Prepareer jezelf en je mountainbike voor slechte omstandigheden. Trek overschoenen aan om je voeten droog en je schoenen schoon te houden. Monteer spatborden op je mountainbike tegen opspattend vuil. Zo blijf je zelf grotendeels van modder gevrijwaard en zeker bij gebruik van volwaardige spatborden over je wielen heen blijft je fiets redelijk schoon.
Rijd bij nat weer, modder en zacht zand met een iets lagere druk in je banden. Experimenteer hier zelf wat mee, een indicatie is tweeëneenhalf bar voor een rijder van 80 kilogram. Een bredere band (in ieder geval met goede noppen) vanaf 2.1 inch (liever nog 2.25”) ‘draagt’ je gemakkelijker door zachte ondergrond.
Het beste rijd je wat rustiger door plassen heen, maar ook niet weer te rustig, want dan loop je het risico stil te vallen. Benader je een plas op snelheid, til dan voor de plas je voorwiel op, zodat je achterwiel als eerste de plas inrijd. Zo voorkom je dat je over de kop slaat door de remmende werking van het water of, erger nog, een kuil in de plas. Je voorwiel til je op door een extra harde trap te geven en aan je stuur te trekken. Of door je stuur iets in te duwen en meteen omhoog te trekken. Houd bij kleine plassen je cranks recht (niet trappen dus) zodat het water niet in je schoenen spat.
Boomwortels kunnen verraderlijk glad zijn. Stuur er altijd zo recht mogelijk tegenaan en probeer in bochten je mountainbike zo rechtop mogelijk te houden. Til als het ware je voorwiel net over de wortel heen. Rijd met licht gebogen armen en raak je de wortel, veer dan zelf ook een beetje in. Nog minder kans op slippen heb je als je het voorwiel (en eventueel ook het achterwiel) over de wortel optrekt, net zoals je dat doet voor een waterplas.
Een stuk met rul zand kom je het beste door op snelheid. Zet daarom extra aan voordat je het zachte stuk inrijdt. Probeer niet te veel te sturen. Laat het voorwiel een beetje zijn eigen weg volgen en dwing je fiets alleen globaal in de juiste richting. Houd hiervoor je stuur niet te krampachtig vast, maar laat je je handvatten als het ware bijna los. Leun ook iets naar achteren. Als je in een spoor terechtkomt, volg dit dan. Als je er uit wilt sturen, doe dit dan met een duidelijke ruk aan het stuur, dus niet voorzichtig tegen de rand opsturen. Probeer te blijven zitten als je trapt om zoveel mogelijk tractie op je achterwiel te hebben.