“De kasseienklassiekers liggen al weer een poosje achter ons. Iedereen heeft het dan altijd over de ‘perfecte snelheid’ om over de kasseien te rijden. De snelheid waarmee je in een soort plané komt, dat je eigenlijk niet meer voelt dat je over kasseien rijdt. Hoe doen die renners dat? Kan ik dat ook ervaren?”
Maarten Tjallingii is ex-profrenner en performance coach bij China Glory Cycling. Via bmoovd.nl biedt hij coachings- en ontwikkelingstrajecten aan. Maarten beantwoordt voor ons vragen van Fiets magazine lezers.
Maarten’s antwoord: Wat je wilt bereiken is dat je precies zo hard over de stenen rijdt dat je zo weinig mogelijk van de ondergrond voelt. Het is vergelijkbaar met windsurfen. Dan wil je met de plank zo hard mogelijk over het water gaan. Uiteindelijk wil je zo min mogelijk water raken, en surf je ‘over’ de golven. Dat wil je eigenlijk ook bereiken als je over de kasseien rijdt. De term die al sinds de 19de eeuw wordt gebruikt bij het rijden over kasseien is ‘dokkeren’ en refereert aan het ratelende geluid van rammelende ijzeren wielen over de stenen. Dat het woord een Vlaamse oorsprong heeft, is dan ook niet zo vreemd.
Anno 2023 rammelen de wielen natuurlijk niet meer, maar dokkeren wordt nog steeds gebruikt. En voor renners benadert deze term het gevoel als je met de juiste snelheid over de keien dendert. Waar de term jakkeren in de wieler sport het hele jaar door kan worden gebruikt, is dokkeren toch wel voorbehouden aan de voorjaarsklassiekers. De perfecte snelheid is afhankelijk van een aantal factoren: het is een combi natie van techniek, fysieke vaardig heden en focus. Je houding op de fiets is belangrijk. Voor de juiste houding zit je iets lager, waardoor de gewichtsverdeling iets naar achteren verplaatst. Je krijgt daardoor een betere wegligging. Het opvangen van de klappen wordt daardoor makkelijker en levert een betere controle en stabiliteit op. Daar naast is ook de juiste trapfrequentie van belang – precies zo dat de renner een constante snelheid kan handhaven, ondanks de oneffenheden van de kasseien. Er is dus geen exacte snelheid aan te koppelen, maar dit is grotendeels afhankelijk van de weer stand van de ondergrond. In Roubaix zijn de stroken niet voor niets aangeduid met sterren. Als laatste is het van belang niet te focussen op elke kassei – of de ruimte ertussen – maar je focus juist verder weg te leggen.
Stuitereffect
Je ziet ook dat de sprinters het tactisch vaak goed doen op de kasseien Waarom? Omdat het positioneren voor iedere strook of andere uitdaging in de koers een wedstrijd in de wedstrijd is. Iedere keer is het vechten voor je plek. Kun je je als renner handhaven, of laat je je aan de kant zetten? Dat laatste is als je alleen rijdt niet relevant, maar het is wel zaak om met een zo hoog mogelijke snelheid een stuk met kasseien of andersoortig wegdek op te rijden. Verder zal een iets zwaardere renner makkelijker over de kasseien rijden dan een relatief lichtere renner, wat weer te maken heeft met zowel het vermogen constant hoge wattages te trappen op het vlakke, als het stuitereffect. Denk aan het tijdperk van Cancellara, Boonen en Terpstra. Een lichtgebouwde renner stuitert dus meer – en zal dus in vergelijking nog harder moeten rijden om bij wijze van spreken ‘in plané’ te raken, en dat is nu juist de extra uitdaging voor deze lichtere renner op het vlakke.
De echte ronderenners hebben dus dubbel pech in Parijs-Roubaix. Nu zul je je afvragen hoe het kan dat Tadej Pogačar nu opeens wel goed uit de voeten kan op de kasseien van Vlaanderen. Dat komt omdat het ook van groot belang is dat je als renner langdurig een absoluut hoog vermogen kunt trappen, en dat is aan mannen als Pogačar wel besteed. Ook Wout van Aert kan dit als geen ander, en zelfs met zijn lekke band wist hij op het Carrefour de l’Arbre de snelheid nog hoog te houden. Het is altijd een combinatie van factoren.
Zelf dokkeren
Mocht je ook eens willen dokkeren? Dan doe je er goed aan om al met hoge snelheid aan de kasseistrook te beginnen. Zorg verder voor een goede wegligging (dat wil zeggen: neerwaartse druk), kies je lijn en zoek de juiste balans tussen trapfrequentie en snelheid. Het is logisch dat we in de remmen knijpen bij een obstakel, of even wat snelheid minderen. Zo zijn we als mens geprogrammeerd. Dat is in dit geval niet effectief, en je zult die tegenstrijdigheid moeten doorbreken. En ik gebruik nu even de woorden die de mountainbikecoach van mijn kinderen ook gebruikt: ‘You have to commit fully!’ Je moet je voor honderd procent ‘overgeven’. Dus al in de aanloop naar de sprong, in dit geval, moet je overtuigd zijn dat je goed gaat landen. De kwaliteit van de aanloop is in dit geval beslissend.