” worsten te verkopen. En dan glij ik na 1 uur en 46 minuten gelukkig en stil over de streep. Ik heb de Mont Ventoux overwonnen.
Het voelt goed en krankzinnig tegelijkertijd.