In FIETS 7 staat een test van de BBB Microboard BCP-22 fietscomputer.’Kijk daarom even op onze website: daar laten we het kunstje nog even zien!’ En nog wat extra tips.

1. Een fietscomputer bestaat uit een aantal onderdelen: de computer, de houder, de opnemer, de draad, de beschermingsrubber, verschillende kabelbinders en het magneetje voor op de spaak. Zorg zelf voor een kniptang of schaar. En bij elke fietscomputer wordt een gebruiksaanwijzing geleverd.Begin met het instellen van de fietscomputer. Daarbij gaat het ondermeer om de wielomtrek, de keuze voor kilometers of mijlen, en de klok.

2. De houder van de computer moet op het stuur worden gemonteerd of op de stuurpen. Wie met een zogenoemd Wing-stuur rijdt, zal de computer moeilijk kwijt kunnen op het stuur. Ook sommige oversized sturen hebben een zeer klein vlak gedeelte bij de stuurpen, waardoor het moeilijk is om de houder mooi recht te monteren. Dit is bijvoorbeeld bij de Ritchey Pro het geval. Monteer je de houder op het stuur, zorg er dan altijd voor dat de oogjes van de twee kabelbinders aan de voorkant van het stuur zitten. Zo kom je nooit in aanraking met de (meestal) scherpe eindstukjes.  

3. De kabel. Eerst voer je die langs de kabel van de voorrem; daar wikkel je deze een x-aantal maal omheen. Niet te strak en zeker niet te los. Tot aan de nok van de voorremkabel. Daarvan voer je de kabel naar de bovenkant van de voorvork. Daar maak je de kabel vast met een kabelbinder. Vervolgens de kabel ‘strak’naar beneden, richting opnemer. Vlak bij de opnemer de kabel een ‘lusje’laten maken; ook hier een kabelbinder. De overtollige eindjes van de binders afknippen!

4. De opnemer moet op de vorkpoot worden gemonteerd. Kies altijd de vorkpoot uit die in het verlengde van de computer zit. Monteer je de computer op de rechter stuurhelft, kies dan voor de rechter voorvorkpoot. Een opnemer aan de achterkant van de vorkpoot net onder de voorrem oogt mooier en strakker dan een die aan de voorkant is gemonteerd. Veel voorvorken hebben een ‘scherpe’ achterkant. Kijk wat de meest veilige positie is – daar waar de opnemer het beste vast zit – en gebruik altijd de bijgeleverde beschermingsrubber.

 

6. Zowel de opnemer als de houder wordt vastgemaakt met twee kabelbinders. De oogjes van de twee kabelbinders moeten aan de voor- of achterkant van de opnemer zitten, dan heb je geen last van de scherpe eindstukjes. Trek de kabelbinders aan, maar nog niet te strak. Pas als je zeker weet dat de afstand tussen de opnemer en de magneet (circa 5 mm) in orde is, trek je ze goed strak aan en knip je het overgebleven gedeelte eraf.

7. Bij veel computers wordt standaard een nogal forse magneet geleverd. Die magneet zit in een houder. Je monteert die op de spaak. Bij een gewoon wiel gaat dat probleemloos, maar als je een stel hightech klimwieltjes hebt, is dat echt niets. Probeer dan een iets lichter en slanker model te scoren. Bijvoorbeeld de platte magneet van Mavic, de slanke magneet van Cateye of de magneet voor Shimano-wielen met platte spaken (die past ook op andere aerowielen). Je kunt ook een los magneetje (dus zonder houder) op een spaak lijmen.

8. Monteer de magneet bij voorkeur op een spaak die tegenover het ventiel zit. Een magneet weegt circa 6 gram, een los ventiel ook. Dat heft elkaar mooi op. Hiermee voorkom je onbalans in het wiel. Als je namelijk extra gewicht bij het ventiel plaatst, kan dit een ‘wiebelend’ wiel opleveren bij zeer hoge snelheden; bijvoorbeeld bij een afdaling in de Franse Alpen. En voorkomen is beter dan genezen.