In het begin van het seizoen hebben profrenners het nog weleens over een gebrek aan wedstrijdritme. Zelf rijd ik nooit wedstrijden, maar is koersen eigenlijk een essentieel onderdeel van beter worden? Wat is dan eigenlijk beter, een intervaltraining of competitie opzoeken in een wedstrijd of cyclo?

Tekst: Jim van den Berg

Dit is een heel goede vraag. Iets breder getrokken is de vraag eigenlijk of een gestructureerde training met afgemeten blokjes eigenlijk beter is dan een wedstrijd. Het niet bevredigende antwoord is: dat hangt ervan af. Zoals eerder op deze plek aangegeven zijn er namelijk geen goede of slechte trainingen, enkel een slechte combinatie van trainingen. Daarom kan een wedstrijd minstens even goed zijn als een gestructureerde training met intervallen.

Het probleem van wedstrijden is dat je van tevoren niet helemaal weet wat je kan verwachten. Je bent namelijk afhankelijk van anderen, hoe goed zij zijn en of ze er een beetje zin in hebben. Een uur in het laatste wiel hangen van een groot peloton is een andere inspanning dan slag om slinger demarreren of de hele wedstrijd in de kopgroep rijden.

Heb jij al het Tour de France Pakket 2024 in huis? Nee? Bestel hem dan hier!

Fatigue resistance

Toch zien we in onderzoeken dat profrenners eigenlijk slechter worden gedurende het seizoen en dus door competitie. Dit zien we niet in de vermogensrecords (vermogenscurves), maar in de fatigue resistance of in goed Nederlands vermoeidheidsresistentie. Dit zijn eigenlijk ook vermogenscurves maar dan na 2000 of meer kilojoules. Het laat zien hoe goed je bent richting het einde van een wedstrijd of bij enige vermoeidheid.

In een onderzoek van James Spragg en collega’s (2023) bleek er geen verschil vroeg, midden of laat in het seizoen in de ‘frisse’ vermogens, maar wel een duidelijke verslechtering in de ‘vermoeide’ vermogens. Oftewel van wedstrijden worden profs vooral slechter en vermoeider. Zodoende zien we profs steeds later in het seizoen in actie komen en ook meer hun wedstrijden uitkiezen. Begrippen als wedstrijdritme zijn dus eigenlijk een beetje achterhaald.

Desalniettemin zitten er wel degelijk ook hele positieve punten aan competitie. Die je misschien niet altijd uit een gestructureerde solotraining haalt. Daarnaast fietsen amateurrenners meestal niet wekelijks uitputtende wedstrijden van vijf uur of langer, laat staan etappewedstrijden. Dus wat hier voor profs geldt hoeft niet voor veel kortere en veel minder frequente competities voor amateurs te gelden.

Leerervaring

Een eerste positief punt is dat wedstrijden een unieke kans bieden om de prestaties te vergelijken met die van anderen. Deze benchmarking is cruciaal voor het duiden van sterke en zwakke punten. Het is één ding om je vermogens te halen tijdens een solorit, maar wedstrijden samen met anderen stellen je snelheid, uithoudingsvermogen en tactiek op de proef. Elke wedstrijd is ook een leerervaring. Door te racen leer je om je strategie aan te moeten passen, efficiënter met energie om te gaan en beslissingen te nemen die in een fractie van een seconde het verschil kunnen maken tussen winnen en verliezen.

Deze ervaringen maken je zeker een betere wielrenner en kunnen niet volledig worden gerepliceerd
buiten de competitieve omgeving. Wedstrijden vragen niet alleen om het verleggen van fysieke maar ook de mentale grenzen. Hiermee bouw je mentale weerbaarheid en veerkracht op. Er moet wel de kanttekening bij gemaakt worden dat dieper gaan of intensiever trainer niet altijd beter trainen is en dat zien we dus ook terug bij de profs.

Tot slot werken wedstrijden ook motiverend. Met een wedstrijd in het verschiet is het vaak makkelijker juist consistenter en gestructureerde te trainen. Daar komt ook nog het sociale aspect bij van samen een wedstrijd of cyclo rijden en misschien zelfs daar samen naar toe trainen.