‘Je wilt die jongens het gevoel geven dat we er alles aan doen’Wie is de lastigste renner voor jou?“Die hebben we niet. Oké, sommigen zijn kritisch. Vooral de tijdrijders, die weten wat ze willen en vragen het uiterste. Roglič denkt altijd mee. Dan vraagt hij bijvoorbeeld of hij ook van die carbon plaatjes op zijn stuur kan krijgen. Ik ben zelf natuurlijk altijd tot in de details bezig. Misschien ben ik zelf nog wel het fanatiekst. Aan stickers heb ik bijvoorbeeld echt een hekel. Zelfs de naamstickers doe ik zo klein mogelijk. Ik gebruik voor de fietsen meestal de kleinere helmstickertjes, zeker voor de tijdritfietsen. Kleiner is sneller. Nog zoiets: bij de klimfietsen van bijvoorbeeld Kruijswijk en Roglič snijd ik het stuurlint halverwege af. En er zit een klemkousje om de kabels vooraan in plaats van een kabelbinder. Dat scheelt 7 gram. Deels zit dat natuurlijk allemaal tussen de oren, want die 6,8 kilo haal je sowieso wel. Maar het is ook dat je het gevoel geeft aan de jongens dat we er alles aan doen.”Hoe zuinig zijn jullie op materiaal?“Zuinig. Maar op onderdelen als kettingen kijken we niet. Als we denken dat het niet meer perfect is, gaat er een nieuwe op. En spullen als lagers en derailleurwieltjes vervangen we niet eens. Dan zetten we er een nieuw wiel in of een nieuwe derailleur op. Die wieltjes slijten bijna niet meer, dus als dat wel zo is, is de derailleur meestal al redelijk op. Die gaat dan terug naar Shimano, of we zetten ’m op een personeelsfiets. We nemen bij wedstrijden ook fietsen mee voor het personeel, voor als er ’s ochtends of ’s avonds even tijd over is. We zijn allemaal gek van fietsen, anders doe je dit werk niet..”Ben je een typische wielerliefhebber?“Ik kijk eigenlijk nooit naar de koers. Ik kijk alleen plaatjes terug, om te zien wat andere ploegen doen op het gebied van materiaal. Ik vind het leuk om het zelf te doen, maar kijken? Nee, daar heb ik niks mee. Het boeit me ook niet zo heel veel wie welke koers wint, er wint toch altijd wel iemand. Ik hoop vooral dat de jongens van onze ploeg het goed doen. Alleen massasprints en Parijs-Roubaix vind ik mooi om te zien. Ik heb Roubaix een keer bij de beloften gereden, dus ik weet een heel klein beetje hoe zwaar dat is.”Hoe lang blijf je nog mechanieker?“Dat weet je nooit, maar ik zie het mezelf nog wel een tijd doen. Ik haal er nog veel voldoening uit om materiaal te perfectioneren en twee tiende van een seconde te winnen. Maar ik denk niet dat ik dit tot mijn 65ste volhoud. Het is zwaar werk. Niet per se heel hard werken, maar wel heel lange dagen. En ik denk dat je op een gegeven moment wat verslapt, dat je niet meer het allerbeste probeert na te streven. Dan moet je wat anders gaan doen. Ik hoop dat ik het dan zie, of dat iemand het me zegt. Maar nu is dat zeker nog niet zo.”
Interview: Tim van der Zanden, mecanicien Team LottoNL-Jumbo
fietsredactie
12 februari 2018
Sleutelen: Niet iedere fietser is er weg van. Tim van der Zanden, mecanicien van Team LottoNL-Jumbo, des te meer. ‘Ik vind het een uitdaging om te proberen twee tiende van een seconde te winnen.’Het is ’m echt, op die werkstandaard in de Service Course van LottoNL-Jumbo: de Bianchi Oltre XR4 waarmee Primož Roglic de Fløyen opreed en een zilveren medaille pakte tijdens het WK tijdrijden in het Noorse Bergen. Op tv zie je er weinig van, maar de fiets is tot in de puntjes gefinetuned. In plaats van stuurdoppen zijn aan het uiteinde van het stuur carbon plaatjes gelijmd. De kabelnokken zijn van het frame gehaald, waarbij de gaatjes zijn gedicht met carbon. Alle stickers zijn minutieus van het frame gepulkt, en het stuurlint is kort afgesneden. Het is tekenend voor Tim van der Zanden: ieder detail telt, iedere seconde winst is er een. Een kleine oneffenheid kan hem mateloos irriteren. “Op de crank zit altijd zo’n langwerpig stickertje. Ik heb er zo’n hekel aan als dat erop blijft zitten, daar kan ik níet tegen. Dat kan gewoon niet.”Hoe kwam je in het wereldje terecht?“Ik begon in 2009 als mecanicien bij Skil-Shimano. Tot die tijd fietste ik zelf wedstrijden, maar een val op mijn schouder maakte daar een einde aan. Ik moest uiteindelijk stoppen omdat ik geen kraakbeen meer had in die schouder. Ik had nog wel willen doorrijden, maar als je niet langer dan twee uur je stuur kunt vasthouden, schiet dat niet op. Toen ben ik bij Skil terechtgekomen. Mijn vriendin werkte er en ik hoorde dat ze mecaniciens zochten. Ik werkte al sinds mijn twaalfde in een fietsenzaak en kende veel van de renners bij Skil. Met Kenny van Hummel heb ik nog koppelkoersen gereden op de baan en met Tom Veelers heb ik bij de junioren gekoerst. Zo kwam ik daar terecht.”Hoe is het leven van een mecanicien?“Ik zit honderd dagen per jaar ‘op koers’ en honderd op Service Course, waar ik werk aan het perfectioneren van het materiaal. De gemiddelde mecanicien is 170 dagen per jaar onderweg, dus inclusief reisdagen. Daar tegenover staat ook weer dat je veel thuis bent. De dagen dat je niet weg bent, ben je vrij.“Op koersdagen is het druk. We ontbijten tussen zeven en acht. Vervolgens pompen we de banden op, zetten we de fietsen en wielen op het dak, maken we de auto klaar en rijden we in konvooi achter de bus naar de start. Dat is vaak zomaar 100 kilometer. Eenmaal daar zetten we de fietsen klaar en checken we de banden met speciale compressoren. Want er loopt altijd nog wat lucht uit, en ze kunnen ook op het dak nog lek gaan. Vervolgens gaan we mee in koers achter in de auto. Dan houden we via de radio de koers in de gaten, zodat we een overzicht hebben van wie-wat-waar. En is er wat, dan steken we een wiel of geven we een fiets. Daarna rijden we terug naar het hotel en begint het echte werk. Met drie man zijn we nog zo’n twee à drie uur bezig met fietsen en reservefietsen wassen en nakijken, en het wassen van de auto’s. Elke dag. Rond een uur of tien gaan we dan eten en zit de dag erop. Slapen doen we net als de renners met twee op een kamer. Altijd een verzorger en een mecanicien, want twee massagetafels op een kamer past meestal niet.”Wat is jouw rol in het team?“Omdat ik een van de meer ervaren mecaniciens ben, bereid ik meestal de wedstrijdfietsen voor. Verder ben ik hier op Service Course veel bezig met de tijdritfietsen. Een paar jaar geleden reden we nog op het Bianchi Pico-frame, dat voldeed eigenlijk niet meer. Andere merken waren ons voorbijgegaan. Toen kregen we een nieuw frame, maar dat was nog niet optimaal. Samen met Bianchi hebben we toen een nieuw model ontwikkeld, de Aquila, dat beter aan onze eisen voldoet: betere remmen, stijver frame, ander stuur… Alles is eigenlijk veranderd. We hebben toen heel veel feedback gegeven op het prototype, en zo hebben we het frame doorontwikkeld. Het ziet er exact hetzelfde uit als het oude, maar het is wel een compleet andere fiets geworden. De aerodynamica was al goed en op papier zag het er heel goed uit. Maar toen we de eerste testframes kregen, bleek het in de praktijk toch minder te zijn. Nu is dat heel anders. Onze fiets zit nu in de top qua aerodynamica. Ik denk zelfs dat het een van de snelste fietsen overall is. In dat tijdritproject heb ik zelf een rol gepakt. Ik heb altijd op de baan gefietst, en dat is in details werken. Bij tijdritfietsen is dat niet anders. Je moet op de kleinste details letten, op dingen als de stand van een shifter. Dat vind ik mooi.”
fietsredactie
12 februari 2018
Gerelateerd nieuws
Doorfietsen in de herfst met deze onmisbare items en do’s and don’ts
15 oktober 2022 - Fietsaccessoires