De ploegentijdrit is in opkomst. De discipline die in de tijd van de Raleigh-ploeg van Peter Post zijn hoogtijdagen beleefde is na een terugval weer stevig opgekrabbeld. Niet alleen is het nu een vast onderdeel van het WK en een veel gezien ingrediënt in de grote rondes, ook voor de niet-profs zijn er steeds meer kansen om een ploegentijdrit te rijden. Maar hoe rijd je zo’n ploegentijdrit nu eigenlijk het beste?

Voorbereiding

Veel valt of staat bij de voorbereiding. Veel wielrenners zijn gewend om in groepjes of pelotons te rijden, maar een ploegentijdrit is wel iets anders. Als je het groots aanpakt lig je met al je ploeggenoten in je tijdritstuurtje, je handen ver weg van je remmen. Het is dan belangrijk dat je op elkaar ingespeeld bent. Zoek met je ploegje een aantal keer een rondje op waar je vrijuit kan rijden, zonder stoplichten, kruispunten of drempels. Oefen hier de formaties die je kan rijden, de volgorde waarin je je groep wil hebben en het belangrijkste: de communicatie onderweg.

Formatie

Uit aerodynamisch oogpunt is het belangrijk dat je zo dicht mogelijk op elkaar rijdt, dit vereist concentratie en duidelijke afspraken. Een belangrijk aspect daarbij is de windrichting. De win bepaalt namelijk op welke manier je ploeg als een waaier over de weg gaat. Komt de wind van links, dan zorgt de man (of vrouw) op kop dat hij de linkerkant opzoekt zodat de andere renners telkens aan de rechterkant van hun voorganger kunnen schuilen. Komt de wind van rechts, dan bouw je de waaier vanzelfsprekend andersom op.

De rijder op kop zoekt niet helemaal de kant van de weg op, want er moet ruimte blijven om weg te sturen op het moment dat hij of zij de kop afgeeft. Een goede vuistregel is om hierbij ongeveer een meter ruimte voor te houden. Op die manier kan degene die de koppositie overneemt zonder te sturen om zijn voorganger heen. Dat is belangrijk, want elke stuurbeweging wordt in de waaier versterkt en voor je het weet gaat je ploeg slingerend over de weg en rijd jij of een ploegmaat van je tegen het achterwiel van zijn voorganger aan.

Bij wind recht van voren of van achter is het nog steeds belangrijk om een kant te kiezen, want je wil voorkomen dat de ene renner naar links afgeeft terwijl een ander weg stuurt naar rechts. Dat zorgt voor verwarring en wederom geslinger in de groep. Degene die als eerste de weg opdraait bepaalt de aan welke kant de waaier wordt opgezet. Mocht blijken dat dit verkeerd is gedaan dan zal een volgende renner dit gecontroleerd moeten herstellen door de groep langzaam naar de andere kant van de weg te leiden.

La Vuelta 2015 stage-1Enkele of dubbele waaier?

Bij de professionals zie je vaak dat de mannen op stukken met wind tegen een zogenaamde ‘dubbele waaier’ rijden. Dat betekent dat ze twee trappen op kop doen en zich dan weer laten afzakken. Op die manier ontstaat er een continue carrousel van renners. Dit is een erg effectieve methode om het tempo hoog te houden, maar alleen als de renners van hetzelfde hoge niveau zijn.

In de praktijk van de liefhebbers onder ons zal de dubbele waaier al binnen enkele kilometers zijn slachtoffers eisen en dat is niet de bedoeling: je wil je treintje zo lang mogelijk intact houden. Dat is niet alleen om in geval van een lekke band nog rijders achter de hand te hebben, maar ook omdat er een groot aerodynamisch voordeel is van een zo groot mogelijke groep. Voor de niet-profs is daarom altijd de enkele waaier aan te bevelen, want daarbij kan ieder lid van de ploeg naar eigen vermogen bijdragen.

Snelheid en tijd

In een ploegentijdrit ben je zo sterk als je zwakste schakel. Dat betekent dat de grootste verantwoordelijkheid paradoxaal genoeg ook bij de zwakkere broeders komt te liggen: zij moeten zorgen dat ze erbij blijven. Tegelijkertijd moeten de sterke tijdrijders zorgen dat ze hun ploeggenoten niet overboord gooien. Om daarin een balans te vinden is het belangrijk om de snelheid van de groep als constante factor te nemen en alleen te variëren in de tijd op kop.

De ervaring leert dat een redelijk op elkaar ingespeelde groep op één stuk ongeveer een variatie van twee kilometer per uur in snelheid kan verteren. Zodra de ene renner 45 rijdt en de volgende 49 of 41 ontstaan er dusdanige golfbewegingen in de groep dat het gevaarlijk kan worden, maar bovendien kunnen de zwakkeren zelfs achter de ruggen van hun voorgangers het hogere tempo van de rijder op kop niet volgen. Het gevolg: je ploeg valt uit elkaar.

Laat daarom je meest ervaren tijdrijder het basistempo bepalen en probeer daar bij gelijkblijvende omstandigheden niet meer dan twee kilometer per uur van af te wijken. Installeer dus ook allemaal een snelheidsmetertje op je fiets en kijk daarnaar.

De sterkere renners moeten hun overschot in energie steken in een langere kopbeurt en niet in een hogere snelheid. De zwakkere renners moeten hun tijd op kop beperken tot enkele trappen of zelfs aan het staartje van de groep blijven hangen. Een extra wagonnetje dat er alleen maar aan hangt is namelijk nog altijd beter dan eentje minder.

De lengte van je kopbeurt is dus afhankelijk van je vorm en vermogen. Bedenk daarbij wel altijd dat je na je kopbeurt achteraan weer aan moet kunnen pikken en soms binnen een minuutje weer op kop zal zitten. Ga dus nooit helemaal tot het gaatje, want anders word je misschien na je sterke kopbeurt meteen gelost.

Ga bovendien uit van je eigen kracht en laat je niet opjutten door je ploeggenoten. Het zal iedereen die vaker een ploegentijdrit rijdt overkomen: die ene ploegmaat die op eerst alleen maar korte beurtjes aankon rijdt ineens alsof ie Fabian Cancellara is. Hij doet beurten van wel twee minuten. De eerste reactie is dan vaak: ik wil niet voor hem onderdoen, ik doe vergelijkbare aflossingen… Verzet je tegen dat gevoel, want voor je het weet rijd je jezelf over de kop. Erken je vorm van de dag en handel ernaar.

BochtenWK in Richmond - women TTT 2015

Een speciaal onderdeel in de ploegentijdrit zijn de bochten. Ze verstoren het ritme en veranderen de vorm van je waaier. Belangrijk is om er rustig doorheen te gaan. Zelfs met zes rijders is het harmonica-effect in je ploeg behoorlijk groot. Vliegt de handigste man op kop op topsnelheid door de bocht, dan is het zeker dat de minste bochtenrijder van de groep meters zal moeten prijsgeven. Als er dan direct na de bocht meteen weer tempo wordt gemaakt rijd je je ploeg snel aan brokken.

Ook hier is het credo weer: rust. Gebruik de bochten in een tijdritparcours als rustpunt. Haal even de druk van de benen en haal diep adem. Zo laad je je toch weer een beetje op voor de rest van de wedstrijd. Stuur rustig in, maar bouw het bovendien na de bocht weer rustig op. Op die manier blijft de groep bijeen.

Dat is het handigst gedaan door netjes achter elkaar door de bochten te gaan. Dat betekent dat de rijder op kop niet vlak voor de bocht mag afgeven. Hij moet ver voor de bocht van kop zodat hij achteraan is aangesloten op het moment dat de groep instuurt of hij houdt de kop tot de complete groep door de bocht is.

Hele sterke rijders kunnen op dat moment de groep ook weer rustig op snelheid brengen, maar het beste werkt het om direct na de bocht af te geven – kies daarbij meteen de goede kant van de wind – en de nummer twee het tempo op te laten voeren.

Rustig de snelheid oppakken moet ook echt rustig gebeuren, voor je het weet ontstaan er breukjes in de ploeg als je staand wegsprint uit de bocht. Het beste is het daarom om niet te lang te staan, maar juist zitten de groep weer op de juiste snelheid te brengen. Op die manier weet je bijna zeker dat iedereen na de bocht weer heeft kunnen aanhaken.

 

Volgorde rijders

Dit is een lastig onderdeel. Je zal in je ploegentijdrit altijd te maken hebben met sterkere en zwakkere rijders. Het meest effectief lijkt het om die om en om op te nemen in je groep. Op die manier blijft de snelheid over het geheel genomen het meest constant. Kijk daarbij ook naar de lengte van je ploegleden, want je wil natuurlijk niet dat je langste man achter je kleinste renner moet schuilen.

Heb je eenmaal een volgorde bepaald, dan is het zaak dat je je daaraan houdt. Mocht je een keer je kopbeurt over willen slaan, dan kan dat, maar als je weer mee kan draaien, pik dan in dezelfde positie weer in. Alles in een ploegentijdrit draait namelijk om rust en regelmaat. Alleen op die manier kan je gezamenlijk tot het uiterste gaan.

Kies ook iemand aan die start. Sprinters komen voor die positie niet in aanmerking. Zij stormen bij de start vaak zo hard weg dat ze een ruime voorsprong pakken op hun ploeggenoten. Juist het tegenovergestelde is het handigst: kies je minst explosieve rijder, mits diegene wel een lange eerste kopbeurt kan doen. Met de niet-sprinter als starter weet je namelijk zeker dat iedereen kan meekomen als het pistool geklonken heeft.

Communicatie

De profs rijden allemaal met oortjes in en worden vanuit de ploegleiderswagen van informatie voorzien. Alle andere wielrenners moeten het doen met elkaar of misschien een luidspreker op een ploegauto achter zich. Hoe dan ook, communicatie is wel van groot belang, maar daarbij geldt wel: communiceer zo min mogelijk.

In het heetst van de strijd met de adrenaline gierend door het lijf, de wind loeiend in de oren en het geratel van kettingen, tandwielen – vaak versterkt door dichte achterwielen – kan je elkaar vaak maar moeilijk verstaan. Rust is daarom belangrijk. Heb je een aanwijzing of commentaar op een van je ploeggenoten, meld dat dan bij het naar achteren zakken na je kopbeurt. Dat is ook het moment om je medestrijders aan te vuren.

Een ploegleider die ‘venga, venga, venga’ schreeuwt vanuit een ploegleiderswagen moet je meteen de wacht aanzeggen, daar heeft niemand baat bij. Spreek wel van tevoren enkele codes af voor bepaalde situaties. Bijvoorbeeld ‘Ho!’ als het te snel gaat, ‘Gaan!’ als het harder moet. Zorg dat de woorden niet te veel op elkaar lijken, want met een tijdrithelm op is ‘nee’ net zomin van ‘hee’ te onderscheiden als van ‘ok’.

Stage 5 of the Eneco Tour 2013 KNWUDe wedstrijd

Als je het rijden in waaiers hebt geoefend, je volgorde hebt bepaald en aan je vorm hebt gewerkt ben je in principe klaar voor de koers. Op de dag zelf zijn er echter nog een aantal belangrijke zaken om op te letten.

Het eerste is het parcours. Eigenlijk is het een must om de route verkend te hebben, want zo voorkom je verrassingen en is het gemakkelijker om je inspanningen in te delen. Daarnaast is de warming-up belangrijk. Zorg dat je in de driekwartier voor de start ongeveer drie keer een ruime minuut je hartslag flink de hoogte in hebt gewerkt.

De techniek van de ploegentijdrit heb je onder de knie na je trainingen, maar in de wedstrijd is nog één element van groot belang: tem je adrenaline. In de wedstrijdspanning denken alle renners in de eerste minuten van een ploegentijdrit dat ze harder kunnen dan dat werkelijk het geval is. De renner die start moet daarom een niet te hoog tempo kiezen, niet meer dan de maximale snelheid in de trainingen en de eerste beurt het liefst anderhalve minuut volhouden.

In die anderhalve minuut hebben de mannen achter hem de tijd om de adrenaline wat te laten zakken, comfortabel hun houding aan te nemen op de fiets en achter hun voorganger en om goed te kijken wat de startrijder als kruissnelheid heeft uitgekozen. Het is dan nog een paar minuten zoeken naar de lengte van de aflossingen en de snelheid, maar wie in het begin de rust bewaart zal aan het einde nog de energie hebben om het tempo vol te houden terwijl de andere ploegen zullen wegzakken.