Smak. Krak! En dan? Een gebroken sleutelbeen komt zo vaak voor bij wielrenners en mountainbikers, dat je geneigd bent te denken dat het niet zoveel voorstelt. Toch kun je zo’n breuk maar beter serieus nemen. Hoe herstel je verstandig van deze fractuur?
Door Berry Overvelde
Het leek de afgelopen maanden wel of er geen koers gereden kon worden zonder dat een deelnemer een sleutelbeen brak. De opsomming op de vorige pagina is nog maar een selectie, van alleen de grote jongens en meisjes, op het hoogste niveau. De claviculafractuur, zoals de kwetsuur in medische kringen heet, is dan ook de fietsersblessure bij uitstek.
Als wielrenners of mountainbikers zich op de afdeling spoedeisende hulp van een ziekenhuis melden, hebben ze in bijna een kwart van de gevallen een gebroken sleutelbeen. In 2022 had 19 procent van de wielrenners op de eerste hulp zo’n fractuur, en 24 procent van de MTB’ers. Samen waren zij goed voor ongeveer 2000 geknapte clavicula’s, aldus VeiligheidNL, kenniscentrum voor letselpreventie.
Vaak wordt er een beetje stoer over gedaan – een fietsersdingetje. Pijn en ellende mogen we nu eenmaal graag romantiseren. Dat gaat zeker op voor de claviculafractuur: ‘Je bent pas een echte wielrenner als je een keer je sleutelbeen hebt gebroken’. We willen zo kort mogelijk met onze arm in de mitella, en zo snel mogelijk weer rammen met die hap. Alsof we allemaal Tyler Hamiltonnetje willen spelen. Om je geheugen op te frissen: de Amerikaan viel in 2003 tijdens de eerste etappe van de Ronde van Frankrijk en liep daarbij een dubbele sleutelbeenbreuk op, maar reed de Tour toch uit, bijtend op zijn tanden – hij wist zelfs de zestiende etappe te winnen.
Slechts een enkeling durfde zich destijds hardop af te vragen of dat nou zo verstandig was allemaal. Spoiler: dat was het niet (dat hij zó hard op zijn tanden had gebeten dat er elf (!) stuks moesten worden vervangen of van een kroon moesten worden voorzien, zegt wel iets). Maar het illustreert perfect de manier waarop veel fietsers aankijken tegen deze blessure: het doet pijn, maar kan verder weinig kwaad. Misschien zijn we wel té gewend aan sleutelbeenbreuken. Domweg omdat ze zo vaak voorkomen. Des te opmerkelijker dat weinigen lijken te weten hoe je er het beste mee kunt omgaan. Komt-ie.
Langdurig herstel
Zoals bij alle blessures, geldt ook voor een gebroken sleutelbeen dat haastige spoed zelden goed is. Er is iets stuk, en dat heeft tijd nodig om goed te herstellen. Waarschijnlijk meer dan je denkt. Een doorsnee claviculafractuur heeft zes tot acht weken nodig om te genezen. Let wel: dit gaat om het dichtgroeien van het bot. Pas hierna mag je je sleutelbeen weer echt beginnen te belasten, volledig herstel kan soms zelfs een half jaar in beslag nemen. Hoelang een breuk bij jou precies nodig heeft om te genezen, hangt van verschillende factoren af. Leeftijd bijvoorbeeld; oudere botten breken sneller en herstellen langzamer dan jonge.
Ook eerdere breuken en botontkalking kunnen de genezing vertragen. En, uiteraard, de ernst van de fractuur. Heb je een bescheiden breuk? Of is het bot als gesneuveld serviesgoed in meerdere fragmenten uiteengevallen? Zit het sleutelbeen nog op zijn plaats, of is het aan de wandel met enig risico. Aan de andere kant: ook bij niet-opereren kunnen er complicaties optreden, bijvoorbeeld problemen met bloedvaten of zenuwen rond het sleutelbeen.
Au is ho
Of je nu geopereerd bent of niet: hoe zorg je dat je na je ziekenhuisbezoek zo goed mogelijk herstelt? Ook hier: iedereen is anders en iedere breuk is anders. Toch zijn er wel een paar vuistregels. De belangrijkste? Heb geduld. Het kan als gezegd zes tot acht weken duren voor het bot genezen is. En dan is het sleutelbeen nog niet zo sterk als vóór de val. Doorgaans mag je het pas na drie maanden weer volledig gebruiken. Duwen, trekken, steunen: daar moet je tot die tijd voorzichtig mee zijn. Laat dat nu net bewegingen zijn die je maakt als je fietst. Zelfs als je rustig aan doet en geen sprintjes trekt of klimmetjes meepakt – en dus nauwelijks duwt op of trekt aan je stuur – belast je de arm al snel te veel, door erop te steunen.
Ga je te vroeg de weg op of het bos in, dan neem je bovendien een flink risico. Na wekenlang nagenoeg niks doen, is je arm een soort slap aanhangsel geworden. Zie dan maar eens snel en slagvaardig te remmen of uit te wijken als er een hond of grote tak opduikt. Smak, krak, terug bij af. (Als je pech hebt, heb je de boel zelfs verergerd met zo’n tweede val.)
Als je thuis een fietstrainer hebt staan, kun je uiteraard wel wat eerder beginnen om de benen wat beweging te geven – maar ook dat moet je slim aanpakken. Laat Zwift-koersjes aan je voorbij gaan: rechtop zitten en rustig peddelen is het devies. Verder kun je altijd nog gaan wandelen natuurlijk, of een andere vorm van beweging meepakken waarbij je je armen rust gunt.
Wat je wél mag doen met die armen, als duwen, trekken en steunen niet mag? Dat zal je arts of fysiotherapeut je vertellen. Alleen hij of zij kent jouw specifieke geval, en kan inschatten welke oefeningen jij op welk moment het beste kunt doen. Maar stel je er niet te veel bij voor, het begint bij vingers strekken en buigen, pas na drie weken mag je doorgaans je hele arm bewegen. En bij alles geldt: au is ho, stop als het pijn doet.
Doe rustig aan
Inderdaad, meestal herstel je prima van een gebroken sleutelbeen. Zelfs als je in het begin te hard van stapel loopt, komt het uiteindelijk doorgaans wel goed. Maar ‘meestal’ is niet hetzelfde als ‘altijd’. Een paar jaar geleden deden Britse wetenschappers een overzichtsstudie naar sporters en hun herstel na een claviculafractuur (Robertson, 2016). ‘Ongeveer 80 procent van alle patiënten was in staat terug te keren naar het activiteitenniveau van voor de blessure’, schreven de onderzoekers.
Dat kun je ook anders lezen – maar liefst één op de vijf sporters met een gebroken sleutelbeen komt niet meer op zijn of haar oude activiteitenniveau. Kortom: smak, krak? Wees dan vooral geen Tyler Hamilton. Doe rustig aan.
Met dank aan Charlotte Lenting, Sport Medisch Centrum Papendal