Het zijn nare tijden, maar er gebeuren gelukkig ook zat leuke dingen. Aliefka Bijlsma kreeg een lekke band en werd geholpen door ene Ruud, die echter zijn sportbril achterliet.
Om hem te vinden plaatste ze een oproep op Strava, die werd gedeeld door Bart Voskamp en Norbert Cuiper. Die laatste stond weer als ‘Fietser’ in ons magazine en stuurde ons onderstaand ‘feel good’ verhaal dat Aliefka hierover schreef. Over hoe leuk de fietscommunity kan zijn.
Tekst: Aliefka Bijlsma / aliefka.com
Ik ging voor het eerst dit seizoen een keer alleen fietsen; even de Ronde Hoep, vanaf mijn huis is dat precies 40km en het was zo’n mooie dag. Vorige zomer had ik mijn pols gebroken, gewoon omgevallen, je weet wel: klikpedalen. Ik was daardoor wat onzeker geworden op de fiets en had dit seizoen alleen nog met mijn vriend, Bert Hiemstra – een exprof – gefietst. Hij heeft de deur voor me geopend naar de bijzondere wereld van het wielrennen. Wat een sensatie! De snelheid, het zweven, steeds meer begrijpen over wind en krachtsinspanningen, hoe je daar mee om moet gaan, en vooral: hoe je elkaar helpt. Stoppen voor appeltaart en dat rozige, voldane gevoel van daarna. Ik ben schrijver en dan zit ik vaak teveel in mijn hoofd te malen. Met fietsen krijg ik weer lucht in mijn kop. Soms is het ook flink balen natuurlijk. Als mijn lies pijn doet, of de benen zwaar zijn, je gewoon je dag niet hebt. Dat je een hongerklop krijgt en je je afvraagt hoe je in godsnaam nog zoveel KM vol gaat maken. Om dat te ontdekken dat speltbrood met Nutella eigenlijk geen goed idee was en je opeens begrijpt dat sportrepen niet alleen maar een marketingstunt zijn. Net als goeie kleding trouwens. Maar ook dat is er bijzonder aan, hoe je jezelf en je lichaam op een totaal nieuwe manier leert kennen.Ik ging dus alleen fietsen en voelde die dag dat het lekker zou gaan. Mijn Strava stond uit, want ik merk toch dat als ik Strava aanzet ik mezelf teveel opjaag en dus (letterlijk) omval 😊. Het was een intens mooie dag, 18 graden, zacht zuidelijk windje. De Amstel lag er vriendelijk bij, tussen alle nog kale bomen zag ik opeens een boom in bloesem. De kleuren van de de dag waren voor het eerst weer fel en contrastrijk als van een volle zomerzon. Ik had ongeveer 8km achter de rug en begon er net vaart in te krijgen, in de roes te raken, toen mijn fiets ging suizen. Platte band. Voor alles is een eerste keer, dus ook voor een platte band. En nu?Aan mijn fiets hing een reparatiebidon met daarin een nieuwe binnenband, groene bandenlichters, CO2 patronen plus pomp. Daar had mijn exprof geliefde voor gezorgd. Ik moest dus aan de bak. Geen idee hoe natuurlijk, hoewel ik dat eigenlijk niet wilde toegeven, maar ja, daar stond ik dan. En wat misschien wel het allerleukste is aan wielrennen zijn de mensen. Je hoeft maar één keer naar een mede-wielrenner op de weg te gebaren en hij of zij stopt meteen. Wonderlijk vind ik dat. Een vriendelijke man stopte dus meteen. Hij was duidelijk een ervaren renner; zijn wangen rood, zijn huid geplooid, zijn benen gespierd en pezig. Zonder al te veel woorden, maar met een brede lach, ging hij hop: meteen aan de slag. Hij zat nog een beetje in zijn roes leek het, en handelde vrij automatisch.
Intussen deed ik alsof ik er heus wat van af wist. Maar hij me wel door en hij legde uit hoe je eerst je buitenband loswrikt om daarna je binnenband op de juiste plek te zetten, klein beetje lucht er alvast in – hij had een klein pompje – en de buitenband er weer omheen. Ik toverde trots de CO2 patronen tevoorschijn waar hij wat argwanend naar keek, hij pompte liever met de hand. Maar ik was te nieuwsgierig naar die kogelvormige dingen en draaide er resoluut eentje vast. Mijn helper in nood was bang dat mijn band zou knallen bij teveel lucht. Maar het ging soepel en samen keken we verwonderd naar het wittige koude spul dat er van afkwam. Toch zou hij het bij zijn oude vertrouwde pompje houden, lachte hij, altijd goed.Net voor hij wegfietste vroeg ik zijn naam, want hoe kon ik hem bedanken? “Ruud,” zei hij schouderophalend, en bedanken was niet nodig. Hij deed zijn oordopjes weer in en weg was hij. Toen ontdekte ik dat zijn bril nog naast me lag, een sportzonnebril op sterkte. Ik bleef enige tijd zitten en wachten, hopelijk zou hij terugkomen. Na een tijdje liep ik naar een huis aan de overkant van de straat en vertelde de mensen die op het terras zaten over mijn dilemma. Zou ik de bril laten liggen? Ze vonden dat geen goed idee, iemand zou het meenemen. Ik liet de bril bij ze achter en zij plakten een briefje op het bankje langs de weg waar we stonden. Dat vond ik aandoenlijk.Eenmaal thuis liet het me niet los. Ik had een fotootje gemaakt van de vrolijke Ruud en postte dat op Twitter. Of iemand hem kende, please RT? Nul reactie. Strava dan maar. Binnen enkele uren had ik reactie van iemand die hem kende! Daar word je dan ook weer zo vrolijk van, van hoe hecht en behulpzaam wielrenners onder elkaar zijn. Ik heb er via mijn vriend veel ontmoet, ook veel ex-profs, en dat is iets wat me iedere keer opvalt: wielrenners zijn aardige mensen. Ligt dat aan de dopamines, het buiten zijn? Vast wel. Ik hou er in ieder geval van. Ik zal Strava voortaan vaker aanzetten, ook al is mijn gemiddelde niet zo stoer als ik zou willen. Ruud en ik volgen elkaar nu op Strava, en ook de vrienden die Ruud herkende. Op naar een mooie, gezonde, corona-vrije zomer!