Wielerkleding ontwerpen deed Iris Slappendel al toen ze nog zelf koerste. Niet zo gek dus dat ze na haar carriére met haar eigen kledinglijn kwam: IRIS. Ze combineert dit met het ploegleiderschap van een continentaal team, Delta Cycling. Inderdaad: Een mannenteam.

In een klein huisje weggestopt onder aan de IJsseldijk laat Iris Slappendel (33) trots de foto’s zien van een shoot die ze een paar weken eerder in Japan heeft gedaan. Ze staat zelf niet op de foto’s, maar haar kleding wel. De wedstrijden heeft de Nederlands kampioene van 2014 vaarwel gezegd, maar als ontwerpster van wielerkleding en ploegleider bij Delta Cycling Rotterdam staat ze nog midden in de sport.

Tekst: Erik van Lakerveld – Beeld: Cor Vos/Maarten de Groot

Toeren

Op een grijze dag duiken we voor een fietsrondje de Krimpenerwaard in, de plek waar ze als schaatsster van de Lekstreek haar eerste kilometers maakte en de wegen op haar duimpje kent. Via het buurtschap Oudeland steken we de polder door van de Hollandsche IJssel naar de Lek. Sinds ze in 2016 het profbestaan opgaf, is het fietsen veranderd van trainen in toeren. “Ik probeer nog een beetje fit te blijven. Ik sluit nog wel eens aan bij mijn oud-collega’s uit de buurt en om dat bij te kunnen benen moet ik wel wat blijven doen.”

Onderweg vertelt ze over haar leven na de topsport. Hoe ze probeert haar kledingmerk IRIS (I Ride In Style) op te bouwen. Een jaar is ze nu serieus bezig met het ontwerpen, produceren en verkopen van haar eigen kledinglijn. Het begint steeds beter te lopen. Moest ze aanvankelijk actief winkeliers benaderen om haar spullen te verkopen, inmiddels melden zij zich soms zelf bij haar.

Slappendel is er niet op uit om met haar bedrijf uit te groeien tot een grote speler op de markt. Ze wil stijlvolle spullen maken voor mensen die daar oog voor hebben. Al tijdens haar wielerloopbaan had ze haar talent voor kledingontwerp gedemonstreerd. Opgeleid als productontwerpster had ze zich in 2013 laten verleiden tot deelname aan een ontwerpwedstrijd van de internationale wielerunie UCI. Die waren op zoek naar nieuwe shirts voor de leidsters in de wereldbeker voor vrouwen. Slappendel won die wedstrijd en vestigde in het wielerwereldje haar naam als ontwerpster.

De collectie van IRIS vind je op: I-RIS.CC

‘Het was supervet om de renners op de Olympische Spelen te zien fietsen in mijn ontwerp’

Leeuw op de bovenbuis

In de jaren erna kreeg ze vaker de kans om zich op wielerkleding te storten. Het hoogtepunt kwam op weg naar de Spelen in Rio, toen ze het tenue voor de olympische wielerploeg mocht maken. Het was eigenlijk een gelukje dat ze die kans kreeg, want Bioracer had al een aantal ontwerpen aan de KNWU voorgelegd. Bondscoach Johan Lammers was niet zo enthousiast en ook Slappendel – op dat moment lid van de nationale selectie – had zo haar bedenkingen. “Je wilt iets aantrekken waar je trots op bent, waarbij je denkt: hierin ga ik mijn land verdedigen.”

De KNWU wilde vervolgens een ontwerpwedstrijd uitschrijven voor een ander tenue. Slappendel werd gevraagd als jurylid, maar nog voor de prijsvraag uitgezet was, kwam ze zelf al met een goed idee. “Ik was aan het trainen, die dag had omdat ik toen Nederlands kampioen was een oranje Cervélo met een leeuw op mijn bovenbuis. Dat is eigenlijk best cool zo’n leeuw, bedacht ik me ineens. Ik heb toen snel even een ontwerpje gemaakt. Ze waren meteen enthousiast en toen ben ik daarmee verder gegaan. Die ontwerpwedstrijd is er nooit meer gekomen.” Hoewel ze zelf niet voor de Olympische Spelen in Rio de Janeiro werd geselecteerd, was ze maar wat trots dat de mannen en vrouwen die wél gingen in haar ontwerp te zien. “Het was supervet om die gasten daar te zien rijden in mijn ontwerp. En mij heeft het veel publiciteit opgeleverd.”

Voet aan de grond

Met de aandacht die ze kreeg voor haar ontwerpwerk tijdens haar wielercarrière kon ze met wind in de rug aan haar bedrijf beginnen. Ze merkte hoe haar naam meteen aansprak bij mensen en hoe ze al snel voet aan de grond kreeg. Tegelijkertijd beseft ze dat ze niet op haar verleden kan blijven leunen en dat ze telkens opnieuw groepen wielrenners zal moeten interesseren voor haar producten.

Vooralsnog slaat haar kleding vooral aan bij vrouwen, hoewel ze zich ook op mannen richt. “Misschien dat mannen merkentrouw zijn en eerder Castelli of Rapha kiezen, terwijl vrouwen denken: die broek is door een vrouw ontworpen, dan zal-ie wel goed zitten.’

Dat verschil hoeft er niet te zijn, denkt ze. Het onderscheid tussen mannen en vrouwen in het segment waar Slappendel op mikt is niet zo groot. “Ik richt me met name op fanatieke fietsers die zich willen onderscheiden door ontwerp en hoge kwaliteit.” Haar aanpak past in de trend van wielrennen als het nieuwe golf. Stijl wordt steeds belangrijker. De mannen met wapperende Rabo-shirts maken steeds meer plaats voor goedgeklede mannen en vrouwen op blinkende fietsen. Daar hoort een fraai wielershirt ook bij.

Social rides

We volgen de Lekdijk en stoppen bij Fausto, een hippe wieler-koffiebar in Schoonhoven. Het blijkt de hotspot voor fietsfanaten in de regio. Slappendel wordt direct herkend door klanten en bespreekt met de eigenaar een evenement dat ze binnenkort organiseert. Het is de nieuwe wielerwereld waar ze zich in heeft gestort. Ze leert er een nieuwe slag wielrenners kennen, een groep die ze met haar topsporttunnelvisie niet eerder zag. Mannen, maar vooral ook vrouwen. “Nu ik gestopt ben, fiets ik veel vaker met van die social rides. Het valt me op dat er zoveel vrouwen en meiden zijn die heel hard fietsen, maar die niet geïnteresseerd zijn om wedstrijden te fietsen. Wat ze wel interessant vinden, is mooi materiaal en mooie kleding. Ik denk dat dat een groeiende markt is.”

De kennismaking met de toerfietsers was een kleine cultuurschok. “Het gaat er niet per se rustiger aan toe. Terwijl wij nu lekker relaxt fietsen lijkt het bij hun soms of ze altijd volle bak rijden.”

Ook de gespreksonderwerpen, of liever: het gespreksonderwerp, is wennen. “Als ik vroeger met de meiden op pad was hadden we het rond de wedstrijden natuurlijk over de koers die we reden, maar verder ging het niet veel over wielrennen. Nu, als ik met andere fietsers op pad ga, kunnen ze soms wel 5 uur lang de Ronde van Vlaanderen analyseren. Dat gaat van toertocht die ze zelf hebben gereden tot de wedstrijd die ze op tv hebben gezien. Dat ik af en toe denk: pfff. Aan de andere kant, ik snap het ook wel. Zij denken: dit is iemand die ook in fietsen geïnteresseerd en dan gaan we er lekker over praten.”

Ligfietser

Veel meer dan praten over wielrennen is Slappendel een doener. Vorig jaar deed ze op de zoutvlakte van Utah een poging om op een supersonische ligfiets, gemaakt door studenten van de TU Delft, het wereldsnelheidsrecord voor vrouwen te breken. “Dat lukte niet. Dat was wel jammer. Ik had er toch een maand of zeven fanatiek voor getraind.”

Ze moest zich omscholen van wielrenster tot ligfietser. Dat klinkt eenvoudig, maar dat is het niet.

“Ik heb veel getraind op de ligfiets en dat was ook nodig. Je levert op een andere manier kracht, maar het belangrijkste was het gevoel op die fiets en de balans.” Dat liep in Neder- land voorspoedig. Op de testbaan in Lelystad kon ze 450 watt leveren en zo tot 80 kilometer per uur komen. “Dat had ik echt goed onder controle.”

Op hoogte in Utah bleek dat weinig waard. In de ijle lucht reed haar fiets heel anders. “Ik trapte nog amper en dan reed ik al 110 of 115 over de laatste kilometer, maar boven de 100 kilometer per uur ging die fiets anders reageren. Elk windvlaagje werd uitvergroot. Ik scheet gewoon in mijn broek daar. Ik had me helemaal het schompes getraind om zoveel vermogen te kunnen leveren op die fiets, maar daar ben ik -helemaal niet aan toegekomen.”

Ze miste de ervaring. Een tweede keer zou ze het waarschijnlijk beter hebben gedaan, maar ze gaat er niet meer aan beginnen. Het zou te veel tijd kosten. En wat heeft ze er aan over gehouden? “Ik kan nu heel goed op een ligfiets rijden, al ga ik dat waarschijnlijk nooit meer doen. Ik vond er echt geen reet aan. Je zit de hele tijd tegen het gras aan te kijken en je kan nooit even staan of een sprintje trekken.”

Ploegleider

Na de koffie en dadeltaart vervolgen we onze weg door de Krimpenerwaard, langs Stolwijk en Achterbroek, terug naar haar huis. Ze vertelt over haar wielerploeg. Sinds dit voorjaar is ze ploegleider bij Delta Cycling, de continentale ploeg uit Rotterdam. Een mannenploeg. Ze lacht. “Ja, dat blijft een hot topic. Dat het bijzonder was dat ik als vrouw ploegleider bij de mannen werd, realiseerde ik me pas toen er zo veel reacties op kwamen.”

In 2016 had ze een ploegleiderscursus bij de UCI gedaan, maar ze zag het niet zitten om bij een vrouwenploeg aan de slag te gaan omdat ze ook actief is in de vakbond voor profrensters. Ze zou zo een dubbele pet op krijgen. Dat bezwaar is er bij de mannen niet.

Dat Slappendel door Delta Cycling werd gevraagd, is een compliment voor haar, maar ook voor het vrouwenwielrennen in het algemeen. Werd er voorheen vaak neergekeken op het vrouwenpeloton, inmiddels is de teneur anders. “Vrouwenwielrennen maakt enorme stappen en het feit dat je als ex-prof bij de vrouwen zoiets aangeboden krijgt, toont dat de sport serieus genomen wordt door de mannen. Chantal Blaak zei dat dit het beste was wat ik voor het vrouwenwielrennen kon doen. Wat ze bedoelde was dat wanneer een vrouw als ik in het mannenwielrennen serieus genomen word, dan wordt het vrouwenwielrennen dat ook.”

Slappendel is bij de wielerploeg niet degene die de tactiek uitzet of de opstellingen maakt. Dat doen anderen. Zij is wel degene die in een aantal koersen vanuit de volgauto die tactiek bewaakt, coacht en probeert in te spelen op het koersverloop. Daarbij is ze aangetrokken omdat Delta de maatschappelijke ontwikkeling van hun renners ook belangrijk vindt. “Dat zochten ze bij mij. Ik heb daar ervaring mee. Het zijn allemaal jongens van 18 tot 24 jaar, die allemaal midden in het proces van topsporter worden zitten. En het zijn jongens die wel of net niet prof worden. Het is best een belangrijke fase in hun ontwikkeling als wielrenner.”

Dat betekent niet dat Slappendel als een schooljuffrouw haar renners de les leert over hoe een prof moet leven en koersen. Integendeel, ze gaat juist met ze in gesprek. Uit eigen ervaring weet ze hoe belangrijk het is dat de ploegleiding van een team openstaat voor input vanuit de renners. Ze had een hekel aan ploegleiders wier wil wet was. Het is niet voor niets dat ze na haar profbestaan als kledingontwerpster eigen baas geworden is. “Ik houd ervan om dingen te doen waarin ik geloof en achter sta.” Als ze dat doet – daarvan is ze overtuigd – dan komt succes vanzelf.