Lucht in een handomdraai
Lekrijden kan altijd gebeuren. Wel zijn er een aantal voorzorgsmaatregelen die je kunt treffen om het tot een minimum te beperken.- Maak je banden tubeless. Door te fietsen zonder binnenband is de kans op stootlek minimaal. Ook worden kleine gaatjes in de band vanzelf gedicht. Dat scheelt weer tijd.
- Ben je niet de meest technische rijder, overweeg dan om inserts in je band te monteren. Hierdoor stoot je niet zo snel met de velg op een rots en blijven band en velg heel. Zo’n insert weegt bijna niets, maar helpt wel schade te voorkomen.
- Ga je in de Alpen of verder fietsen, monteer dan andere banden dan wanneer je een rondje op de Veluwe gaat crossen. Een afdaling vol stenen is anders dan een omloop over stuifzand en dat vraagt om steviger rubber. Beter 30 seconden trager berg op door iets extra rolweerstand dan een band wisselen halverwege de afdaling.
Inserts zijn vaak niet meer dan een soort luxe isolatiebuis.
Wat neem je mee?
Neem tenminste één maar het liefst twee binnenbanden mee. Zo kun je jezelf altijd terug naar start piloteren. Let op: wanneer je inserts gebruikt heeft een binnenband niet veel nut.Een goede pomp mag nooit ontbreken. Dit kunnen Co2 patronen zijn (het liefst twee stuks) of een handpomp. Met die laatste ben je er van verzekerd dat je altijd je band kunt oppompen of bijpompen. Even karma-punten scoren door iemand te helpen is ook nooit weg! Een CO2-pomp is beduidend sneller. Ook zijn ze kleiner van formaat.Pluggen. Wanneer je je banden tubeless hebt gemaakt kun je enkel nog lucht verliezen doordat er een gat in de buitenband zit. Met een plugset kun je gaatjes tot een bepaalde grootte (vaak zo’n 7 millimeter) dichten zonder de buitenband te demonteren. Even stoppen, plug erin, CO2 patroon erop en racen maar! Lek rijden en depanneren binnen een minuut.Zorg voor een multitool. De meeste fietsen hebben steekassen, om deze los te krijgen heb je (bijna altijd) een inbussleutel nodig.
Waar laat je het?
Je kunt je bandje, patronen en pluggen gewoon in een zadeltasje proppen. Werkt altijd, en alles zit bij elkaar. Zorg er dan wel voor dat je een systeem gebruikt met bij voorkeur velcrostrips. Zo zit het tasje straks onder je zadel en raak je hem niet kwijt. Lekrijden en geen onderdelen meer hebben betekent het einde van je rit (en een lange wandeling). Als ware weightweenie is het natuurlijk ook mogelijk al het materiaal achter in je zak te proppen. Zo blijft je fiets lichter. Let op: stop je handpomp nooit in het middelste vakje van je shirt. Land je bij een valpartij op je rug dan is de kans op letsel aanzienlijk.Pro tip: Ga je CO2-patronen in je achterzak meenemen? Wikkel hier dan een tape om. Door de tape een keer te draaien zodat de kleefkant aan de buitenkant komt te zitten blijven de patronen altijd in je shirt plakken. Simpel en makkelijk. Hoef je jezelf geen zorgen meer te maken onderweg.Door de jaren heen zijn er allerlei systemen bedacht om je band en materiaal snel en makkelijk bereikbaar op de fiets te monteren. Zo hebben Specialized en Trek een ruimte in de onderbuis voorzien, en zijn er meerdere merken die handige houdertjes maken. Bijvoorbeeld de hieronder afgebeeld rapstrap. Een lekker lange velcrostrap waarmee je band en tooltje vast snoert aan je frame. Met een hand demonteer je de boel en je kunt direct aan de slag. Niet super mooi, wel praktisch en snel.
Kettingpech
Is het geen band, dan is het meestal de ketting die verstek laat gaan. Met een quicklink en multitool met kettingpons kun je een gebroken ketting weer aan elkaar maken.Wat neem je mee?– Quicklink. Monteer deze ergens zodat hij eenvoudig bereikbaar is. Let goed op dat je een linkje koopt die past bij de ketting en het juiste aantal versnellingen van je fiets. een 10, 11 en 12 speed cassette zijn anders.
– Een multitool met kettingpons. Cruciaal om het kapotte deel van de ketting te demonteren.
– Achterpad. Een grote tak of valpartij en hup, je derailleur verbuigt of pad breekt. met een reserve pad kun je altijd verder rijden. Deze kun je makkelijk verstoppen in je reserve binnenband.
Slim verstoppen
Hoe minder er achter in je zak zit, hoe prettiger. Daarom sommen we een aantal systemen voor je op waarbij je op een nette manier makkelijk reservemateriaal op de fiets mee kunt nemen.Reserveonderdelen
Natuurlijk kan er van alles mislopen onderweg. Niet alles is aan de straatkant te verhelpen, wel kun je met simpele hulpmiddelen vaak genoeg oplapwerk verrichten om huiswaarts te keren. Bewaar daarom altijd één van je wikkels van een energiereep (buiten dat je deze sowieso terug in je shirt stopt na gebruik). Deze zijn prima bruikbaar om tussen de binnen en buitenband te stoppen wanneer je een fikse snee in de buitenband hebt gecreëerd.Wat trek je aan?
Een marathon is een lange dag. Vaak start je voor dag en dauw en eindig je wanneer de bompa’s allang op café zijn. Temperaturen wisselen gedurende de dag en in de bergen al helemaal. Zorg daarom dat je jezelf onderweg kan aanpassen op meerdere scenario’s. Hoe ziet dat eruit?- Een korte broek en fietsshirt zijn de ideale basis.
- Armstukken zijn bijna een must. Deze trek je aan bij de start en schuif je tijdens de koers eenvoudig naar beneden. Ben je bovenop de bergtop en is het koud? Dan trek je ze weer omhoog. Hiervoor hoef je niet eens van de fiets af.
- Een gilet of windjack is onmisbaar. Deze kun je berg op los ritsen en lekker laten wapperen voor de juiste pro-look of achter in je zak stoppen. Dit soort bodywarmers zijn verkrijgbaar in heel kleine formaten.
- Ga je het hooggebergte in, neem dan ALTIJD een regenjas mee. Ja, die dingen zijn onhandig en ja je bent er zielsgelukkig mee wanneer de weergoden anders bepalen en een stralende dag plots omslaat in een bui van niveau code rood.
De basis
Voorkom de hongerklop
Je fiets zit volgepropt met banden en bindstrips, je windjack heb je aan. Wat neem je mee om de dag door te komen? Tijdens een marathon zijn er diverse ‘feedstations’ of pauzeplekken. Meestal kun je hier energierepen, fruit en wat snoepjes krijgen. Aangevuld met sportdrank en water.Het aanbod varieert per koers en zeker ook per land. Zoetigheid in het oostblok, taaie kost aan de Spaanse kust. Het is dan ook verstandig om ervoor te zorgen dat je altijd zelfvoorzienend bent. Neem genoeg eten mee om de hele rit te kunnen rijden en zie de verzorging als bonus. Zo voorkom je een beteuterd gezicht én hongerklop wanneer blijkt dat de organisatie zijn zaken niet voor elkaar heeft en er alleen droog brood te knagen is. Want ja, dat gebeurt. Van cruesli zonder water tot spareribs bij de verzorging, alles heb ik al zien passeren.Water is er altijd. Zonder vocht kom je daardoor niet snel te zitten. Zeker wanneer je eventueel zelf poeder meeneemt om sportdrank van te maken. Bij sommige organisaties kun je zelfs vooraf bidons inleveren die vervolgens bij de feed zone worden klaargezet.Maar wat is genoeg en hoe reken je dat uit?
Een simpel rekensommetje. We kunnen gemiddeld 60 tot 80 gram koolhydraten per uur opnemen. Doe je dit, dan blijft je energieniveau behoorlijk op peil en kun je in feite eindeloos blijven door stomen. Een energiereep bevat gemiddeld zo’n 35 à 40 gram koolhydraten. Een gel vult ongeveer 20 a 25 gram koolhydraten aan. Een bidon met isotone sportvoeding geeft ongeveer net zo veel energie. 20 gram.Test van alles uit voor je een nummer op spelt.Het is lastig om voor een rit van 8 uur acht repen en gels mee te nemen en ze ook nog allemaal op te eten. Vaak ebt de eetlust gedurende de rit vanzelf weg. Juist dan is het belangrijk om aan te vullen. Persoonlijk vind ik het prettig om te beginnen met vast voedsel, energierepen aangevuld met iets lekkers van de organisatie en daarna over te schakelen op vloeibaar voedsel. Zo voorkom je dat je maag omdraait en je even naar de kant moet.