Net als een paar jaar geleden reisde ik op een zondagochtend af naar het noorden van Frankrijk. Niet om op vakantie te gaan, wel om te genieten van de mooiste wielerklassieker: Parijs-Roubaix. Een verslagje.
Vier man sterk zitten we in de auto naar Frankrijk. Gewapend met veel (zoet) voedsel blikken we vooruit op de klassieker. Voor twee van ons was het niet de eerste keer dat we bij de helleklassieker gingen kijken, voor de andere twee wel. We praten wat over de favorieten, over allerlei andere dingen en horen soms flarden op de radio van de verslaggever ter plaatse. Het is nog ochtend of we horen al ‘dat het koers is’; Mathieu van der Poel en Wout van Aert zijn op achterstand gereden.
Terwijl we Frankrijk binnenrijden en het bereik steeds slechter wordt, vraag ik me af of we überhaupt wel op tijd in Het Bos komen. Op de planning vandaag staat de passage in het Bos van Wallers, mogelijk nog een kasseienstrook in Orchies en dan door naar de welbekende wielerbaan om de renners te zien finishen. Als je ooit naar het Bos van Wallers wil om Parijs-Roubaix te bekijken, dan is het raadzaam om redelijk op tijd aan te komen. Parkeren in de buurt van de beroemdste strook is een uur voor de passage al niet meer te doen. Wij kwamen rond 14.00 uur aan en moesten ietsje verderop de auto neerzetten. Geen probleem uiteraard, maar het gevolg is wel dat je 2 kilometer moet wandelen. Tel daar dus minimaal 20 minuten bij op voor je überhaupt een dranghek ziet.
Het mooie van het Bos van Wallers is dat je even terug in de tijd wordt gegooid. 4G, 5G… het maakt allemaal niet uit: niemand heeft bereik.
De weg naar het parcours vinden is niet heel moeilijk. Eerst loop je langs alle geparkeerde auto’s, dan volg je de rookpluimen van de barbecues en de geur van verbrand vlees en knakworsten, daarna hoef je alleen nog maar naar het gezang van dronken toeschouwers (over het algemeen Belgen) te luisteren. Eenmaal bij het einde van de strook ziet het zwart van de mensen. Even afsnijden door het bos, over een slootje springen, en je staat langs de dranghekken. Na een klein stukje doorlopen hadden we een plekje te pakken. Nét op tijd: we stonden er amper een minuut of de vier koplopers kwamen er al aan, twintig minuten sneller dan het snelste tijdschema.
Het mooie van het Bos van Wallers is dat je even terug in de tijd wordt gegooid. 4G, 5G… het maakt allemaal niet uit: niemand heeft bereik. Soms is er nog iemand slim om een oude radio mee te nemen voor de laatste updates, maar de meeste mensen staan wanhopig naar hun mobieltje te staren voor de laatste updates. Onze laatste informatie was dat Van der Poel en Van Aert op achterstand reden. Toen de vier koplopers met onder anderen Matej Mohoric gepasseerd waren, zagen we plots Van der Poel rijden. ‘Wat is hier gebeurd?’ Nadat ik het had teruggekeken op tv bleek het allemaal niet zo spannend te zijn, in het Bos was dat wel anders.
Het mooiste verhaal speelt zich altijd achterin de koers af. Profs van naam en faam proberen dan een weg over de kasseien te vinden. Het verschil in snelheid met de renners vooraan is groot, maar aan doorzettingsvermogen geen gebrek. Het draait om uitrijden, dat merk je daar – op meer dan 80 kilometer van de finish – al. Op het moment dat we besluiten om weer naar de auto te lopen, zien we Victor Campenaerts nog op ruime achterstand passeren. Hij rijdt op dat moment al een kansloze koers. Moederziel alleen, niemand in de buurt, maar toch de motivatie vinden om door te blijven rijden om een paar uur later maar die wielerbaan op te draaien. Ik vind het prachtig.
Eenmaal bij de auto aangekomen na een lange wandeling – het afsnijden bleek toch niet sneller te zijn – konden we direct de snelweg op. Dat is ook een wijze les: hoe dichter je de auto bij het Bos van Wallers zet, hoe moeilijker je wegkomt en des te langer je in de file staat. Wij hadden dus geluk en waren direct weg. Een passage bij Orchies hadden we toen al uit ons hoofd gezet, want alle afritten waren afgezet. Dan maar gelijk door naar de wielerbaan.
Via de liveblogs op NOS, AD en Sporza worden we op de hoogte gehouden van het laatste nieuws. We luisteren ook naar Radio 2, maar daar worden we niet veel wijzer van. De radio DJ heeft geen flauw idee of er lucht, latex of zand in een band zit en vertelt alleen dat er ‘iemand op kop rijdt’. Dank voor de info. Daarna vertelt ze dat ze niet snapt dat Parijs-Roubaix bekend staat als een kasseienklassieker, ‘want alle renners rijden in de gootjes’. Gelukkig zat haar dienst er een paar minuten later al op en was Roubaix voor ons in zicht. Tijd om weer een lekker stuk te wandelen naar de baan.
Wat opvalt langs het parcours is de enorme politie-inzet. Franse politieagenten stonden met wapens bij het Bos en langs het parcours is echt álles afgezet met blokkades. Met alles wat er in het recente verleden in Frankrijk is gebeurd is het allemaal niet gek, maar zóveel politie had ik bij een koers nog niet gezien. Parkeren in de buurt van de slotkilometer is daardoor ook onmogelijk, zonder perskaart tenminste.
Drukker dan druk
Eenmaal bij de baan was het druk, heel druk. Drie jaar geleden zagen we hier Philippe Gilbert om de winst sprinten tegen Nils Politt, nu is het al een gedane zaak: Dylan van Baarle komt straks alleen naar de baan en wordt de opvolger van Niki Terpstra. Van spanning was toen al niet echt meer sprake. Ergens was dat jammer, aan de andere kant was het al prachtig om een Nederlander te zien winnen in Roubaix. Terwijl mijn vrienden op de tribune het allemaal zien gebeuren, sta ik tussen de aangeschoten Belgen omdat ik door een plaspauze net te laat was om een plekje te bemachtigen. Had ik toch maar een perskaart aan moeten vragen…
De wielerbaan ademt een en al historie. Ik vind het echt prachtig om te zien. In zo’n grauwe, nietszeggende buurt finisht dus gewoon de mooiste wielerklassieker. 363 dagen van het jaar gebeurt er hier echt bijna helemaal niets, maar alleen op tegenwoordig de zaterdag (vrouwen) en zondag (mannen) leeft het plaatsje op. Alle renners stromen stuk voor stuk binnen. De ene renner sprint nog om de 51ste plek, de ander laat het voor plek 26 al lopen. Als Dylan van Baarle wordt gehuldigd passeren zijn ploeggenoten Luke Rowe en Cameron Wurf de streep. Ze juichen en zwaaien naar Van Baarle, die vanaf het podium teruggroet. Ook Mick van Dijke en Timo Roosen (die zijn fiets nog af moest staan aan de Belg) zwaaien naar het podium, waar hun kopman Van Aert de tweede prijs in ontvangst neemt. Het is een mooi beeld.
Als het Véldrome leegloopt en we weer terug naar de auto wandelen, zien we een uur na het finishen van Van Baarle plots een renner opduiken. Het is Bas Tietema, die zijn allereerste Roubaix rijdt bij de profs en koste wat kost wilde finishen.
Ik heb al bij heel veel koersen gekeken, maar op zo’n moment besef je dan weer: Parijs-Roubaix is niet zomaar een koers, het is dé koers. Of zoals José De Cauwer het na afloop aan Tietema uitlegde: ‘Sommige mensen zeggen dat je pas profwielrenner bent als je je sleutelbeen hebt gebroken. Nee, Parijs-Roubaix uitrijden, dan tel je mee.’