De roep om een veiliger wielersport klonk afgelopen jaar misschien wel luider dan ooit. Een van de manieren om dat te bereiken, is kleding die extra bescherming biedt. Van Dyneema tot airbags: een aantal oplossingen onder de loep.
Tekst: Berry Overvelde
Zonder koers zou de omzet van Hansaplast kelderen: elk wielerseizoen weer blijven er vele strekkende meters vel achter op het asfalt. Ook gipsproducenten krijgen eurotekens in hun ogen zodra ze een valpartij op het scherm zien – gebroken botten, dat betekent handel. Dat wielrenners veel vallen is altijd al zo geweest, maar dit seizoen was het wel héél bar en boos. Van de Tour Down Under in januari tot de Tour of Guangxi in oktober: er werd altijd en overal gevallen leek het, en (te) vaak met ernstige gevolgen.
En niet alleen voor de profs lijkt veiligheid een steeds belangrijker thema te worden, voor gewone stervelingen geldt hetzelfde met de almaar toenemende drukte op de weg en het fietspad. Per jaar belanden er inmiddels zo’n vijfduizend wielrenners op de afdeling spoedeisende hulp. Kan veiligere kleding helpen om de gevolgen van crashes te verminderen? Tijd om een aantal verschillende oplossingen te verkennen.
Afkijken bij BMX?
Misschien hoeft het wegwielrennen niet opnieuw het wiel uit te vinden. We kunnen ook naar andere fietssporten kijken, zoals BMX. Ook dáár weten ze namelijk wat vallen is, alleen gelden daar wel allerlei veiligheidsregels voor kleding. ‘De trui moet een shirt zijn met lange mouwen waarvan de mouwen tot over de polsen van de rijder reiken’, meldt het KNWUreglement bijvoorbeeld. Ook zijn gewone fietsshirts of skinsuits uitdrukkelijk verboden, er dient speciale, goedgekeurde BMX-kleding te worden gedragen. Wat de broeken betreft meldt het reglement: ‘Het doel van BMX Racing-beenbedekking is het bieden van bescherming en het risico van verwondingen te verminderen. Dit kan worden bereikt door lange broeken, of door korte broeken gecombineerd met geschikte knie- en scheenbescherming.’
De broeken moeten van ‘scheurbestendig materiaal’ zijn. Handschoenen zijn niet alleen verplicht (anders dan bij wegkoersen), ze moeten ook nog eens de vingers en vingertoppen volledig bedekken. ‘Rug-, elleboog-, knie- en schouderbeschermers gemaakt van stevig materiaal’ zijn niet verplicht, maar worden door de bond wel ‘sterk aanbevolen’.

Control-C, control-V? Nou, zo simpel is het helaas niet. Aerodynamica is op de weg natuurlijk veel belangrijker dan bij BMX, net als comfort. Een BMX-race duurt zo’n dertig à veertig seconden, een wegkoers uren. Als je al die tijd watts verliest doordat je kleding niet aerodynamisch is, ongemakkelijk zit of te warm is, gaat dat onvermijdelijk ten koste van je prestaties.
Met padding
Toch kan het wielrennen misschien wel wat leren van de BMX – zonder dat renners rond hoeven te fietsen als veredelde Michelinmannetjes. Bescherming hóeft namelijk niet dik en oncomfortabel te zijn. Er zijn ook relatief dunne, flexibele materialen die toch goed krachten opvangen bij impact. Het Britse ArmaUrto bijvoorbeeld verkoopt fietskleding met impact protection pads op kwetsbare plekken zoals de heup, schouder en elleboog. De pads zijn gemaakt op basis van siliconen, 1 millimeter dik aan de randen en 4 millimeter dik in het midden, wegen ongeveer 40 gram per stuk, zijn flexibel en hebben een soort honingraatstructuur met openingen voor de nodige luchtcirculatie. De impact van een val op je gewrichten is hiermee (let wel: volgens ArmaUrto) tot 80 procent minder.
Het bedrijf toetst alle beschermende producten aan de zogeheten EN1621-1-standaard, een Europese richtlijn voor beschermende motorkleding. De shirts en broeken van ArmaUrto koop je momenteel voor zo’n 150 tot 175 euro. Of we zulke padding terug gaan zien in het peloton? Dat is afwachten, de Britten timmeren alweer een paar jaar aan de weg en tot nu toe is hun techniek nog niet massaal overgenomen. Maar voor amateurs die wat extra bescherming willen, is dit dus een redelijk betaalbare optie.
Supersterke vezels
Iets duurder, en alweer negen jaar geleden geïntroduceerd in het peloton, is kleding met Dyneema. Deze supersterke kunststofvezel, die tot vijftien keer sterker is dan staal, wordt gebruikt in onder meer kogelwerende vesten. Het huidige Team Picnic-PostNL had destijds de primeur. Dyneema is trouwens een merknaam, in vakjargon heet deze vezel ultra-high-molecular-weight polyethylene oftewel UHMWPE. Als je die lettercombi ziet staan in een broek of shirt, gaat het dus om dezelfde soort vezel als bij Dyneema.
Terug naar Team Giant-Alpecin, zoals de ploeg in 2015 heette: de vezel was verwerkt in de broeken van het team en moest helpen om de gevolgen van een crash te verminderen. Minder bloed, minder littekens, minder energieverspilling – je herstelt een stuk lekkerder als niet je hele been open ligt. Wie toen dacht: wat een mooie uitvinding, de rest van het peloton zal vast snel volgen, kwam bedrogen uit. Hoe komt dat?

We vragen het Piet Rooijakkers. De ex-prof is tegenwoordig expert Research & Development bij Picnic-PostNL, en was vanaf het begin kartrekker bij het Dyneema-project. “Andere teams zijn toen wel geïnteresseerd geraakt, maar ook weer afgehaakt”, vertelt hij. In die tijd was de inzetbaarheid namelijk nog beperkt: de vezel kon alleen worden verwerkt in broeken. “En dan nog: het bood wel extra bescherming, maar die was wel relatief beperkt.”
Inmiddels is die bescherming flink verbeterd. Ook waren de eerste broeken nog best ruw en stug. Maar Rooijakkers ging, nou ja, stug door met de ontwikkeling. “In de loop van de afgelopen acht, negen jaar hebben we er meer comfort in kunnen brengen, waardoor de stof nu zacht is van binnen en goed stretcht. Hij is ook veel aerodynamischer geworden.” Ook is het gewicht nog wat verder omlaag gebracht. Inmiddels heeft Team dsmfirmenich PostNL een hele wielergarderobe met Dyneema: “Het afgelopen seizoen hadden we een voorjaarsshirt, zomershirt, beide shirts met aero-eigenschappen, een broek, een normaal sprintpak en een zomersprintpak. Allemaal met bescherming.”
Waar blijft de rest?
Klinkt allemaal goed. Maar waarom is de supersterke kunststofvezel dan nog niet dé standaard geworden? Rooijakkers: “We hebben hier acht, negen jaar in geïnvesteerd, met als resultaat een mooie stof voor ons eigen team. Maar als een kledingsponsor het vervolgens niet kan verkopen…” Daar zit de crux: de ontwikkeling was duur en de vraag klein – waardoor Dyneema-broeken en -shirts niet commercieel aantrekkelijk waren voor kledingfabrikanten.
Maar misschien verandert dat nu wel snel, want er zijn wel wat ontwikkelingen, stelt Rooijakkers. “In het begin deden we álles zelf. Ik weet nog goed hoe ik met Tom Stamsnijder, die namens DSM bij het project betrokken was, in een halletje zelf de stof stond te bedrukken. Ook ouderwets spinnen en weven, knippen, alles regelden we zelf. We moesten ook speciale snij-apparatuur regelen met extra scherpe, diamanten mesjes.” Dat hele proces kon de ploeg niet bij de kledingproducent neerleggen – die had al die spullen ook niet in huis. Maar nu is dat anders. De huidige kledingpartner van de ploeg, Nalini, heeft sinds enige tijd alle techniek in huis om Dyneemakleding te maken.

Op dit moment kost een korte broek met bescherming nog ongeveer 250 euro. Maar als de vraag groeit, kan er opgeschaald worden en de prijs vermoedelijk zakken. “Al zal het altijd wel íets duurder blijven omdat je een extra stof toevoegt, en dan is die extra stof ook nog drie keer zo duur. Op elke tien draden zitten drie van deze duurdere draden.” Rooijakkers zegt vooral te hopen dat andere partijen gaan volgen. “Dan kan het toch snel gaan, denk ik. Als er één schaap over de dam is…” Het scheelt bovendien dat valpartijen van toerders meestal niet te vergelijken zijn met die van profs in een groot peloton. “Met bil- en schouderbescherming ben je als gewone fietser vaak al flink geholpen”, concludeert Rooijakkers.
Lucht als bescherming
Een ogenschijnlijk extreme maatregel dan: airbags voor fietsers. Inderdaad, ‘ogenschijnlijk’, want airbags zijn in andere sporten zoals skiën en motorrijden al heel gewoon. Nu valt van een besneeuwde berg af sjezen of op een motor scheuren niet te vergelijken met fietsen, maar de afgelopen jaren hebben verschillende partijen al gewerkt aan – of op zijn minst gekeken naar – wielerspecifieke airbags. Ook Rooijakkers en zijn team.
“We hadden al een idee hoe we dat wilden doen, het mocht ook wat kosten van Iwan (ploegbaas Iwan Spekenbrink).” Maar toen vernam Rooijakkers dat Bioracer óók met een airbagproject bezig was. “En zij hadden bijna alles bedacht zoals wij het hadden bedacht, alleen waren zij er al verder mee.” Dus ging Rooijakkers’ project op een lager pitje, maar hij ziet sowieso mogelijkheden. “Ik denk dat het kan, airbags.”
Over naar Bioracer. Dit voorjaar, kort na de grote crashes in Dwars door Vlaanderen en de Ronde van het Baskenland, schreef Sam Ratajczak op LinkedIn over zijn airbagonderzoek in 2020-2021, toen hij hoofd Research & Development was bij het Belgische merk. ‘Hoewel het onderzoek veelbelovende resultaten opleverde, bleek het lastig om verder te komen dan ons proof of concept. We hebben contact gezocht met enkele van de rijkste teams in het peloton, maar die hadden weinig interesse’.
Ploef!
Het Bioracer-project was een initiatief van ingenieur en (fiets)ondernemer Bert Celis, en die is niet bij de pakken neer gaan zitten: met zijn eigen bedrijf B-Cells is hij verder blijven werken. Nog voor het eind van dit jaar gaat zijn eerste airbag voor fietsforensen de markt op – onder de welluidende naam Ploef. Wielrenners volgen mogelijk snel. IneosGrenadiers toonde al interesse, vertelde Celis dit jaar aan Sporza. Het extra gewicht van grofweg 700 gram nemen ze er volgens hem met plezier bij, ‘zeker tijdens een training’.
Dat extra gewicht is volgens hem onvermijdelijk: je hebt te maken met een CO2-patroon van een paar ons plus extra stof. Aan de andere kant: door de airbag slim op de onderrug van de renner te positioneren, kun je op het vlak van aerodynamica juist winst boeken – en zo het extra gewicht compenseren. In de windtunnel noteerde Celis een winst van 5 tot 15 watt bij 50 kilometer per uur, doordat een renner met een airbag druppelvormiger wordt.

Na een val kan het gebruikte CO2-patroon vervangen worden door een nieuwe en kan de renner binnen dertig seconden weer verder fietsen. De ontwikkeling is ‘bijna klaar’, aldus Celis zelf. Hij heeft in oktober een proefversie gedemonstreerd aan de medische afdeling van de Belgische wielerbond, vanaf volgend jaar zouden wielerploegen de airbag daadwerkelijk moeten kunnen testen. Wel met een kanttekening: ‘Ik denk dat we in eerste instantie blij gaan zijn als het tijdens trainingen gebruikt gaat worden, de meeste renners zijn toch 95 procent van hun tijd aan het trainen’, vertelde hij onlangs aan TV Limburg.
‘En dan geleidelijk aan verwacht ik wel dat het ook in wedstrijden gebruikt gaat worden’. Als de ploegen – en UCI – genoeg interesse tonen, moet het systeem voor een kleine 1.000 euro op de markt komen. Dat is wel een dingetje: grote profploegen kunnen zulke bedragen betalen, maar voor de gewone fietser is de wielerairbag voorlopig wel erg duur.
Langer is beter
Gelukkig hoeft extra veiligheid niet per se (veel) geld te kosten. Als je het risico op akelige wonden zo klein mogelijk wilt maken, kun je ook zoveel mogelijk langlang op pad gaan. Want hoe meer huid je bedekt tijdens het fietsen, hoe kleiner de kans op ellende, zagen Australische onderzoekers al in 2014 (De Rome e.a.).
Zij bestudeerden ongevallen van fietsers (zowel wielrenners als fietsforensen) in en om Canberra en concludeerden: ‘De meeste verwondingen worden minder ernstig als de fietser volledig bedekkende kleding draagt’. Lang-lang is veiliger dan kort-kort, kortom. Daarnaast verkleinen volledig bedekkende handschoenen de kans op snij- of schaafwonden aanzienlijk. Verrassend? Niet echt, maar nu komt het: simpelweg extra stof dragen levert blijkbaar zoveel winst op, dat dit meer invloed op de blessurekans heeft dan het soort materiaal dat je draagt, of dat nu lycra is of iets anders: ‘Het bedekken van de huid is belangrijker dan het type stof.’
Tuurlijk, als de mussen dood van het dak vallen, ga je echt niet met een lange broek de deur uit. Aan de andere kant: de materialen van nu ademen gelukkig zoveel beter dan vroeger dat je in het voorjaar best langer lang-lang kunt fietsen, zonder oververhit te raken. Dat scheelt weer wat Hansaplast… Maar het beste advies? Rooijakkers: “Dat is en blijft níet vallen.”