Wil je als sprinter een etappe winnen in een grote ronde, dan moet je in de laatste kilometer bij de eerste negen renners rijden. Dat blijkt uit een studie van Australische wetenschappers. De videoanalisten bekeken sprintetappes in de Tour de France, Vuelta d’Espana en de Giro d’Italia tussen 2008 en 2011.

De onderzoekers keken voornamelijk naar Mark Cavendish. Hij was in deze periode de te kloppen man. De Brit won  58% procent van de sprints waaraan hij meedeed: 30 van de  52.

Tactiek is in een sprint erg belangrijk, stellen de onderzoekers. Cavendish wint vaker als hij in de laatste kilometer goed van voren zit. Deze conclusie lijkt een open deur. Toch zijn de bevindingen interessant als je naar de achterliggende cijfers kijkt. De onderzoekers bekeken de positie van Cavendish op 60, 30 en 15 seconden van de streep. De Brit zit in de ritten die hij wint op 1 minuut voor de finish steevast tussen plek 4 en 8. Op 30 seconden van de finish zit hij tussen plek 2 en 4 en op 15 seconden op plaats 2.

Ploegenspel

Om ritten te winnen heeft een sprinter ploeggenoten nodig. Sprinters die sprinten uit het wiel van een ploeggenoot winnen vaker dan wanneer zij uit het wiel van een concurrent sprinten. Dat geldt ook voor Mark Cavendish. In de ritten die hij wint heeft hij bij het ingaan van de laatste kilometer altijd een ploeggenoot bij zich, meestal zelfs twee. Ook leuk om te weten: in sprintetappe’s in grote rondes wordt de laatste kilometer door de winnaar gemiddeld in 60 kilometer per uur gereden.