Door tijdig en verstandig te schakelen spaar je niet alleen je materiaal, ook jij zelf kan er voordeel bij hebben. Vooral in de heuvels en bergen kan doordacht schakelen winst opleveren.
De manier om als wielertoerist een flinke heuvel of berg te overwinnen is op souplesse. Op de macht red je het alleen op korte klimmetjes. Op een langere klim moet je je vooral niet forceren. Soepel blijven trappen is het motto. Je ontkomt er niet aan dat je langzamer gaat trappen dan op het vlakke, maar probeer het verschil zo klein mogelijk te houden. Bij wisselingen in de stijgingsgraad probeer je grote schommelingen in trapfrequentie te voorkomen en dat betekent schakelen. Een fietscomputer met cadansmeter is dan ook erg handig. Daarnaast is een hartslagmeter een aanrader: bij een langere klim kun je het best onder je verzuringspunt (MLSS) blijven, anders blaas je je te snel op. Blijf bij langere klimmen zitten, dat is het meest energiezuinig. Om je achterwerk te sparen kun je af en toe gaan staan, maar schakel dan eerst een tandje zwaarder.
Volgt de ene heuvel kort op de andere, probeer dan de snelheid uit de afdaling op het stukje vlak tussen de heuvels in zo lang mogelijk vast te houden. Zo kom je vaak zonder veel inspanning al een heel stuk de volgende heuvel op. Overdrijf die extra snelheid niet, want anders ben je juist te vermoeid om nog soepel naar boven te kunnen fietsen.
Merk je tijdens de beklimming dat je steeds zwaarder gaat trappen, schakel dan terug zo lang je nog soepel draait. Probeer de druk op de pedalen constant te houden. Schakel achter tandje voor tandje en probeer het trapritme vast te houden. Op deze manier belast je het schakelsysteem het minst en kun je altijd makkelijk blijven schakelen. Verstandig is om aan de voet van de heuvel al op het kleine blad te zitten, zodat je op de helling alleen nog maar achter hoeft te schakelen. Voor schakelen gaat onder belasting soms niet soepel en dan val je helemaal stil. Beter is beneden een iets hoger traptempo te kiezen, maar ga niet tollen.
Doseren is het geheim om ‘fris’ boven te komen. Beter kun je het eerste deel van een klim rustiger rijden zodat je nog wat over hebt voor laatste deel. Zo kun je geconcentreerd aan de afdaling beginnen of zelfs extra aanzetten. Iets lichter trappen of iets langzamer fietsen dan je gevoel zegt, helpt om te doseren. Gebruik een hartslagmeter als je weinig ervaring hebt met klimmen. Kijk ook goed voor je uit naar wat er komt en anticipeer op het stijgingspercentage. Wordt het verderop steiler, schakel dan al eerder terug. Zo heb je een ‘aanloopje’. Wordt het verderop minder steil, schakel dan nog niet meteen, maar pas op het moment dat het daadwerkelijk minder steil is. Als je sterk bent, kun je hier je winst pakken door de druk op de pedalen even hoog te houden en niet te gaan uithijgen op een lichte versnelling.
Ben je boven, gooi dan niet meteen grote blad er op – als het niet ineens steil naar beneden gaat tenminste. Dat is weer die sprong in trapfrequentie die je moet zien te vermijden. En meteen een zwaar verzet moeten trappen, kost extra energie die je misschien weer nodig hebt voor de volgende beklimming. Schakel bij een geleidelijke afdaling, achter tandje voor tandje bij. Is het steil, probeer dan waar het maar kan mee te trappen, dan kom je minder stijf en koud beneden.