Epo wordt al decennialang gezien als wondermiddel voor wielrenners. Maar uit recent onderzoek van het CHDR blijkt dat helemaal niet. Hoe zit het nu precies? Onderzoeker Jules Heuberger en professor Adam Cohen geven antwoord. “het effect is niet goed voorspelbaar.”

‘Epo werkt wel, maar het helpt niet’

Vier dagen voor de Tour de France van dit jaar werd bekend dat André Cardoso op epo was betrapt. Er ging een streep door het debuut van de Portugese renner van Trek-Segafredo in de grootste wielerwedstrijd ter wereld. Een paar dagen later kopten kranten en websites dat uit onderzoek was gebleken dat het verboden middel niet zou werken. Zou de ploeggenoot van Bauke Mollema het gelezen hebben? En wat zal hij gedacht hebben?

Waarschijnlijk zou hij het onderzoek niet hebben geloofd. Dat was al gauw de breed gedeelde conclusie op social media. Volgens menig twitteraar rammelde de studie van het Leidse Centre for Human Drug Research (CHDR) en kon de conclusie dat epo wielrenners niet helpt de prullenbak in.

Even kort de opzet van de studie. Het CHDR onderwierp in het voorjaar van 2016 48 redelijk getrainde fietsfanaten aan een uitgebreid onderzoeksregime. 24 Van hen kregen epo toegediend, de anderen een placebo. Het doel: in de epogroep het hemoglobinegehalte met zo’n 10-15 procent ophogen. Die aanpak modelleerden de onderzoekers onder andere aan de hand van het boek van dopingzondaar Tyler Hamilton, The Secret Race.

Niet zo geheimzinnig en illegaal als professionele pakhazen, maar met eenzelfde discipline, lieten de deelnemers elke week in Leiden een spuit zetten. Daarnaast legden ze – één keer in de twee weken – inspanningstesten af. Vijf keer een maximaaltest en twee keer een sub-maximaaltest. Zo monitorden onderzoeker Jules Heuberger en zijn collega’s de progressie van de renners, die ongeveer dezelfde trainingsaanpak aanhielden als voor het onderzoek. Wie tot de groep epogebruikers behoorde en wie niet, bleef geheim voor deelnemers en onderzoekers tot na de laatste test, een wedstrijd op de flanken van de Mont Ventoux op 19 juni 2016. Gegroepeerd reden de proefkonijnen 110 kilometer door de Provence om uiteindelijk op de 21 kilometer lange klim koers te maken.

Na die slotinspanning stelden de onderzoekers al voorzichtig vast dat in deze wedstrijdsimulatie de dopeurs geen aanwijsbaar voordeel hadden ten opzichte van de placebo-groep. Een jaar later zetten ze hun vermoeden kracht bij met een publicatie in het gerenommeerde tijdschrift The Lancet Haematology.

Hoe zit het nu precies? Het klinkt onwaarschijnlijk dat een middel dat de wielerwereld zo in zijn greep had, krachteloos zou zijn. We gingen langs bij Heuberger en professor Adam Cohen, die als directeur van het CHDR bij de studie betrokken is.

Hypes en rages

Jarenlang werd epo beschouwd als een soort wondermiddel in het wielrennen. En nu zeggen jullie dat het niet werkt?

Heuberger: “Er komt nooit uit een onderzoek dat het antwoord ja of nee is. Onze studie laat zien dat er inderdaad meer rode bloedlichaampjes worden aangemaakt. Dat was verwacht, want dat is wat epo doet. En we zien een duidelijk effect van epo in een maximaaltest. Het effect is niet heel groot, maar het is er wel. Daarnaast hebben we submaximale tests afgenomen, een soort tijdrit van 45 minuten. Daar zagen we geen verschil tussen de groepen en tijdens de wedstrijd op de Mont Ventoux zagen we ook geen verschil. Dus het lijkt erop dat er wel degelijk een effect van epo is, maar het helpt niet echt in de setting waar het in het wielrennen om gaat.”

Cohen: “Het werkt wel, maar het helpt niet.”

Is dat zo? Je zou met een hoger maximaal vermogen een rivaal net kunnen afschudden onder de top van een col. Cohen: “Als je iemand zou losrijden op je maximaal vermogen, dan houd je het niet veel langer vol. Je zit dan vlak voor het moment dat je lichaam de ‘uitschakelaar’ omzet. Er zullen zich best situaties kunnen voordoen, maar het probleem blijft dat het effect niet goed voorspelbaar is. De bandbreedte voor een individu is enorm.”

En het trainingseffect dan? Is met epo het maximale vermogen niet beter te trainen?

Heuberger: “Dan zou je verwachten dat dit aan het eind van deze periode bij de proefpersonen erdoorheen schemert. Dat is niet zo.”

Cohen: “Er zijn ook mensen die zeggen: het gaat om het herstel. Dat is nog nooit aangetoond. Het is bovendien moeilijk om voor te stellen waarom dat zo zou zijn. Wij hebben er bij deze renners ook geen spoor van gevonden. Die zouden, als ze zich zo goed zouden hebben gevoeld, steeds harder zijn gaan fietsen. Wij konden op hun vermogens-meters zien hoeveel watt ze trapten en dat bleef exact gelijk.” Heuberger: “Sporters proberen vaker onbewezen methoden om beter te worden. Er zijn van die hypes en rages. Twee jaar terug bijvoorbeeld nam de hele Sky-ploeg van die Ketonendrankjes. We hebben er toen naar gekeken en we begrijpen niet goed hoe het zou moeten werken.”

Cohen: “Dat geldt ook voor testosteron. Uit alle patiënten-studies blijkt dat er een toename is van je libido. Wat niet toeneemt, is spierkracht en loopsnelheid. Dan ben je in de tragische situatie waarin je achter de vrouwen aan wil, maar ze niet kan inhalen. Of neem clenbuterol, dat bij koeien meer vlees geeft. Dat is de reden dat wielrenners het ook zijn gaan gebruiken. Het onderzoek daarover laat zien dat je weliswaar meer vlees krijgt – je spieren worden iets groter – maar je wordt er niet sterker van.”

Heuberger: ‘We weten in de geneeskunst dat er geen test bestaat die 100% waterdicht is’

‘Het kan niet allemaal suggestie zijn’

Inspanningsfysioloog Adrie van Diemen was als adviseur betrokken bij het onderzoek. Hij hielp Heuberger en Cohen onder meer bij het opzetten van de inspanningstesten. Van Diemen is desalniettemin verrast door de conclusies van het CHDR. “Het is een knap staaltje werk, maar de bevindingen vind ik verrassend. Ik stond ervan te kijken: zo weinig effect. Toch ben ik van mening dat epo wel werkt.

“In een wedstrijd, waar het niveau van je inspanning altijd onregelmatig is, moet je een hoge intensiteit wel kunnen overleven. Soms is het verschil gemaakt door één seconde harder over 200 meter te rijden dan een ander. Dat kan resulteren in vijf minuten voorsprong op de finish omdat je net nog mee bent in de goede groep.

“Ik weet ook wel dat suggestie of hoe sterk je in je hoofd bent een heel grote invloed kan hebben. Het placebo-effect is vast groot. Toch kan ik me bijna niet voorstellen dat je daarmee met zijn drieën vooruit kan rijden en het peloton er voor spek en bonen achter hangt, zoals Argentin, Furlan en Berzin, pupillen van Ferrari, dat in de Waalse Pijl van 1994 deden. Het kan niet allemaal suggestie zijn. Die jongens trainden zo belachelijk hard. Die gingen zomaar zes uur trainen met 40 kilometer per uur gemiddeld.”

Hematocriet

Jullie onderzoeksgroep bestond niet uit professionele wielrenners, maar uit recreanten. Dan hoeft de conclusie toch niet op te gaan voor toprenners?

Cohen: “Dat klopt. Die vraag blijft bestaan totdat je die test echt met profs doet. En zelfs dan blijf je afhankelijk van interpretatie. Wij denken dat deze resultaten ook iets zeggen over de profs, omdat we dicht genoeg bij die groep in de buurt zitten.

“Bovendien is het moeilijk voorstelbaar dat zo’n middel opeens wel gaat werken bij een andere groep. Een geneesmiddel als epo weet niet dat er een profcontract wordt getekend. Het zegt niet: ik ga beter werken omdat ik in Lance Armstrong zit. En op grond van de literatuur lijkt het juist zo: hoe beter getraind, hoe minder de invloed.

“Het is heel moeilijk om iets dat heel goed werkt in het menselijk lichaam beter te krijgen door een geneesmiddel. Iemand die ziek is, kan je best beter maken, tot ongeveer zoals hij was, meestal met bijwerkingen. Als iemand heel goed of heel geoefend is, dan krijg je hem niet beter.

“Een geneesmiddel is een vrij dom ding. Dat heeft één effect en helemaal niet de effecten die het zou moeten hebben om je sportprestatie te verbeteren. Een lichaam gaat het aan alle kanten tegenwerken. Het wil terug naar de normaalsituatie.” Heeft het überhaupt zin om je hematocriet op te krikken? Heuberger: “Met een hoger hematocriet kan je twee kanten op redeneren. De eerste: het zorgt voor meer zuurstofvervoer en dat is goed. De tweede: je krijgt dikker bloed dus het stroomt moeilijker. Dat is niet goed.”

Cohen: “Het eerste dat je als dokter leert, is om geen getalletjes te behandelen. Je kunt proberen ze hoger of lager te krijgen, maar daar bereik je niets mee. Als je bij nier patiënten, die een heel laag hematocriet hebben, heel simplistisch epo inspuit tot een ‘normaal’ niveau, gaan ze eerder dood. Een waarde normaal maken met een geneesmiddel is anders dan het normaal maken door je eigen lichaam.

“De gedachte dat je aan het einde van bijvoorbeeld de Tour als je hematocriet wat gezakt is, je dat weer op moet krikken, is medisch gezien onzin. Waarschijnlijk is het gezakt omdat je lichaam zich aan die zware inspanning heeft aangepast en het nodig heeft. Met het wat dunnere bloed kan je lichaam net iets makkelijker zuurstof naar je spieren krijgen.”

Bloedpaspoort

Het onderzoek ging verder dan alleen de prestatieverhogende effecten van epo. Jullie hebben ook gekeken of de tests die epo moeten opsporen wel werken. Is dat niet zeker dan?

Heuberger: “We weten in de geneeskunst dat er geen enkele test bestaat die 100 procent waterdicht is. Je hebt altijd een kans dat er een positieve test is die negatief had moeten zijn en andersom. Dat zal ook met die dopingtests zijn, al proberen ze natuurlijk om de kans op vals-positieve tests zo laag mogelijk te houden.

Jules Heuberger, onderzoeker aan het CHDR.

“Maar dan nog. Stel dat de kans op een vals-positief resultaat 0,01 procent is. Dan is dus 1 op de 10.000 tests vals-positief. Als je maar genoeg keer test, en dat gebeurt, dan gaat er dus een keer een vals-positieve uitkomen.”

Cohen: “Het testen van epo gebeurt ook niet heel specifiek. Ze zoeken naar stukjes epo in je urine, niet de epo zelf, want die wordt afgebroken. Het is geen gemakkelijke test en niet keihard, onder andere omdat je lichaam zelf ook epo aanmaakt. Bij sommige van de chemische stoffen die sporters slikken kan je het molecuul zien en heb je wel zekerheid. Hier is dat niet zo.”

Heuberger: “Dat is belangrijk. Of het nou werkt of niet maakt niet eens zoveel uit, maar als je erop wilt testen, dan moet de detectie op orde zijn.”

Cohen: “Stel dat het waar is dat bijvoorbeeld Cardoso niet gebruikt heeft, dan kan hij toch geschorst worden. Dat zou heel tragisch zijn.”

Heuberger: “Het bloedpaspoort lijkt in die zin wat beter omdat het veel informatie bevat. Als er iets raars gebeurt, dan is dat verdacht en kan het worden onderzocht, maar een dopingtest is maar één signaal: ja of nee. We zullen zien hoe goed beide methoden het doen, want ook het bloedpaspoort hebben we meegenomen in ons onderzoek.”

Cohen: ‘Een geneesmiddel is een vrij dom ding. Dat heeft één effect en helemaal niet de effecten die het zou moeten hebben om je sportprestatie te verbeteren’