Beneden kom je altijd wel, maar waar voor de ene mountainbiker de lol pas bij een afdaling begint, daar kun jij voor je gevoel gewoon niet harder naar beneden. En dan heb je ook nog zo’n ‘downhiller’ in je nek hijgen. Met enkele tips gaat het dalen al een stuk beter.
Zo gauw je niet hoeft te trappen, ga je gewoon rechtop staan. Je blijft centraal op je fiets. Vanuit die houding kun je namelijk naar links en rechts leunen, maar ook voor- of achterover gaan hangen. Dit is dus je basishouding als je geen obstakels tegenkomt. Blijf daarbij goed voor je uit kijken, niet direct naar wat er voor je voorwiel ligt, maar echt een paar fietslengtes verder.
Ga dus niet naar achteren hangen, ook niet een beetje! Je hangt dan aan je stuur, waardoor sturen moeilijk wordt. En je hebt geen druk meer op je voorwiel, waardoor de grip minder is en je voorwiel weg kan glijden. Achterop hangen bewaar je voor als het hypersteil rechttoe rechtaan naar beneden gaat, of als je van een richel af moet.
Zorg dat je ook echt staat, dus met de benen gestrekt, maar niet ‘op slot’. Belangrijk is dat je soepel blijft, de klappen als het ware met je benen (en armen) opvangt. Je laat dus je mountainbike onder je stuiteren. Je begeleidt dit stuiteren door de fiets naar beneden te drukken of juist te ontlasten bij kuilen en obstakels.
Houd beide handen op de remmen en rem met je voor- en achterwiel tegelijk. Het voorwiel heeft veel meer remkracht en daarmee rem je in een afdaling af. Je achterwiel controleert alleen je snelheid. Begin bovenaan al met remmen en blijf rustig remmen. Houd je snelheid vanaf het begin van de afdaling laag. Rijd niet eerst hard om dan vol remmen. En houd een snelheid aan waarbij jij je comfortabel voelt, je mountainbike nog goed onder controle hebt. Ga in een afdaling ook niet aan de kant als je maar heel beperkt de ruimte hebt, concentreer je op je eigen afdaling.
Je armen houd je goed gebogen, zodat deze kunnen in- en uitveren met de ondergrond. Bij een grotere kuil duw je het voorwiel als het ware al een beetje in de kuil, hierdoor volgt de rest van de mountainbike automatisch de kuil. Bij een wortel of steen ontlast je je armen of trek je zelf het voorwiel een heel klein beetje op (door het stuur kort en krachtig eerst heel eventjes naar beneden te drukken).