In de Tour de France Femmes staat er in de sprints simpelweg geen maat op Lorena Wiebes (23). Ze veroverde al het geel op de Champs-Élysées en sprintte donderdag naar haar tweede dagzege door Elisa Balsamo en Marianne Vos ver voor te blijven. Wij spraken voor Fiets 06 met de topper van Team DSM over training en voeding. Lees het interview hieronder.

Wanneer kwam je voor het eerst met de wielersport in aanraking?
“Vrij vroeg, ik denk dat ik toen een jaar of acht was. Ik begon met crosswedstrijden rijden bij de club, maar dat was toen nog zonder trainingen en ik reed op een BMX-fiets. Pas als eerstejaars nieuweling begon ik op de weg te fietsen. Daarvoor had ik het wel een keer op de weg geprobeerd, maar vond ik het niet zo leuk. Mijn eerste serieuze poging was dus bij de nieuwelingen. Voor ik op wielrennen ging, deed ik aan acrobatische gym en voetbal.”

Je rijdt nog altijd veldritten, hou je van de cross?
“Ja, daar ben ik mee begonnen en ik blijf het leuk vinden, al zie ik het nu wel als iets leuks voor erbij. Ik heb afgelopen seizoen een paar keer meegedaan aan grotere wedstrijden, maar dan kan ik de toppers echt niet volgen, hoor. Ik vind vooral de afwisseling heel leuk. Ik fiets ook regelmatig op de baan, daar begon ik bij de junioren mee. Ik moet zeggen: ik vind het leuk om dat te doen en wie weet doe ik het in de toekomst wel vaker, maar als ik nu moet kiezen tussen de baan en het veldrijden, dan neig ik toch naar de cross. Het is meer spelenderwijs, de baan is minder afwisselend. Het rondje blijft toch altijd hetzelfde, haha.”

Op welke fiets maakte je je eerste meters?
“Ik ben begonnen op een BMX en daarna overgestapt op een crossfiets. Hoe het precies is gegaan weet ik niet goed meer, maar volgens mij had mijn vader er eentje bij Gijs van Tuyl in Zaltbommel gehaald. Daar heb ik mijn eerste echte crossjes op gereden. Ik weet nog dat-ie rood was, volgens mij overgespoten naar een BeOne.”

Nu krijg je al je fietsen van de ploeg. Ben je nog steeds zo trots als een pauw op nieuw spul?
“Het is en blijft altijd speciaal om van de ploeg een nieuwe fiets te krijgen. Of zoals laatst toen we op 12-speed gingen rijden, dat is ook iets speciaals. De meeste fietsen staan bij mij dan ook echt niet in de schuur, maar gewoon binnen in huis. Ik ben er heel zuinig op en wil ze het liefst in het zicht hebben.”

Lorena Wiebes wint op Champs-Élysées
Lorena Wiebes verslaat Marianne Vos op Champs-Élysées.

Topsprintster

Je bent een rassprintster. Wanneer had je door dat de sprint jouw wapen is?
“Dat vind ik lastig om te zeggen. Het is eigenlijk allemaal heel natuurlijk gegaan. Toen ik bij de nieuwelingen als eerstejaars reed, won ik niet echt sprintjes en stond ik ook niet vaak op het podium, maar als tweedejaars begon ik plots wel te winnen. Het is eigenlijk best gek: ik heb me nooit echt op de sprint gefocust. Mensen om mij heen zeiden dat ik heel snel was en pas daarna viel bij mij het kwartje. Ik was al een renster die niet echt voor de aanval koos, dus ook dat ging automatisch.”

Hoe vaak in de week train je specifiek op de sprint?
“Pas als junior ben ik daarmee aan de slag gegaan en voerde ik regelmatig brommertrainingen uit, waarbij ik dan korte sprintjes op hoge snelheid deed. Nu train ik vaak in Sittard en is het wat lastiger om achter de brommer te trainen, maar als ik thuis ben pik ik nog regelmatig zo’n training mee. Meestal plan ik ’m dan midden in de week, zodat ik er nog minimaal twee dagen van kan herstellen voordat er weer een wedstrijd plaatsvindt.”

Train je daags na een wedstrijd?
“Nee, vaak niet. Ik pak meestal de mountainbike voor een uurtje of doe gewoon helemaal niets, dat vind ik soms ook wel fijn. Op de stadsfiets naar het centrum van Sittard rijden en daar een koffietje drinken, is soms ook genoeg.”

Je doet aan kickboksen als alternatieve training.
“Ja, klopt. Meestal in de winter, al was het de laatste jaren lastig door corona. Als ik in Nederland was, zat het land vaak weer in een lockdown en waren de sportscholen gesloten. Maar ik vind het leuk erbij te doen en om te combineren met krachttrainingen. Het is een leuke afwisseling en ook goed voor de core stability.”

Hoe houd je je core stability tijdens het seizoen bij?
“Dat vind ik wel lastig. Bij sommige rensters zit het helemaal in hun systeem en die werken moeiteloos elke ochtend een kwartiertje aan hun core, maar bij mij zit dat er niet helemaal in. Ik probeer wel regelmatig krachttraining te doen en pak dan een blokje core mee. Gedurende het seizoen is dat wat lastiger, maar zoals afgelopen maand tijdens de klassiekers probeer ik het toch wel één keer in de week of om de week te onderhouden. Dan is het dus niet al te belastend.”

Lorena Wiebes 2022

Gelletjes slurpen

Je wint veel, heel veel, maar wat kan er nog beter?
“Ik heb nog wel moeite met klimmen en heuvels. Ik hoop over een aantal jaar mee te kunnen doen om de prijzen in grote koersen als de Ronde van Vlaanderen en de Amstel Gold Race, maar dan moet ik wel beter de heuvels kunnen verteren. Daar wil ik in groeien. Maar het is voor mij lastig om daar aan te werken, want het beter worden in klimmen moet niet ten koste gaan van mijn sterkste wapen, de sprint. Ik wil er nog wel ergens bovenuit steken en dan moet de rest langzaam meegroeien. De juiste balans daarin vinden is lastig, het heeft dus meer weg van een meerjarenplan. Nu ik vaker in Sittard train en meer op heuvelterrein fiets – ondertussen ken ik het rondje van de Amstel Gold Race uit mijn hoofd – merk ik dat ik al zeker een stapje heb gezet.”

Kun je op het gebied van voeding nog stappen zetten?
“Ja, ook daar kan ik nog in groeien. Bij Team DSM is alles goed geregeld en krijg ik ook feedback van de voedingsdeskundigen als ik een week mijn voedingsgewoonten bijhoud. Zij geven dan aan wat beter kan en komen met een menu dat beter bij mijn eetpatroon past. Dat heeft me al goed geholpen, maar ik denk dat ik daar nog wel een paar stappen in kan zetten. Het voedingsgedeelte hoeft bij mij niet binnen een jaar top te zijn, maar mag qua tijd ook wat langer in beslag nemen. Je moet dingen hebben om in te groeien, vind ik. In vergelijking met mijn eerste jaar bij de elite­vrouwen merk ik al wel een verschil. Toen at ik bijvoorbeeld nooit havermout, nu eet ik dat standaard elke ochtend en neem ik ook na afloop van een training of wedstrijd trouw mijn eiwitrijke voeding. Natuurlijk snack ik soms nog wel, en dat moet ook, maar het scheelt dat ik als sprintster niet supergefocust ben op mijn gewicht. Ik heb het geluk dat ik bij deze ploeg zeer professioneel word geholpen.”

Eet je op de fiets heel anders dan je deed voordat je bij DSM kwam?
“Het was al wel op een goed niveau, maar ik vond het gewoon lastig om eiwitten binnen te krijgen. Ook het eten tijdens een training moest beter. Bij de junioren was ik het niet gewend om überhaupt op de fiets te eten. Tijdens trainingen stopte ik dan snel voor een taartje, even chillen op een terras, of nam ik een gelletje. Nu probeer ik meer repen te eten en krijg ik receptjes doorgestuurd van de voedingsdeskundigen voor andere opties, zoals bananenbrood en rijstcakejes. Als je het hele jaar door hetzelfde eet, wordt het eentonig. Wij vullen na onze wedstrijd ook in wat we allemaal hebben gegeten. Zo zie je ook of je genoeg hebt binnengekregen en wordt het voedingsplan eventueel aangepast.”

Je bent dus een liefhebber van gelletjes, blijkt wel.
“Ja, zeker. Ik vind gels echt top om te nemen, helemaal tijdens een wedstrijd. Sommige rensters kunnen daar niet
goed tegen en krijgen last van hun maag, maar ik niet. In het verleden werkte ik tijdens een wedstrijd soms wel acht gels weg. Vooral in een finale of tijdens een koers in het voorjaar is het lastig om een goed moment te vinden om even op je gemak een reep te eten, dus dan gaat een gelletje er makkelijker in. Dat zijn allemaal dingen die je in de loop der jaren leert.”

Lorena Wiebes 2022

Geel in de Tour

Wat motiveert je om dagelijks op de fiets te stappen?
“Mijn ultieme droom is in 2024 olympisch kampioen worden. Tussendoelen heb ik ook, zoals dit jaar de openingsetappe van de Tour de France Femmes met aankomst op de Champs-Élysées winnen. Daar het geel pakken zou echt fantastisch zijn, dat is iets waar ik heel erg naar uitkijk. Maar op lange termijn zijn de Spelen van Parijs dus echt het doel. Op korte termijn is het doel om zo veel mogelijk te winnen.”

Wat hoop je in je carrière allemaal te bereiken?
“Ik hoop dat ik met plezier blijf fietsen en dat ik mezelf kan blijven ontwikkelen, dat ik ook echt zie dat ik beter word. Richting het einde van mijn carrière – pfoe, dat klinkt nog ver weg – hoop ik andere rensters te helpen die het stokje kunnen overnemen. Maar daar hoef ik nu nog niet aan te denken hoor, haha.”

Er zullen al genoeg jonge rensters zijn die tegen je opkijken. Hoe vind je dat?
“Dat vind ik echt een gek idee omdat ik het niet doorheb. Nee, dat moet ik anders uitleggen. Ik heb het wel door, maar besef het niet helemaal. Straks krijg je ook meiden in de ploeg die naar je opkijken, maar dan denk ik: ik ben toch net zo normaal als jullie? Dat laat ik maar lekker allemaal op me afkomen. Het is ergens ook wel weer grappig.”

Iwan Spekenbrink noemde je in de Seizoengids van Procycling een boegbeeld van het Nederlandse wielrennen.
“Ik moet zeggen dat ik het zelf niet zo zie, haha. Ik zal het nooit snel over mezelf zeggen. Het is heel mooi dat hij dat zegt en zo ziet, maar ik voel me daar nog een beetje te jong voor. Als ik zie wat Marianne Vos en Annemiek van Vleuten allemaal hebben bereikt, dan sta ik daar nog lang niet.”