Professioneel verdienen
Meer dan eens krijg ik de vraag: kun jij leven van het wielrennen? Ik verdien een goed salaris met wielrennen en daar geniet ik elke dag van. Ik ben dankbaar dat ik mijn sport professioneel kan beoefenen, zeker omdat ik weet dat het geen vanzelfsprekendheid is in het damespeloton. Dat het dameswielrennen ver achterloopt wat betreft professionalisering bij het mannenwielrennen is wel duidelijk.Afgelopen jaar heeft ex-profwielrenster Iris Slappendel The Cyclists’ Alliance opgericht. Een vakbond voor en door wielrensters. Om een goed beeld te krijgen van de situatie hield Slappendel een enquête onder wielrensters. De resultaten waren schokkend. De helft verdient minder dan 10.000 euro per jaar en moet daarom een bijbaan nemen. Het salaris is slechts één probleem in het dameswielrennen, maar wel een belangrijk punt op de agenda van de vakbond. Daarnaast moeten vrijwel alle rensters (een deel van) hun onkosten betalen, zoals reiskosten of materiaal.
Hoewel er een inhaalslag plaatsvindt, is er nog veel werk aan de winkel om de sport te professionaliseren. Ik fiets inmiddels al zo’n twaalf jaar in het profpeloton en kan me nog goed mijn eerste contract herinneren. Het betrof een onkostenvergoeding à 150 euro per maand en daar was ik dolblij mee. Ik kon er immers de benzine van betalen die ik nodig had om naar de wedstrijden te komen. Etappekoersen in het buitenland combineerden we door met het hele team in twee weken in een personenbusje van Nederland naar Frankrijk, Zweden en Duitsland te rijden. Aan het einde van de trip wisselden we elkaar af met huilbuien van vermoeidheid. Ik zocht mijn boodschappen in die tijd zorgvuldig uit het onderste schap bij de supermarkt.
Pas toen ik in de winter op de baan ging rijden en daar een A-status kon verdienen door bij de beste acht van de wereld te rijden, werd mijn financiële situatie een stuk beter en kon ik mijn bijbaantje opzeggen. Ik besefte dat ik mijn leven anders moest gaan inrichten als ik echt goed wilde worden in deze sport. Langzaamaan veranderde ik in een professional. Ik had het geluk dat mijn salaris daarin meegroeide.
Ook de sport zelf groeide een beetje mee in de professionalisering en tegenwoordig vliegen bijna alle rensters naar wedstrijden in het buitenland, zijn de onkostenvergoedingen hoger en zijn minder teams afhankelijk van vrijwillige verzorgers en mekaniekers. Wedstrijden worden steeds meer op televisie uitgezonden, waardoor het aantrekkelijker wordt om als sponsor te investeren in het dameswielrennen. Een minimumsalaris kan een belangrijke volgende stap zijn, maar extra geld kan in mijn ogen allereerst beter aan sporttechnische zaken worden besteed. Daarbij komt dat ik vind dat wij als rensters kritisch naar onszelf moeten blijven. Professionalisering moet van twee kanten komen. Aan de ene kant is er voor een grote groep rensters ruimte voor verbetering in hun professionele houding, aan de andere kant zal die professionele houding beloond moeten worden naar de gemaakte uren. Het is raar dat ploegen van rensters verlangen dat ze leven voor hun sport, terwijl ze van de verdiensten niet kunnen leven.
Het is duidelijk dat er nog veel verbetering nodig is. Wanneer je iets echt graag wilt, moet je zelf verantwoordelijkheid dragen. Klagen over de huidige omstandigheden is genoeg gedaan. Door ons als profpeloton te verenigen kunnen we met The Cyclists’ Alliance verdere professionalisering op gang brengen. We moeten het samen doen, opkomen voor onze rechten en zelf keihard blijven werken om zo te laten zien dat wij beter verdienen. Dan kan de rest niet achterblijven.
Deze editie is online te bestellen.