Er zijn nogal veel verschillende soorten testen, van de 20 minuten-test en de ramp-test tot de sportmedische test. Welke test kun je nou het beste doen?
Tekst: Jim van den Berg
Net als met bijna alles in het leven is er geen eenduidig antwoord op te geven. Dit hangt namelijk helemaal af van het doel dat je hebt. Toch is er wel een onderscheid te maken tussen de verschillende doelen en wellicht helpt dat je in de zoektocht naar de beste test. Eigenlijk zijn er drie verschillende doelen/tests te onderscheiden. Ten eerste een test om medische redenen. Hierbij kijk je bijvoorbeeld of het hart-longsysteem werkt zoals het zou moeten.
Daarnaast heb je de meer metabole testen. Hierbij wordt vooral gekeken naar hoe efficiënt het lichaam werkt en dus ook wat de fysiologische capaciteiten zijn van jou als wielrenner. Tot slot zijn er de meer do-it-yourself testen om met name het omslagpunt en FTP vast te stellen. Er is eigenlijk geen enkele test die alle doelen tegelijk perfect bedient.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Een test is meestal ontworpen om één onderdeel goed te testen en doet daarmee concessies op andere onderdelen. Een medische test heeft meestal een heel kort protocol (stappen) zodat er veel stress in korte tijd op het lichaam afkomt. Dit is essentieel om te kijken of alles medisch gezien goed werkt en perfect om je maximale zuurstofopname (VO2max) te bereiken en te meten. Een metabole test met lange stappen in een laboratorium met lactaatmeting is juist weer niet geschikt hiervoor, maar met deze lange stappen kan er wel gekeken worden of de lactaatconcentratie elke stap stabiliseert.
Je ziet in zo’n inspanningstest veel beter hoe efficiënt het lichaam omgaat met vetten en koolhydraten. Ook is de drempelbepaling in zulke testen veel nauwkeuriger dan in een korte sportmedische test. Vaak wordt dan naast het omslagpunt of FTP ook de aerobe drempel ofwel het punt van maximale vetverbranding gemeten. Hierdoor weet je nog beter onder welk wattage je moet blijven om vooral de vetverbranding te stimuleren.
Goed alternatief
Dan zijn er nog behoorlijk wat ‘zelftesten’ in omloop, waarbij de 20 minuten FTP-test verreweg de bekendste is. De bedoeling is 20 minuten voluit te gaan, liefst in een steady tempo, waarbij 95 procent van het gereden vermogen dan de FTP zou moeten zijn. Omdat de definitie van FTP het vermogen is dat je een uur volle bak moet kunnen volhouden, zou dit moeten overeenkomen met die 95 procent.
Uit onderzoek blijkt dat zelfs profs gemiddeld slechts 51 minuten op hun FTP kunnen fietsen en recreanten nog veel korter. Daarom zijn er inspanningsfysiologen die menen dat een echte FTP-test een uur voluit fietsen is. Dit is echter voor een recreatieve wielrenner qua pacing en voorbereiding bijna niet te doen. Een goede test moet namelijk ook regelmatig herhaalbaar zijn. De ramp-test, zoals bijvoorbeeld te vinden op Zwift, is daarom een best goed alternatief, hoewel deze iets minder nauwkeurig is dan de 20 minuten-test. Daar komt bij dat het omslagpunt of FTP impliceert dat er een precies getal is waaronder een steady state wordt bereikt en precies daarboven de inspanning niet lang vol te houden is.
Ook dit is niet het geval, blijkt uit onderzoek. Er is eerder sprake van een zone dan een heel precies getal, want in een studie (Wong 2022) bij zowel een inspanning op 100 als op 105 procent van de FTP bleef het lactaat in dezelfde mate oplopen. Daarom is het vooral slim om dezelfde test te blijven doen en die manier van FTP-meting te blijven gebruiken. Verschillende testen zullen een iets ander FTP opleveren en dat is dus helemaal niet erg. Een 100 procent accuraat FTP bestaat niet. Vraag je daarom af wat je precies wilt meten.