“Afzien met Wim Stroetinga als ploegmakker. Goh, wat werd ik? Twaalfde, met 25 ronden achterstand op de winnaars?? Haha, maar ik moet er wel bij zeggen dat er toen nog elke avond twee dikke jachten werden afgewerkt. Als je dan nagaat dat we maar twee ronden verloren in de grote jacht (koppelkoers, red.) en een tijdens de kleine, keer zes, dan zit je op achttien. Oh nee, dan raakten wat nog verder achterop in die moordende races.
“Ik was twaalf jaar jonger. Kwam net kijken. Wanneer je dan zo’n sportpaleis binnenkomt, is dat speciaal. Zeker op de dagen dat de tweede ring ook flink bezet was, veranderde het in een echte wielertempel waarvan ik regelmatig kippenvel op mijn armen kreeg. Nog steeds doet het wat met me zodra ik tijdens een ereronde boven in de baan dicht langs de balustrade fiets en de mensen zie klappen en schreeuwen. Daar geniet ik echt van.
“Al heb ik nooit in de zesdaagse van Gent gereden, ik denk dat die wedstrijd – op dat kleine baantje, met het publiek ook op het middenterrein, de koploper is qua sfeer, maar zeker de finale-avonden van Ahoy komen er heel dicht bij in de buurt. Vooral van de edities waarin Nederlanders hebben meegedaan om de overwinning, staat me bij dat het publiek helemaal uit zijn plaat is gegaan. Dat vind ik het mooie van de zesdaagse in Ahoy: je kunt vanaf de tribunes alles zien. Als de toeschouwers een beetje opletten, hoeven ze niets te missen van het spektakel.”Elf jaar Zesdaagse Rotterdam. Van plaats 12 naar de hoofdprijs in 2013, 2014 en 2015. Aan welke editie bewaar je de beste herinnering(en)?
“Als je wint, zijn dat natuurlijk goede souvenirs. De drie zeges verschillen niet zoveel van elkaar, met dien verstande dat er bij de ene wat meer strijd aan vooraf is gegaan dan in een andere editie. Nu ik erover nadenk, kan ik zo niet meer voor me halen welke het zwaarst bevochten is geweest. Het is gewoon gaaf om te winnen. Maar alle drie hebben ze zo hun charme: win je met overmacht een zesdaagse, dan is dat heel cool. Draait het uit op een heel hard gevecht, dan wordt die overwinning net zo speciaal. Ik heb er meer verloren in Rotterdam dan gewonnen. En van de jaren dat ik niet eerste werd of zelfs naast het podium eindigde, kan ik me ook mooie koersen herinneren.”
De Wooning Zesdaagse is van 3 t/m 8 januari 2019 in Rotterdam Ahoy.
Zin om zelf naar de zesdaagse te gaan kijken? Als Fiets lezer krijg je op donderdag 3 januari het 2 kaarten voor de prijs van 1!
Je hebt in al die jaren zes verschillende koppelgenoten gehad. Van Wim Stroetinga tot Dylan van Baarle in de vorige editie. Wat is je van hen bijgebleven?
“Dat ze allemaal totaal verschillend zijn, haha. Iljo Keisse is nog steeds de beste zesdaagse-renner die er is, dus hij blijft de meest ideale met wie je kunt samen rijden. Koppelen met Wim was ook leuk; wij waren de twee jonge, opkomende coureurs die het heel zwaar hadden te verduren in hun eerste zesdaagse. Man, het was afzien bij de beesten.“Jens Mouris, met wie ik in 2008 een ploeg vormde, is een heel goede vriend. Helaas ging het niet heel goed, omdat we beiden diesels waren. Dat hoefde niet per se een beletsel te zijn, want in de wereldbekers reden we ook prima uitslagen. Alleen, die week liep het voor geen meter. Eigenlijk zou het Jens’ afscheidsrace zijn, maar toen puntje bij paaltje kwam, ging hij toch door. En negen jaar later, vorig seizoen dus, waren we opnieuw teamgenoten in Rotterdam. Grappig dat we in beide zesdaagsen als zesde zijn geëindigd.“Van de Duitser Leif Lampater weet ik niets. Ik heb volgens mij in 2011 een avond met hem moeten rijden, meer niet. Want het was een week van steeds wisselende ploegen. Ik geloof dat ik wel drie keer een andere maat kreeg toegewezen, door ziektes, valpartijen en weet ik wat voor ellende nog meer.Joeri Havik was m’n maat in 2016. Ik reed en rijd heel graag met hem. We hadden eerder de Zesdaagse van Amsterdam gewonnen, maar voor een bikkelharde strijd in Rotterdam bleek zijn motortje net iets te klein. Maar zoals hij momenteel presteert, dat is wel zó goed, dat je hem een zeer serieuze concurrent kunt noemen. Je wint namelijk niet zomaar de Zesdaagse van Londen tegen gerenommeerde koppels uit Australië en Duitsland. Ik heb hem bezig gezien in trainingen: Joeri is slim, snel en technisch super. Een top-koppelmaat voor mij.” In januari van dit jaar mocht je zes dagen de piste op met Dylan van Baarle, net als jij vooral een wegrenner. Hoe was dat?
“Aanpassen hè. Het was van tevoren een aantal dingen goed doornemen (aflossen, tactiek). Kijk, het lekkere met Dylan was wel: hij ging niet kapot. We konden aanvallen totdat we erbij neervielen. Bijkomend voordeel was dat we als twee populaire coureurs van de weg het publiek achter ons hadden.”En wie zijn in de loop der jaren lastige tegenstanders geweest?
“Kenny De Ketele uit België rijdt altijd en overal erg hard. De Duitser Mike Kluge kan perioden hebben waarin hij als een gek in de rondte vliegt, en dan heb je best een kwaaie aan hem. Natuurlijk heb ik ook tégen Iljo Keisse gereden, in de beginjaren van mijn zesdaagse-avontuur. Maar toen we opponenten waren, kon je niet spreken van concurrentie, want ik was niet bij machte hem echt weerstand te geven. Ik was baanvulling en hij topper.”Is de baanrenner Terpstra dezelfde als de wegrenner Terpstra?
“Een beetje nog, maar het wordt steeds minder doordat de zesdaagse-programma’s veranderen. We hoeven minder de baan op dan toen ik begon. Destijds was je de hele avond bezig; als je je cabine opzocht om een drankje te doen, werd je alweer de piste opgestuurd. Dat was gewoon killing, maar dan kwam wel mijn uithoudingsvermogen bovendrijven. Nu is dat minder aan de orde. Ik moet op elk onderdeel zorgen dat ik scherp ben, want elke kans die je mist kan je in de problemen brengen. Ik zeg niet dat het beter of slechter is. Nu wordt er meer gevraagd om korte duurinspanningen en explosiviteit. Dat ligt me minder en daardoor moet ik me zien aan te passen. Gelukkig heb ik voor de zesdaagse van volgend jaar een heel snelle teammakker, de Fransman Thomas Bouda (oud-wereldkampioen omnium, red.).”En wat zijn dé onderdelen voor jou in zo’n zesdaagse?
“De koppel-afvalling en de lange jacht (koppelkoers) zijn de hoofdnummers. Als ik zelf toeschouwer zou zijn, zou ik voor deze disciplines een goed plekkie op de tribunes zoeken. Hoewel de zesdaagse niet meer zo extreem als vroeger is, verandert wel gedurende een week je ritme. Tot ’s avonds laat koersen, later opstaan.
“Ik ben geen vroege vogel, dus dat komt niet slecht uit. Maar het leuke van de laatste zesdaagse in Rotterdam was dat we een mooie groep hadden van wegprofessionals die ’s middags samen konden trainen: onder anderen Van Baarle, Pim Ligthart, Jesper Asselman en Ramon Sinkeldam. We hadden van tevoren afgesproken dat we allemaal onze wegfiets zouden meenemen om elke dag anderhalf tot twee uur te gaan trainen. Per slot van rekening zitten we in deze periode in de voorbereiding op het wegseizoen. Of je nou zin had of niet, we hielden ons aan de afspraak en zo werd het een supergoed trainingskamp. Overdag maakten we onze uurtjes, in de avonduren volgde de intensiteit. Als je alleen de zesdaagse rijdt, lever je als wegcoureur te weinig arbeid. Ik rijd altijd voor goede uitslagen in Rotterdam, maar het werd zo stiekem ook nog een nuttig trainingskamp.”Tot slot. Wijken de eetgewoonten tijdens een zesdaagse drastisch af van wat je normaliter eet en drinkt?
“Nee. Ik doe niets speciaals, buiten het drinken van thee met honing. Liters. En van tevoren koffie, voor een cafeïneshot. Je transpireert zo erg tijdens de wedstrijden, dat je moet blijven drinken. Thee met honing gaat er dan prima in.”