In Milaan-Turijn zagen we Alberto Bettiol in een tijdritoutfit naar de overwinning snellen. Wat zijn de spelregels als het gaat om aero-uitrustingen in wegkoersen, en vooral: hoe bepalen teams welke set-up ze gebruiken in een koers?

Het ziet er indrukwekkend uit, zoals Alberto Bettiol in Milaan-Turijn kilometerslang een beperkte voorsprong verdedigt. Nadat hij op dertig kilometer van de finish het peloton achter zich heeft gelaten op de klim naar Prascorsano lijkt de Italiaan in de laatste twintig kilometer een simpele prooi voor zijn veertien achtervolgers, maar ondanks verwoede pogingen komen ze nauwelijks dichterbij. Bettiol aarzelt niet, en wat dacht je ook: alles aan zijn verschijning ademt ambitie.

Hij draagt een helm die nauwelijks onderdoet voor een tijdrithelm, een onvervalst tijdritpak, tijdrithandschoentjes die naadloos aansluiten op de mouwen en smetteloze TT-schoenhoesjes. Het scheelt dat de UAE-renners in de achtervolgende groep zich afzijdig houden en veel te lang van het bordje van BORA-Hansgrohe blijven eten, maar daar heeft Bettiol geen boodschap aan: de renner van EF Education-EasyPost stoomt onverstoorbaar door en wint zijn tijdrit-in-lijn.

Mag dit?

De vraag die bij veel kijkers rijst, is: mag dat wel, zo’n tijdritoutfit? De commentatoren op Eurosport vragen zich vooral af of de helm wel is toegestaan. ‘I wonder it might be banned, soon’, klinkt het, wat niet zo vreemd is gezien de ophef die er in de weken daarvoor ontstaan is rond de tijdrithelmen van Visma | Lease a Bike. Die voldoen gewoon aan de regels, maar de UCI kondigt vervolgens na ladingen publieke kritiek doodleuk aan de eigen regels te heroverwegen.

Peter Schep, performance manager bij EF EducationEasyPost, vindt dat vreemd: de regels van de UCI zijn duidelijk en de Visma-helm voldoet daaraan. Schep kan de ‘mag-dit-vraag’ wat betreft Bettiols helm dan ook kort beantwoorden: ja, dit mag. De UCI heeft regels voor de veiligheid van helmen en voor de maximale afmetingen, en als een ontwerp daaraan voldoet, dan wordt het goedgekeurd, zegt hij.

“Die maximale afmetingen benader je alleen met tijdrithelmen – onze POC Tempor valt er bijvoorbeeld net binnen. Deze nieuwe helm, de POC Procen Air, valt ruim binnen de limieten. Dat is ook logisch: je moet als renner je hoofd in verschillende hoeken kunnen houden, dus in een wegkoers wil je geen lange punt hebben. Voor de kleding werkt het principe hetzelfde: er is geen reglementaire belemmering om een tijdritpak te gebruiken in een wegwedstrijd. Alleen is het met een tijdritpak wel de vraag: kun je je warmte goed kwijt, hoelang blijft het comfortabel, is het praktisch? Aerodynamica is maar een van de vele variabelen.”

Betere ventilatie

De vraag is vervolgens hoe een team als EF EducationEasyPost die afweging maakt tussen aerodynamica en andere variabelen als het weer, parcours en gewicht. Dat is een complex verhaal, maar een studie van de casus Bettiol kan wellicht een en ander verduidelijken.

Het grote voordeel van Bettiols tijdritoutfit is uiteraard de aerodynamische efficiëntie. De efficiëntie van materialen wordt tot in de puntjes in de windtunnel getest, vertelt Schep, en uiteraard gebruikt het team zoveel mogelijk de meest efficiënte materialen en vormen, liefst ook in ritten in lijn. Alleen: er kleven dus vaak ook nadelen aan.

We gaan samen met de renners een proces in om te zien waar de limiet ligt.

“Een nadeel van een tijdritpak is bijvoorbeeld dat het heel strak zit, wat het lastig maakt om te plassen, dus hebben we ook een tussenmodel waarbij je de voorkant wat verder open kunt doen. En dan zijn er natuurlijk de stoffen zelf: de snelste stoffen zijn over het algemeen de stoffen die weinig lucht doorlaten. Ze geleiden de lucht optimaal, of zijn juist extra ruw om de luchtstroom op een bepaald punt te breken. Dat is niet ideaal voor langere koersen waarbij je vanwege de hogere intensiteit, temperatuur of een combinatie daarvan koeling nodig hebt. Dus ook daar is de vraag: waar wil je die snelle stof wel hebben, en waar niet? Uiteindelijk moet je die lichaamswarmte toch kwijt.”

Soortgelijke overwegingen spelen bij de Procen Air. De helm is pas net op de markt, maar achter de schermen was Schep al anderhalf jaar bij de ontwikkeling betrokken. Het idee ervan kwam grotendeels bij hemzelf en zijn collega Andreas Klier vandaan, vertelt hij. “Ik had al langer het idee dat we meer uit onze helmen konden halen, maar de belemmering zat puur in de ventilatie. Nu is het zo dat wij bij onze ploeg continu van alles testen, en met behulp van de CFD-modellen (luchtstroomsimulaties) die wij al hadden van onze renners kon POC een beter ventilatiesysteem ontwikkelen”, zegt Schep.

“In eerste instantie kwam daar vorig jaar een tijdritmodel uit: de POC Procen, met twee gaten aan de voorkant, een verbeterde luchtstroom in de helm en een warmte-uitlaat aan de achterkant. Die helm sloot precies aan op wat we voor ogen hadden voor op de weg. Vervolgens is daar een aangepaste versie van gemaakt met een afgekapte achterkant en meer ruimte voor het zicht en gehoor, wat belangrijk is in het peloton.”

Op de limiet

Of renners met de Procen Air rijden, hangt af van factoren als de lengte van de race, het parcours en (de rol van de) renner. Het gebruik verschilt sterk per renner. “Het is ook de vraag: welke renner is meer geneigd om de limiet op te zoeken? Waar ligt de grootste beperking voor een renner in een bepaalde wedstrijd? Neem het gewicht. De Procen Air is wat zwaarder dan een normale helm, wat in principe een nadeel is bergop”, legt Schep uit.

“Maar als een renner van plan is om in de kopgroep te zitten en een langere inspanning te doen, hoeft de helm niet nadelig te werken: dan ga je meestal niet op piekvermogens op de beklimmingen en kun je profiteren op de vlakke stukken, waar je met hetzelfde vermogen een hogere snelheid haalt. Verwacht je echter dat de Ronde van Vlaanderen wordt beslist op de Paterberg en weet je dat je daar 8,5 watt/kilogram moet trappen en dat dit jouw limiet is, dan is elke gram belangrijk.”

Waar de limieten van de Procen Air liggen? Het antwoord hebben Schep en zijn collega’s nog niet helemaal, zegt hij. “We weten dat de lengte, intensiteit en buitentemperatuur in deze filosofie onze ‘vijanden’ zijn. Daarom hebben we gezegd: laten we beginnen met wedstrijden met een temperatuur van maximaal 15 graden en een beperkte duur. Daarbij verzamelen we zoveel mogelijk feedback van de renners: hoe beviel het, voelde je op lagere snelheid voldoende koeling? Het meest ingewikkelde is dat er zóveel variabelen zijn dat het bijna onmogelijk is om een exacte afweging te maken, maar daarom moet je gewoon heel veel feedback verzamelen. Zo gaan we samen met de renners een proces in om te zien waar de limiet ligt.”

Op kop

Schep en Klier hebben daarbij een handige leidraad voor hun renners: een overzicht van alle spullen waaruit de renners kunnen kiezen, met per item adviezen over wanneer dit het best gebruikt kan worden. Vervolgens kiest de renner zelf de set-up van zijn fiets en kleding, maar veel hangt dus ook af van de rol van de renner. Zoals bij Bettiol. “Een deel van zijn verhaal is dat hij een vrije rol kreeg en hardheid wilde opdoen voor Milaan-San Remo”, vertelt Schep.

“Het was de bedoeling dat hij een aanvallende wedstrijd zou rijden en dan weet je dat je waarschijnlijk veel op kop zal rijden. Dan is de luchtweerstand op hoge snelheid belangrijk, en dan pak je ons overzicht erbij en zie je: met deze outfit en dit materiaal ben ik het snelst. Verder was de temperatuur redelijk beperkt en de tijdsduur ook. Ben Healy heeft al veel langere koersen met de helm gereden en rijdt er graag mee, maar we zien ook dat veel renners zeggen bij een bepaalde tijdsduur: dat is voor mij het kantelpunt. Voor Bettiol was dit de langste koers met deze helm.”

Bestel hier de officiële Tourgids van Procycling!