Trainingspeaks volgde in de tour verschillende renners. Pieter Weening zat in de 11-de etappe een halve dag in de kopgroep. Hij trapte de eerste twee-en-een-half uur maar liefst 322 watt. Dit was goed voor een gemiddelde snelheid van 32,6 kilometer per uur over 2257 hoogtemeters. Op 67 kilometer voor de finish moest Weening de kopgroep laten gaan. Over het laatste deel van de rit trapte hij 280 watt gemiddeld en zakte zijn snelheid tot 26 kilometer per uur gemiddeld. Weening verbrandde 5487 kilojoules in de rit, dat is twee-en-een-half keer zoveel als wat iemand gemiddeld op een dag eet.

Het werk van een lead-out man is een vak apart. Greg Henderson was in de Tour, de laatste man voor André Greipel. Deze Duitse sprinter won drie ritten. In de etappe naar Rouen deed Henderson goed werk. Hij reed de laatste minuut 663 watt gemiddeld. Zijn topsnelheid lag op 67 kilometer per uur, aan 1150 watt. Op dat moment moest Greipel nog voorbij zijn gangmaker! Greipel won de rit.

In dezelfde rit werkte Sebastiaan Langeveld voor sprinter Matthew Goss. Onze landgenoot trapte in de etappe 203 Watt gemiddeld. Dat is aanzienlijk meer dan renners die geen kopwerk hoefden te doen in deze etappe: Chris Anker Sorensen trapte 168 Watt gemiddeld, Henderson 188 watt.

Indrukwekkend zijn de cijfers van Bernard Eisel. De Oostenrijker reed de Tour als knecht van winnaar Bradley Wiggins. In de eerste twee weken van de Tour verzette hij 7 x zoveel arbeid als wat een recreatieve wielrenner gemiddeld aan arbeid aankan.