Niet remmen. Dat is de snelste manier om een bocht door te komen. Technisch gezien klopt dit meestal. Al kan een beetje controle over het algemeen geen kwaad. Je bent tenslotte liever bestuurder dan passagier op je eigen fiets.

Hoe je een bocht aansnijdt verschilt nogal. Hoe steil is de afdaling, hoe ruim is de bocht? Is er een mooie kombocht of loopt het zelfs licht af? Allemaal factoren waarvoor verschillende technieken bestaan. Vandaag laten we de twee meest voorkomende zien. Een grote kombocht en krappe switchbacks.

Ruim door de bocht

Flowtrails zijn niet meer weg te denken in Nederland. De spaghetti-slingers zijn mateloos populair. Wanneer je kunt, durft en de track is goed gebouwd is het mogelijk om in bochten snelheid te winnen. De drie belangrijkste ‘regels’ wanneer je een bocht goed wilt nemen zijn:
– kijken
– lijn bepalen
– snelheid reguleren

Kijken

Het eerste is direct het lastigste. Als beginner heb je al snel de neiging om het pad pas enkele meters voor het voorwiel te scannen. Wortels, oneffenheden enz. Probeer zo ver mogelijk vooruit te kijken. Kijk door de bocht heen. Daar waar je naartoe kijkt bepaald tenslotte waar je naartoe gaat. Hoe verder je naar voren kijkt, hoe beter je kunt inschatten waar je heen moet. Ook zie je bijzonderheden sneller waardoor je sneller kunt anticiperen.

Lijn bepalen

Door ver genoeg vooruit te kijken kun je bepalen waar je naartoe wilt. Bijna alle bochten kun je op verschillende manieren nemen. Deze lijnen zijn bepalend voor de flow. Neem je een bocht te ‘hoekig’ dan verlies je snelheid. Hoe bepaal je de ideale lijn?

Over het algemeen wil je zo recht mogelijk, en het liefst met zo veel mogelijk snelheid de bocht uitkomen. Kijk goed vooruit, probeer door de bocht te kijken. Om met snelheid de bocht uit te komen moet je soms bij het insnijden van de bocht juist wat afremmen. Traag gaan om rap te zijn. Ook de kortste weg is lang niet altijd de snelste. De lijn met de minste ‘weerstand’ en meeste flow levert vaak de meeste snelheid op.

Snelheid reguleren

Wanneer je veel controle over je lijf en fiets hebt, kun je met onbeperkte snelheid de bocht in vliegen. Meestal is het verstandig iets af te remmen, zodat jij de baas bent (en blijft) over de fiets. Maak genoeg snelheid, zodat je gebruik kunt maken van de kombocht. Ga je te traag, dan is een kombocht net een wielerbaan en schuif je gewoon naar beneden. Hoe hoger in de bocht, des te sneller je kunt gaan.

Houding

Belangrijk in een kombocht is om niet ‘tegen’ te hangen. Beweeg mee met de bocht en blijf met je lijf in één lijn met de fiets. Door tegen te sturen verlies je snelheid en grip. Houdt je pedalen op gelijke hoogte in horizontale stand. Om extra grip op de banden te creëren kun je het pedaal dat zich aan de kant van de buitenbocht bevindt naar beneden duwen. Hierdoor druk je de fiets als het ware tegen de grond. Probeer niet te ver naar achter te hangen. Houdt je lichaam in het midden van de fiets, zodat druk op beide wielen goed verdeeld wordt.

Stiekem tegenhangen…


In lijn met de fiets…

Korte door de bocht

Krappe bochtjes zijn angstige bochtjes. De reden waarom ze krap zijn is meestal, omdat er weinig ruimte is, vaak met een afgrond of onaangename bosjes ernaast. Inschatten hoe groot jij en je fiets zijn en daarbij bepalen welke lijn je neemt, is bepalend om soepel de bocht door te komen.

Kijken

Wederom is het belangrijk eerst het pad te scannen. Een switchback zoals in dit voorbeeld is op verschillende manieren te nemen. Bijvoorbeeld door je gewicht naar voren te verplaatsen en het achterwiel in de lucht om te zetten. Deze ‘next level’ technieken besparen we je. We houden vandaag de voetjes aan de grond.

Eerst kijken, dan rijden.

Vaak kun je een krappe bocht stiekem wat groter maken door goed te kijken. In dit voorbeeld loopt de standaard lijn over het vlakke pad (rode lijn). Met mijn maat XL fiets een onmogelijke opgave. Door voor de bocht tegen de bergwand aan te sturen en een beetje omhoog te rijden wordt de bocht veel ruimer. (groene lijn) Zo komt er meer ruimte beschikbaar om de bocht aan te snijden.

Meestal zijn dit soort ‘wandjes’ redelijk steil. Om hier makkelijk tegenaan te sturen maak je een soort bunnyhop zoals we hier hebben uitgelegd. Druk van het voorwiel en rollen maar. Hierdoor wordt niet alleen de bocht ruimer, ook maak je wat extra vaart.


Laat de fiets na het opsturen tegen de wand zijn weg door de bocht volgen. Kijk ver de bocht door, zo weet je waar je naartoe wilt.

Het achterwiel volgt vanzelf. Door de snelheid te reguleren met het achterwiel kun je de achterkant eventueel licht laten slippen. Zo word de draaicirkel korter. Nog sneller is het om niet te remmen en vervolgens het achterwiel de lucht in te ‘wippen’.

Probeer je gewicht goed te balanceren. Te veel naar achteren hangen betekent dat de voorkant met je gaat ‘lopen’. Te ver naar voren en je kukelt over het stuur.


Het achterwiel volgt bijna vanzelf. Met de achterrem controleer je de snelheid.


Bochtje gehaald, op naar de volgende!