Word een topper in de nieuwste en meest laagdrempelige tak van het wielrennen. We hebben het natuurlijk over Zwift. Zo win je op Zwift: wij zetten acht tips voor je op een rij.

Wees niet bang om te verliezen

Een van de mooie dingen van e-racen, en van Zwift in het bijzonder, is de laagdrempeligheid. Als je in een wedstrijd iets probeert dat slecht uitpakt is het geen enkel probleem – het is niet zo dat je op je vrije zaterdag mijlenver van huis in een wegwedstrijd zit die maar eens per jaar wordt verreden.

Je kunt gewoon morgen terugkomen, opnieuw inloggen en het nog een keer proberen. Ed Laverack, een Britse semiprof die op Zwift voor het team Wahoo Esports uitkomt, gebruikt het spel vooral om zich te verbeteren in de dingen waar hij minder goed in is. “Je hoort mensen vaak zeggen dat je vol moet inzetten op je sterke punten, maar in de sport is het juist belangrijk om aan je zwakke punten te werken. Ik ben een klimmer, maar een heleboel aankomsten op Zwift zijn vlak en eindigen in een sprint. Dat dwingt me om aan een zwak punt te werken. Ik kies er bewust voor om races te rijden die me minder goed liggen, wat leuk is voor de mensen die me volgen.”

Vorig jaar nam hij deel aan de finale van de British Cycling eRacing Championships. Vanwege de concurrentie en de manier waarop de race zich ontvouwde wist hij al snel dat zijn kans op winst bijzonder klein was, en dus schoot hij meermaals weg uit het peloton voor een kansloze solo, zoals je ook weleens ziet in de laatste twintig kilometer van een Tourrit. Gewoon voor de show. “Je kunt van alles proberen in zo’n race, het maakt niet zoveel uit. Wegkoersen zijn veel langer en daar voelt het riskanter om dingen uit te proberen, zoals vroeg in de aanval gaan. Met Zwift kun je iedere dag koersen zoals je wilt.”

Blijf het hele jaar in vorm
Volgens Laverack is het voor een groot deel aan Zwift te danken dat hij tegenwoordig het hele jaar door een goed vormpeil heeft. Met zijn team racet hij één of twee keer per week en om competitief te zijn in die koersen van een uur moet hij flink trainen. “Vroeger deed ik na het wegseizoen altijd een maand helemaal niks, maar dat is er een beetje uit omdat ik er de noodzaak niet van inzie. In plaats van één grote pauze neem ik nu het hele jaar door kleine pauzes, van ongeveer drie of vier dagen. Zo wordt het jaar dynamischer en is het niet nodig om te resetten en daarna weer helemaal vanaf nul op te bouwen.”

Zwift

Word een geraffineerde gamer
Het moge duidelijk zijn dat wie wil heersen op Zwift moet beschikken over brute kracht en een uitstekend uithoudingsvermogen, maar je hebt ook een bepaalde finesse nodig die je alleen kunt aanleren door veel te ‘spelen’, net als bij elk ander computerspel. “Snappen hoe draften werkt, weten op welk punt van het parcours je moet aanvallen, weten hoe je avatar reageert; net als elke andere sport heeft ook e-racen een leercurve”, zegt Nathan Guerra, de Voice of Zwift die in 2019 commentaar gaf bij het Brits kampioenschap. “Je zag in de Kiss Super League (een e-competitie waaraan een aantal profteams meedeed) en andere wedstrijden met profs dat de speciale Zwift-teams de profs geregeld de baas zijn.”

“Leren hoe je avatar snelheid houdt is enorm belangrijk”, zegt Laverack. “Je leert hoe je vaart houdt op een kleine helling – dat doe je niet door pas voluit te gaan óp de klim, maar door er echt naartoe te sprinten. Je leert dat je op de top van een heuvel gas moet blijven geven tot de weg weer omlaag loopt, omdat je avatar dan net een beetje sneller daalt. Het is een computergame, maar sommige dingen zijn net zoals in het echt.”

Leer je trainer kennen
Als je een smarttrainer hebt kun je de moeilijkheidsgraad ervan instellen, van 0 tot 100 procent. Daarbij gaat het om de mate waarin hellingen worden gesimuleerd. Als je ‘m op 100 procent zet, voelt een helling van 10 procent precies als 10 procent. Zet je ‘m op 0 procent, dan voel je geen verschil in weerstand. Het probleem met racen op een hoge setting – 75 procent en hoger – zit ‘m in de afdaling: een veelgehoorde klacht is dat je in de wat steilere afdalingen geen vermogen kunt leveren. Je trapt in het niets en zo is het lastig het tempo te volgen van renners die de afdaling hebben ‘uitgeschakeld’ door een lage moeilijkheidsgraad in te stellen. Zwift Insider (zwiftinsider.com), een bron van Zwift-kennis, beveelt daarom een moeilijkheidsgraad van 25 à 40 procent aan. “Hierdoor lijken heuvels minder steil en kun je meer vermogen leveren in de afdalingen. Probeer het eens en speel er een beetje mee tot het goed voelt.”

Je leert dat je op de top van een heuvel gas moet blijven geven tot de weg weer omlaag loopt, zodat je met extra snelheid de afdaling ingaat

Wees niet te zelfverzekerd
In de wereld van Zwift vallen altijd nieuwe dingen te leren, want het spel wordt continu aangepast en verfijnd door de ontwikkelaars en er komen steeds nieuwe renners bij. ”Omdat er zoveel renners zijn kom je altijd weer in nieuwe situaties”, zegt Laverack. “Je rijdt nooit tegen dezelfde groep mensen. Het is niet alsof je naar het plaatselijke trainingswedstrijdje gaat en daar Dave tegenkomt, en dat je weet dat Dave een goede sprinter is. Je moet elke race proberen te lezen terwijl die zich ontvouwt. Geef ik een aanvaller tien seconden in de wetenschap dat er een klim aankomt waar ik het gat kan dichten, of is hij heel sterk? De dynamiek verandert continu, dat houdt het interessant.”

Beheers je power-ups
Net als bij Mario Kart krijg je bij Zwift nu en dan power-ups – tijdelijke boosters die je een drafting boost geven of een aero boost, of je lichter maken. Je kunt ze vervolgens lukraak inzetten met verwaarloosbaar effect, of oordeelkundig uitspelen op het beslissende moment. “Ik hou van het veertje”, zegt Laverack over de booster die je 15 seconden 9 kilo lichter maakt. “Ik weet dat ik dat zeg omdat ik een klimmer ben, maar het geeft je het gevoel dat je vliegt. Stel, je sprint naar de top van een klim en je trapt 9 watt/kg. Dan zet je het veertje in en trap je plotseling 11!”

Gebruik je wegskills
Zwift heeft veel gemeen met wegwielrennen, wat te danken is aan de slimme mensen achter het spel. Laverack: “Net als op de weg spaar je in het peloton een heleboel energie. En, uitgaande van een peloton met gelijkwaardige renners, is net als op de weg de renner die wint meestal niet degene die het meeste vermogen heeft geleverd, maar degene die het minste vermogen heeft geleverd en zo energie heeft gespaard voor de sprint.”

“Ik ben continu bezig met mijn positie in het peloton. Als er een klim aankomt probeer ik voorin het peloton te komen, want als je achterin zit is er het risico dat een renner voor je een gat laat vallen en dat is meestal heel lastig te dichten. Het is een beetje wennen dat je de hele tijd renners voorbij moet sprinten om op te schuiven, want het kost veel energie.” Iets dat wel anders is dan op de weg is de dynamiek van een Zwift-eindsprint. “Als je in een wegwedstrijd in vijfde positie zit, kun in de slipstream blijven zonder voluit te sprinten, totdat je besluit te gaan. Op Zwift moet je in die situatie wél voluit sprinten omdat de draft minder goed werkt. Zodra de anderen gaan sprinten – let daarvoor goed op de vermogenswaarden van de concurrentie, die verspringen eerder dan dat de avatars accelereren – moet je dus ook gaan.”

Doe een warming-up
Iedereen die ooit een Zwift-race heeft gereden kan je vertellen dat het direct vanaf de start oorlog is. “Ik moet eerlijk bekennen dat ik vaak vijftien minuten voor de start inlog, daarna weer op de bank ga zitten en pas twee minuten voor de start op de fiets klim”, zegt Laverack. “Dat moet eigenlijk anders, want bij de start wordt er niet gelummeld. Een goede warming-up met een paar sprints is daarom belangrijk. Begin daarnaast zo’n vijftien seconden voor de start al met trappen, 300 watt bijvoorbeeld, zodat je bij de start direct veel vermogen levert. Vroeg inloggen is overigens wel handig, want dan sta je vooraan bij de start. Als je achteraan start moet je veel renners inhalen en verspeel je meteen veel energie.”

Zwift