Lui liggen bakken in de zon. Dat is bijna synoniem voor de kuststrook tussen Benidorm en Calpe. Het achterland vormt het belangrijkste decor van La Gran Salida van de komende Vuelta. Ook hier is het bakken in de zon, maar luieren op de fiets is er niet bij. Raymond Kool ging op verkenning uit en leert dat het heuvelachtige parcours net als de beroemde badplaats Benidorm een aantal gemene bastards kent.
Tekst: Raymond Kool /// Foto’s: Raymond en Margo Kool
Benidorm wil af van haar imago ‘zon, strand, zee en rollators’ en profileert zich de laatste jaren graag als fietsstad. Dat de Vuelta na de openingsploegentijdrit in Torrevieja en voor de vlakke derde rit naar Alicante de startplaats vormde van het zwaartepunt van La Gran Salida aan de Costa Blanca zal het gemeentebestuur dan ook deugd hebben gedaan. De badplaats met zijn hoge appartemententorens heeft zelfs vuurrode fietspaden door de stad getrokken om sportievelingen veilig naar het binnenland te loodsen. Het blijft echter een mierennest, daarom kozen wij voor een rustiger verblijf in de urbanisatie El Tossal bij het dorp La Nucia, dat ook al meerdere malen de Vuelta ontving.
Surrealistisch schilderij
De 196 kilometer van de tweede etappe tussen Benidorm en Calpe is mij te dol voor een enkel ritje, dus besluit ik het parcours op te knippen en te combineren met de route die in 2016 de zware voorlaatste rit van de Ronde van Spanje vormde. De eerste dag koers ik vanuit La Nucia direct in het spoor dat de renners op 25 augustus volgden. De door palmbomen omzoomde weg met uitzicht op het stokoude heuveldorpje Popol levert echt prachtige beelden op. Ik ga de brug over waar ooit de rivier Guadelest stroomde. De hoger gelegen stuwdam heeft het water definitief een halt toegeroepen en lokalen hebben nu zelfs huisjes gebouwd op de vruchtbare rivierbodem. Het klimwerk begint hier met een gestaag hellende weg naar het centrum van Callosa d’en Sarrià. Eenmaal afgeslagen richting het dorpje El Castell de Guadelest laat ik de drukte achter mij. Er volgt een korte afdaling naar de rivier, waarna ik mij opmaak voor een lekker lopende klim. Het asfalt slingert heerlijk door het bos met zicht op de vallei en voor mij ontvouwt zich een surrealistisch schilderij. El Castell de Guadelest ligt aan de horizon prachtig tegen een ruige rotskam geplakt en het kerkje en kasteel zijn op smalle rotspilaren geboetseerd. Het helblauwe stuwmeer blijft op deze route voor mijn oog verborgen, maar is zeker een voettochtje naar het op de top gelegen toeristische dorpje waard.
Vuelta-stuff
De eerste klim van deze Vuelta is hier nog niet ten einde. Met stijgingspercentages van 5 à 6 procent klim ik geleidelijk verder voorbij Confrides tot 965 meter hoogte, waar de top van deze col van de 2e categorie ligt. Geen superlastige klim, maar op zo’n eerste dag wel even wennen. Het blijft op en af gaan. Er is werkelijk geen stukje wegdek vlak en de volgende uitdaging laat ook niet lang op zich wachten. Even voor Benilloba begin ik aan de 7 kilometer lange klim naar de gelijknamige Alto op 755 meter. De weg gaat ook hier aangenaam geleidelijk omhoog tussen boomgaarden met olijven en amandelen en langs het pittoreske kasteeltje van Penella. De top is rommelig met afgedankte steenplaten en een container. Een colbord is nergens te bekennen. Ik besluit het lusje door het stadje Alcoy te laten voor wat het is en daal af naar Benilloba om na een pittig klauterpartijtje bij Gorga de Vuelta-route weer op te pikken. Over de wreef van de berg koers ik langs de vallei met olijf- en amandelbomen zover mijn oog reikt. Beschutting is er nauwelijks. De zon brandt op mijn rug en de zweetdruppels glijden in mijn nek. Dit is echte Vuelta-stuff. Zowaar krijg ik enkele stroken onder de wielen die op vals plat lijken, maar al snel gaat het tussen twee bergen door weer omhoog.
In Castell de Castells verlaat ik de Vuelta-route en stuit meteen op een heuse wielercol, de Puerto de Sa Creueta. Het bord geeft een gemiddeld stijgingspercentage aan van 4 procent over 6 kilometer, maar elke kilometer heeft wel een hels steile strook. Ik krijg meteen 10 procent voor de kiezen en aansluitend gaat de weg als een korte kurkentrekker met 15 procent omhoog. ‘Bastard’, denk ik en ben na deze heftige inspanning blij met het stukje vals plat dat volgt. Het ergste leed is dan geleden, want ook al is het soms nog even 8 procent, ik trap toch vrij soepeltjes naar de top. Afdalen doe ik in een schitterende omgeving met uiteraard olijf- en amandelboomgaarden, maar ook vrolijk bloeiende bloemetjes in de berm en weidse uitzichten omringd door machtige rotsbergen.
Coll de Rates
De volgende dag sla ik in het drukke Callosa rechtsaf voor een kennismaking met de Coll de Rates, die in 2016 door het al 19 dagen moegestreden Vuelta-peloton werd bedwongen. Ik fiets een fraai berglandschap in met terrassen vol sinaasappel- en citroenbomen, avocadoplanten en palmen. Plots duikt een typisch Spaans dorpje op in het groen met de naam Bolulla, dat bestaat uit oude wit gekalkte huisjes en een baksteenrood kerkje. Richting Tàrbena wordt het serieuzer klimmen en een bordje met ‘Smoothies, Cold Drinks & Food’ langs de weg klinkt als muziek in mijn oren. Enkele lome haarspeldbochten verder blijkt het een heuse wielerstop en probeert het bord met Kwaremont Bier mij te verleiden in de remmen te knijpen.
Ik weersta het en begin na Tàberna aan de Coll de Rates, die zich qua uitstraling kan meten met een wielerpuist uit het Franse of Italiaanse hooggebergte. Ik waan mij op grote hoogte door de forse bergen met robuuste rotskammen. Alsof de toneelmeester vandaag per ongeluk enkele Dolomietencols in dit verder typisch Spaanse decor heeft neergezet. Borden verzoeken automobilisten vriendelijk om anderhalve meter afstand van fietsers te houden en dat doen zij keurig. Het lokale verkeer is hier dan ook wel wat gewend, want deze col is een geliefd weekendtripje voor wielertoeristen.
Betonpad
Op de top prijkt het bord van het restaurant dat de naam van de Coll de Rates draagt. Groepjes wielertoeristen verzamelen zich er voor een foto om even later weer af te dalen. Ik kies als enige voor het weggetje naar het restaurant. Niet voor een versnapering, maar voor een toetje naar de echte top van de Rates op 955 meter. Als ik op het parkeerterrein alleen een MTB-pad zie twijfel ik of ik ben gefopt, maar in de verte zie ik het betonpad met de gele middenstrepen toch liggen. Ik hobbel een kleine honderd meter over rotsen, zand en kiezels als er plots beton onder mijn wielen verschijnt. Het gaat meteen 13 procent de hoogte in. In de eerste 2 kilometer wordt het nog erger en loopt de teller op tot liefst 17 procent. Ik duw op de pedalen, trek aan mijn stuur en vloek zigzaggend over het smalle weggetje. Het is puur harken en er lijkt geen einde te komen aan dit genadeloze, maar o zo fraaie betonpad. Het restaurant is in rap tempo kleiner geworden dan de gebouwen van Madurodam en het uitzicht wordt steeds fraaier. Het wegdek vlakt iets af naar 9 à 10 procent. Het voelt als een verlichting. De benen blijven ook de laatste anderhalve kilometer de gesel van deze ‘bastard’ niet bespaard. Ik zie de antennes, maar de weg gaat hieraan voorbij.
Nog een laatste strookje beton over een bergkammetje van 17 procent brengt mij uiteindelijk bij een observatorium. Ik kijk 180 graden uit over het landschap. Rechts zie ik Benidorm en links gaat Calpe net schuil achter een kaap. Afdalend naar de Vueltatop van de Coll de Rates blijkt het beton een stuk bobbeliger dan op de moordende klim. Voor ik het weet rijd ik weer langs het restaurant en daal verder af door het Spaanse Dolomietenlandschap terug naar La Nucia.
Spaanse zusje van de Ventoux
Na een rustdag met een herstelritje langs de boulevard van Altea en Albir maak ik mij op voor een volgende rotzak, de Puerto de Tudons. Ik moet eerst even de drukke CV-70 overleven. Natuurlijk had ik had ook kunnen kiezen voor het groene fietspad, maar het beton is nogal hobbelig voor racewieltjes en dan zijn er ook nog obstakels als voetgangers, stoepranden en bushokjes. Als ik afsla richting Finestrat valt er meteen een deken van rust over mij heen. De weg helt al snel omhoog en de klim naar de 1025 meter hoge Tudons is feitelijk al begonnen, al zijn er tot Sella nog voldoende herstelmomenten op vals plat of dalende stroken langs uiteraard tal van olijfbomen, knusse Spaanse dorpjes met oude mannetjes op de terrasjes van de lokale cafés en schaars begroeide berghellingen.
In Sella glimt het bord van de Puerto de Tudons in de zon en al snel kronkel ik via haarspelden door een pijnbomenbos omhoog. Af en toe trek ik een grimas op venijnige stukken van maximaal 11 procent. Rechts zie ik antennes en een witte radarbol op de door een donkere wolk bestookte kale top van de Alto de Aitana. Driemaal finishte een Vuelta-rit op deze 1525 meter hoge kolos, die nog eens 6 kilometer toevoegt aan de Puerto de Tudons. Het is echter alleen profs gegeven om deze col, die het Spaanse zusje van de Ventoux wordt genoemd, te bedwingen. Op de top van de Tudons maakt een enorm hek en een waarschuwingsbord duidelijk dat onbevoegden niet welkom zijn op dit militaire domein. In de afdaling kan ik mijn racer op de brede weg lekker laten gaan. Jammer dat de omgeving zo snel aan mij voorbij gaat, want de ruige rotspuisten zorgen hier voor een van de mooiste stukjes van het Benidormse achterland. Bij Alcojela worden de klimspieren weer aangesproken voor de westelijke beklimming van Confrides. Mooie haarspeldbochten met grote kantelen brengen mij bijna weer naar duizend meter hoogte, waarna het 25 kilometer lang via Guadelest en Polop nagenoeg alleen maar bergafwaarts gaat naar mijn vaste finishplaats.
Loodzware toegift
Dan is het tijd voor de verkenning van de finale van de tweede Vuelta-rit rond Calpe. Ik balanceer op de smalle vluchtstrook van de drukke N-332 door de beroemde tunnel bij Calpe en wurm mij door het verkeer op de drukke rondweg van deze door de rotskaap Ifac gedomineerde badplaats naar de zoutplas met flamingo’s. Er volgt nog een loodzware toegift. Het lijkt in eerste instantie uitbollen geblazen op de CV-746 langs de rijk bebouwde kust. Hier kunnen de Spanjaarden laten zien wat ze naast zon, zee en strand allemaal nog meer hebben aan de Costa Blanca, zoals keramiekfabrikanten, grote Aziatische wokrestaurants, Chinese ‘Winkels van Sinkel’, Nederlandse tandartsen, Duitse tandartsen, Belgische makelaars, roodverbrande Brexit-tegenstanders, schaars geklede Europeanen en Franse en Engelse tandartsen!
Echte wielercol
Bij de Mercadona-supermarkt van de urbanisatie Pueblo Alcasar sla ik rechtsaf waar een groot bord de slotklim van de 9e etappe van de Vuelta 2015 aankondigt: de Puig de Llorença. Al snel zie ik een muur voor mij opdoemen en schakel naar mijn pielverzetje als ik 15 procent op mijn tellertje zie verschijnen. Het kan gekker, want een Vuelta-bordje vertelt dat er een passage aanstaande is van exact 19,44 procent! Dat is nog eens een ‘bastard’! Heel even rijd ik tussen de huizen door op een stuk van 5 procent, dat als vlak aanvoelt. Dan zie ik een met pijnbomen omzoomde weg langs de zanderige rots omhoog lopen. Het wordt weer duwen en trekken met 15 procent stijging. Tussen de pijnbomen door openbaart zich een magnifiek zicht op Calpe en haar onafscheidelijke Ifac. De urbanisatie Cumbre del Sol lijkt de top, maar niets is minder waar. Nog eens 14 procent hellend asfalt brengt mij in nog hogere sferen. ‘Arriba’ prijkt er op de weg, gevolgd door de namen van Colombiaanse wielerhelden. Chaves, Nairo (Quintana) en zelfs good old Victor Hugo Peña rollen onder mij door. Ik kom op wat 25 augustus de top van deze finale scherprechter was, maar ik sla linksaf voor de laatste kilometer naar de top waar Tom Dumoulin en Chris Froome al eens zegevierden in de Vuelta. Ifac doemt weer magistraal op aan de horizon. Wat kan 400 meter boven zeespiegel toch hoog zijn! Nog eenmaal pers ik alles eruit op een strook van 13 procent en rijd over de nog altijd bestaande Vuelta-finishstreep. Daarnaast staan twee gigantische borden waarop Dumoulin en Froome worden geëerd voor hun prestaties in 2015 en 2017. Dit is een echte wielercol.Als ik razendsnel afdaal naar El Poble Nou de Benitatxell, beland ik plots weer in het oude Spanje beland waar dure villa’s plaatsmaken voor kleine witte plattelandshuisjes met vaal oranje dijbeenpannetjes. Ik zwier vanaf Pedramala heerlijk naar beneden over de kronkelende gitzwarte asfaltweg naar de eindstreep in Calpe. Het beeld van strompelende oudjes met rollators heeft bij mij dan allang plaatsgemaakt voor de fantastische ervaring van een wielerwalhalla met gemene bastards.
Reisinfo
Reis La Nucia ligt op kleine 2000 autokilometers van Utrecht. Vliegen is dan ook een betere optie. Er gaan voldoende vluchten naar Alicante, dat op 70 kilometer van La Nucia is gelegen.
ReistijdDe Costa Blanca is een van de meest zonnige Spaanse regio’s, ook in de wintermaanden. Er kan dan ook het hele jaar worden gefietst. In de winter is er een kleine kans op sneeuw op de hoogste cols en in augustus kan het behoorlijk heet zijn.
SlapenBenidorm heeft de meeste en goedkoopste accommodaties, maar de badplaatsen Altea en Albir zijn authentieker en rustiger. Voor een fietsvakantie is een plekje in het directe achterland perfect. Wij verbleven in studio Casa Fleuri bij Hollandse Karolien in El Tossal (La Nucia).
BrochureDe Costa Blanca gaat prat op haar status als fietsregio. Bij het VVV kun je een fraai boekje krijgen met race- en MTB-routes. De info erin is summier, maar de routes geven wel inspiratie.
VeiligheidOp de soms niet te vermijden doorgaande wegen is het raadzaam om op de smalle strook naast de witte lijn te fietsen en net als de Spanjaarden een klein rood knipperlampje onder je zadel te monteren. En zoals onze gastvrouw Karolien mij op het hart drukte: kijk uit op rotondes, want ze rijden hier als gekken.