Vandaag rijden we naar Lake Mead in de staat Nevada. Volgens de boeken is dit de plek voor watersporters. Het is een lange dag met ruim 400 km. Leuk is hij ook, want we volgen voor een groot deel de legendarische Route 66. Die pikken we op in het stadje Williams. Als je daar voor iedere keer dat ergens 66 op staat een euro per jaar krijgt, hoef je echt helemaal nooit meer te werken. Onderweg een stop in een leuke zaakje met spulletjes uit de ‘good old days’, de jaren vijftig dus. Landschappelijk is dit deel van Route 66 niet echt heel bijzonder. Of raken we verwend?

Kingsman is de eerste echte stad die we in de afgelopen tijd hebben gezien. Tijd dus voor…… Je raadt het al…. Juist… De WALMART. Daar gaan weer $ 150 (€ 115) op aan “allemaal lekkere (maar gezonde) dingetjes”. We zijn een beetje laat en hopen maar dat er nog een plekje is op de campsite aan Lake Mead, vlakbij de Hoover Dam. Nou plek zat hoor, we zijn er helemaal solo. In het gehucht Temple Bar is verder helemaal niemand. Alleen wij en een bewapende ranger. En warm is het er ook. Bloody hot, zeg maar rustig na de koelte van de Grand Canyon. Wat een overgang. Genoeg reden om één van de drie plaatsen met stroom te nemen. Kan de airco onbeperkt aan.

Lake Mead – Las Vegas

Eerste stop vandaag
is de Hoover dam. Dit begin jaren dertig gebouwd object staat zonder twijfel hoog in de ranking voor uitzending in de serie ‘megastructures’ van Discovery Channel. Een bezoek is meer dan de moeite
waard. De veiligheidsmaatregelen zijn onverwacht scherp. Ieder voertuig wordt gecontroleerd. Alle RV’s, dus ook de onze, van binnen en van buiten. Alle klepjes moeten open. Vriendelijk zijn de
veiligheidsmensen wel, ze geven meteen informatie waar wij ons gevaarte het beste kunnen parkeren. Is de dam van buiten indrukwekkend, van binnen is hij dat nog meer. De weg aan de bovenkant is het smalste deel van de constructie. Onderaan is hij zeker tien keer zo dik. Enorme turbines wekken een enorme hoeveelheid stroom op. Sinds de bouw is er eigenlijk niets wezenlijks aan het
ontwerp verandert. Er valt nog steeds niets te verbeteren en dat is toch wel heel bijzonder voor een constructie die 80 jaar oud is.
We brengen diverse uren bij de dam door, veel meer dan verwacht. Geen probleem, want Las Vegas, ons doel voor vandaag is niet meer ver.

Bij Starbucks werken we onze blog bij en boeken een hotel voor twee nachten. Dat is goedkoper dan op een RV-park staan. Ons hotel annex casino heet Circus Circus en staat aan de beroemde weg die de bijnaam The Strip heeft. Aan die weg staan alle bekende casino’s. Onze zorg dat het parkeren van de camper wellicht een probleem is, is ongegrond. Het parkeerterrein is mega. Er passen nog wel 750 campers en 3000 auto’s bij.
De kamer is top, groot, netjes en voorzien van alle gemakken. Maar we zijn hier niet om op de kamer te zitten dus in de benen! Ons eigen casino heeft als thema Circus. Goh, dat zou je met de naam Circus Circus niet verwachten. Er zijn circus acts, achtbanen, waterbanen, winkeltjes en uiteraard heel veel speelautomaten en roulettetafels in het casino.
Er is een ‘all you can eat’ restaurant waar we ons te vol stoppen met de verkeerde dingen. Ook wel eens lekker na een maand gezonde kost in ‘Chez Ingrid a la RV’.

Met een te volle buik is het ´s avonds tijd voor The Strip. De casino’s annex hotels staan naast elkaar. Het zijn enorme bouwwerken met vaak duizenden kamers. De meeste hebben een eigen thema. Zo is in The Venetian, half Venetië nagebouwd, compleet met grachten, gondels, de Miralta brug en het San Marco plein. Binnen is het pracht en praal. Italiaans marmer, fresco’s en alles wat er bij hoort. We willen er meteen de bestelde kaartjes ophalen voor de voorstelling van The Blue Man Group. Die stonden nog steeds op ons lijstje. Merken we meteen
hoe slim ze zijn om bezoekers aan het gokken te krijgen. De routebordjes sturen ons via alle speelautomaten, black jack tafels en wat er nog maar meer te gokken valt. Het is zeker niet de kortste
route, maar voor het casino, wel de slimste.
We struinen nog naar Caesar’s Palace, Mirage, Wynn en Treasure Island. Als het donker is, komt de stad pas echt tot leven. Het wordt drukker en drukker. Wat doen die mensen toch overdag? Het is al laat voor ons doen als we in ons King Size bed duiken.
Las Vegas by bike

Op de fiets en de Strip op. Dat lijkt best dapper want over vier rijstroken scheuren er auto’s. Toch lijkt het dapperder dan het is, want auto’s rijden met een grote boog om ons heen. Niet omdat wij zo afschrikwekkend zijn, maar Amerikanen worden niet graag aansprakelijk gesteld door een fietser als ze die aanrijden. Dat gaat namelijk bergen geld kosten. En om geld draait alles in Amerika. Niet dat Nederlanders op dat punt veel beter zijn overigens. ‘Dass war einmal’ om in goed Grieks te blijven. Onze bikes parkeren we steeds bij de hoofdingang van de casino’s tegen een hek. Soms zie je de strak in het pak gestoken bewakers twijfelen of ze daar iets van moeten zeggen. Ze doen het niet en wij struinen overal naar binnen om daarna weer via via het volgende hotel – casino te bekijken.
Luxor hotel

Het Luxor hotel is een bezienswaardigheid op zich. Het is gebouwd in de vorm van een grote glazen piramide. En als ik zeg groot, dan bedoel ik ook groot. Er zit een hotel in met 22 etages. Het is een duidelijk bewijs van een vorm van grootsheidswaanzin, gigantomanie dus. Dat zie je ook terug bij de andere belangrijke hotel/casino’s. Zo is een deel van het Comomeer nagebouwd en om het uur voeren enorme fonteinen daar een watershow op. Vreemd genoeg met op de achtergrond de Eifeltoren. Het is nep, heel nep zelfs. Maar dan wel een vorm van nep waarvan je moet oppassen dat het niet mooier is uitgevoerd dan het origineel. Veel Amerikanen hebben het idee dat ze niet meer naar Europa hoeven als ze in Las Vegas zijn geweest. Da’s dan weer een beetje simpel.
Terug in hotel zijn we het over een ding in ieder geval eens. In uitstraling en kwaliteit staat Circus Circus echt onder aan de ladder.

Las Vegas –Death Valley

Voor ons doen zijn we laat op. Kwart over acht. Zeker moe van al dat nachtbraken. Een uurtje later zijn we onderweg naar Death Valley dat slechts 160 kilometer verder naar het noord westen ligt. Het gebied ligt grotendeels onder zeeniveau en is de warmste op aarde. Temperaturen boven de 50 graden Celsius zijn er in de zomer geen zeldzaamheid. Reden genoeg om er aan het begin van onze reis heen te gaan. Het is er vandaag gelukkig niet al te warm, slechts 40 graden. De airco in de auto maakt overuren. Op het uitzichtspunt Zabrikski’s point stappen we op het parkeerplaatsje uit en beklimmen de kleine heuvel om bij het echte fotogenieke plekje te komen. Een minuut of tien later krijgt Ingrid het koud van de warmte. Da’s niet goed. Gelukkig brengt ons ‘buske’ weer verkoeling. We stoppen in Stove Pipe Wells Village. Die bestaat uit een RV-park, een pompstation (met de duurste benzine van Amerika) een motel met saloon met de naam Badwater. Alleen voor Nederlanders klopt de naam als een bus. Er is namelijk een klein zwembad bij het motel. Is de naam bad water toch goed.
De verkoeling die een plons water brengt is meer dan weldadig en welkom. En het is best kicken zo midden in Death Valley met vanuit de camper zicht op de beroemde zandduinen van het park. Gelukkig koelt het vanavond flink af, ruim 17 graden. Is het vannacht tenminste ‘maar’ 23 graden.

Death Valley – Big Bear Lake (San Bernardio National Forest)

Van grote diepte naar hoge hoogte

Toch weer speciaal om wakker te worden onder zeeniveau, midden in Death Valley. Onze airco heeft een flink deel van de nacht staan snorren. We zijn al vroeg wakker en knarren de trog uit die Death Valley heet. De weg lijkt vals plat omhoog te gaan, maar dat is schijn. Het gaat pittig omhoog. De hoogteaanduidingen naast de weg laten daar geen misverstand over bestaan. Het advies op de borden naast de weg is om de airco van de auto uit te zetten om oververhitting te voorkomen. Ze staan er echt niet voor niets. In een mum van tijd kijken we terug en ligt de bodem van Death Valley meer dan 1000 meter onder ons. In de ochtendzon nemen de rotsen in de woestijn de meest bizarre kleuren aan. Vooral de verschillen zijn groot. Bruine, beige, grijze en soms ronduit gele tinten overheersen in het pallet. Het pikzwarte nieuwe asfalt met een opvallend gele middenstreep voegt daar nog een surrealistisch sausje aan toe. Bijzondere foto’s zijn het bewijs.
Wat kan de natuur hoe ogenschijnlijk kaal ook, toch een onverwachte pracht in zich dragen.
Highway 395, die strak in zuidelijke richting gaat, is landschappelijk gezien een afknapper. Dat maakt de weg weer goed door voor een hoge gemiddelde snelheid te zorgen. In een paar uurtjes zijn we in de stad Apple Valley. Vreemd genoeg is er geen appelboom te zien. Wel de voorzieningen die we nodig hebben zoals een bank, weer een supermarkt (inderdaad Walmart) en een tankstation. De waarschuwing is juist die we eerder kregen over de hogere benzineprijzen in Californië. 17 dollarcent (€ 0,13) per gallon (3,8 l) meer. Dat gaan we vast overleven.

Big Bear village en Big Bear lake

Als tussenstop rijden we naar Big Bear Lake. Dit op advies van een reisboek. De route over highway 18 is op de kaart een vrij rechte streep. In real life is dat toch een ander verhaal. De weg wordt een smal en vooral steil en kronkelend bergweggetje dat in de richting van de hemel klimt. En dat klimmen gaat in onze bus nou niet echt heel snel, dus het kost wat tijd. Niet dat er onvoldoende PK’s onder de kap liggen. Meer omdat hij zo groot is en de krappe haarspeldbochten met de nodige voorzichtigheid moeten worden genomen. Op zo’n 2200 meter hoogte bereiken we Big Bear Lake. Niet alleen het meer heet zo, het stadje dat er aan ligt ook. Op de omringende bergen ligt nog heel wat sneeuw. De skipistes zijn nog maar net verlaten. In het lokale informatiecentrum geeft een studentikoos type informatie over mountainbiketochten en RV-parks. Van degene die open zijn lijkt Lighthouse RV-park, dat direct aan het Big Bear meer ligt, de beste keus. De prijs blijkt niet mee te vallen $ 50 de duurste plek tot nu toe. We zijn te moe om verder te zoeken, dus drentelt de camper naar zijn plekje.
Onder het eten is de conclusie eensluidend. Vandaag van het warmste en laagste plekje van Amerika omhoog gereden naar misschien niet het hoogste en koudste, maar het ging toch serieus in die richting.
Big Bear ‘Bike’ Lake

De nacht kent een temperatuur onder het vriespunt. Geen probleem met de verwarming zacht snorrend aan. Wij beginnen het te leren, het camperleven. Na samen familieberaad te hebben gehouden verlaten we de camping om naar het informatiecentrum van de rangers te rijden. Daar geeft een vrijwilligster goede informatie. Zij adviseert ons om op een onverharde weg een plekje te zoeken en daar te kamperen. Omdat wij een jaarkaart voor de natuurparken hebben kost dat niets. Even later kreunt onze Ford het onverharde stoffige weggetje op van de Holcomb Valley. Op een plek met een uitzicht uit duizenden gaat hij op de handrem. Ik ga een rondje fietsen en Ingrid maakt een wandeling van twee uurtjes.

The Gold Fever Trail

De fietsroute van 40 km is zeker de moeite waard. Het is een voormalige (1860) route die gebruikt werd ten tijde van de goudkoorts. De maalstenen zijn nog te bezichtigen en er zijn brokstukken van een voormalige saloon. Voor een deel volg ik de routekaart en een ander deel rij ik meer op goed geluk en met een gecalculeerd risico. Het is zeker een mooi gebied om te fietsen. Het uitzicht op het meer Big Bear is prachtig en onderweg schieten er allerlei dieren voor de wielen door. Hagedissen en een soort eekhoorn zijn in de meerderheid. Het is weekend en in dit gebied is het deels toegestaan om met terreinvoertuigen te rijden.
Die kom ik dan ook zo af en toe tegen. Bij een serie grote rotsblokken draai ik een paar rondjes, gewoon voor de lol. Op de weg terug kom ik langs een campsite midden in het bos, maar aan een
onverharde weg die rechtstreeks naar de Highway voert. Dat is ook mijn afdaling. Die gaat razendsnel. Via een verharde weg rij ik terug naar de onverharde weg waar onze camper staat. Terug, vertelt Ingrid dat de camper niet mag blijven staan van een brandweerman. We hebben een heuse schriftelijke waarschuwing onder de ruitenwissers. De bus moet verder van de weg af staan.
Op zoek naar goud

We besluiten naar de campsite in het bos te rijden om precies te zijn de plek op de kaart waar het goudzoeken is begonnen. Dat is van waar we nu staan maar een paar kilometer. De camper bewijst dat hij een asfaltjunkie is. Het kleinste oneffenheidje in de weg en hij stuitert en schut als een dwaas. De goedkope afwerking van het interieur wreekt zich hier. De kastjes zijn namelijk niet echt goed afsluitbaar. Resultaat is dat een tray cola blikjes besluit voor zichzelf te beginnen en springt uit een van de bovenkastjes. Een enorme klap, maar we hebben ze allemaal weer gevangen.

Eenmaal op de campsite vinden we een plekje.

Internet: www.bigbearcycling.com

Big Bear Lake – Los Angeles
We blijken op de plek van twee jongens te staan. Die zijn daar heel relaxed onder. Bus naar voren, auto er achter. Het blijken langslapers te zijn. Vreemd want wij hadden het koud en zij lagen in een open tentje. Kwestie van goed materiaal dus. De jongens zijn klimmers en er volgt een leuk gesprek over mountainbiken en reizen in Europa. Met de nodige fietstips op zak nemen we afscheid. Pas laat in de ochtend gaan we naar Big Bear City. De was gedaan in een plaatselijke laundry en ge-internet. Pas om drie uur start onze route van vandaag: ruim 130 mijl naar Los Angeles. Wat een enorme stad. We rijden er ruim 100 km dwars doorheen. En wat blijkt uiteindelijk, de straat klopt, maar het huisnummer niet. Een vergissing van 20 km. Hoezo lange straat. We parkeren de RV voor het motel en duiken het bed in. Deze plek in de stad geeft een onveilig gevoel. Morgen toch maar naar een RV-park.

Los Angeles

Het motel zeggen we vaarwel en het RV-park Walnut in het noorden van Las Angeles is geboekt voor twee nachten. Eerst willen we naar Beverly Hills. Het lijkt slim om bij de Universiteit te parkeren. Op de kaart in het boek staan daar diverse parkeerterreinen aangegeven. Niet slim blijkt. Het zijn garages waar onze bus a niet inpast, b heel duur zijn en c al gereserveerd zijn. Dan maar naar het Getty Centre. Dit museum blijkt op maandag dicht te zijn en dat stond in geen enkel boek. Het zit gewoon niet mee. Dan de Mulholland Drive op. Die 80 km lange weg slingert bergop bergaf door de mooiste wijken van de stad.
Zo rijden we door Bel Air en komen ook in Beverley Hills terecht. Daar wonen en vooral woonden de rich en famous. Wij op de fiets, want parkeermogelijkheden zijn hier zat. Voor max twee uur overigens, maar dat is genoeg. Om eerlijk te zijn vallen de huizen een beetje tegen. Ze staan hutje op mutje, zijn niet overdreven groot en al lijken ze van steen, ze zijn van hout en daarna gepleisterd. Wonen onze Nederlandse rijken toch een stuk luxer. Wat vooral mooi is zijn de tuinen en de dikke auto’s die door de wijk sukkelen, want met om de 100 meter een stopbord is er van scheuren geen sprake. We fietsen langs huizen waar Lucy Ball heeft gewoond, Doris Day, Fay Dunnaway, Bing Crosby en nog meer dames en heren uit de oude doos. De sterren van nu zijn wel slimmer, die wonen echt mooi ergens op een eiland.
Onderweg naar het RV-park valt vooral op wat voor een vieze stad LA eigenlijk is. De smog hangt er als een soort deken overheen. De meeste wijken zijn oerlelijk en de stad bestaat eigenlijk vooral uit overvolle snelwegen. Los Angeles is de stad van de Engelen zeggen ze. Wij hebben ze nog niet gevonden.

Openbaar vervoer Los Angeles

Het besluit staat vast. De RV blijft op zijn plek en we proberen met het openbaar vervoer naar Universal Studios te komen. Bij de receptie van het RV-park is geen zinnige informatie te halen. De mevrouw achter de balie is geen openbaarvervoergebruiker. Dan maar op internet kijken. Het meest zinnig lijkt ons om naar een nabij gelegen treinstation te lopen die dan weer aansluit op het metronet. Zo gezegd zo gedaan. Via  een braakliggend terrein bereiken we snel het station. Daar vertelt een meneer van Security dat de door ons bedachte route niet gaat omdat een deel van de aansluiting nog niet in bedrijf is. Hij verwijst ons naar de bus die bij het station staat. De chauffeur zegt dat we met hem mee moeten en daarna twee andere lijnen moeten nemen. Dat past hij later aan. We moeten een buslijn nemen die op de metro aansluit. Metro is in LA (Ja ook wij korten Los Angeles al af) trouwens een verwarrend begrip. De meeste buslijnen heten ook Metro.
Voor een toerist in eerste aanleg niet te volgen. Na een kwartier rijdt de bus ons RV-park voorbij. Zijn we dus al 40 minuten onderweg om weer bij het startpunt uit te komen. We lachen er om. Weer 10 minuten later staan we bij de aansluitende bus. Die komt snel, maar stopt op iedere straathoek. Het duurt meer dan een uur om bij de echte Metro aan te komen. Daar moeten we één halte in mee om bij Universal Studio’s uit te komen. Daar 10 minuten wachten op de schuttlebus. Twee uur onderweg geweest om een afstand van circa 30 km af te leggen. Het enige voordeel is dat we nu snappen hoe het systeem (ongeveer) werkt en dat we de nodige wijken van LA hebben gezien.

Universal Studios

Universal is een combinatie van pretpark a la Disney en een rondleiding door een nog in gebruik zijnde Hollywood studio. De rondleiding is erg leuk. Je krijgt een beeld hoe films tot stand komen. Met name hoe de illusie werkt. Een relatief klein bassin kan op een zee lijken, een maquette op een oceaanstomer. De demonstatie van virtual effects geeft daar nog een aanvulling op. De rest van de tijd vullen we met achtbanen, 3D-films, ijsjes en koffie. De afsluiting van de dag is een demonstratie van de nodige stunts. Er wordt een deel uit de film Water World (met Kevin Costner in de hoofrol) nagespeeld. Dat is best spectaculair met veel explosies en een vliegtuigje dat uiteindelijk over een muur komt vliegen en voor ons in het water neerstort. (voor wie een stukje van de film wil zien:
http://www.imdb.com/title/tt0114898/)

De terugreis plannen we beter. Met de Metro gaan we één halte en dan is er een soort snelbus die snel op de lokale bussen aansluit. Dat gaat super. Jammer genoeg rijdt de lokale bus net voor onze neus weg. Na een minuut of twintig wachten komt er een bus voorbij met ‘geen dienst’ erop. Toch stopt de chauffeur en vraagt waar we heen moeten. Hij zegt dat hij ons zal afzetten, want de volgende bus komt pas na 45 minuten. Om 19.00 uur gaat de regeling over op één keer per uur. Helemaal top. Na een kwartier zijn we terug bij de RV. Nooit geweten dat met het openbaar vervoer reizen in de US zo’n avontuur kon zijn.

Walk of Fame

De volgende dag lopen we via Sunset Boulevard naar Hollywoord Boulevard. Dit is een straat waar sterren stralen op de stoep. Dat had Fred Astair en al die andere sterren met sterallures eens moeten weten dat hun naamvoor een fetisj winkel of rommel winkeltje zou liggen. Of ze zelf inspraak hebben gehad?

Wil je ooit nog eens naar een extravagant feest, dan is dit de winkelstraat waar je moet zijn. Pruikenwinkels, schoenenwinkels, kledingwinkels, winkels met opmaak spullen je kunt het zo gek niet bedenken of het is er en groooooot!

Morgen vertrekken we naar de kust. Daar zijn tenminste weer wat mogelijkheden om fatsoenlijk een rondje te fietsen.