We beleven momenteel de drukste periode van het cross seizoen. Gisteren de wereldbeker in Zolder. Vandaag Loenhout en dit weekend nog Diegem gevolgd door Bredene en Baal. Het kan niet op met de cross. Mooi allemaal, maar de veldrit van afgelopen weekend zal ons allemaal nog lang bijblijven. Het modderfeest is Namen was werkelijk geniaal.

De koers word niet alleen maar gemaakt door de renners. Een mooi parcours kan veel doen. Of ze in Namen nu links of rechts om rijden. De klassieke passages zullen altijd voor spektakel blijven zorgen. Met als hoogtepunt iedere ronde de off-camber sectie. Of in vlaamse koerstermen ‘de schuine kant’. Een schuine kant is niet meer of minder dan een hellende grasstrook. Steek er nog een bocht in en we noemen het een ‘Zwitserse afdaling’. Afgeleid van de prachtige wedstrijden die in het verleden werden verreden in Zwitserland. Één van dit soort omlopen vind je bijvoorbeeld terug in Eschenbach. 
Het klassieke parcours van Eschenbach.

De schuine kant dus. Is het droog, dan roetsj je er zo over. Gras zorgt voor grip, hoe hoger de sprieten hoe beter. Word het vochtig, of beter nog: klettert het er met bakken tegelijk uit, dan veranderd zo’n helling in een schitterende glijbaan. Mijn favoriete ‘obstakel’ in een cross.

Afgelopen weekend kreeg ik de kans om een paar rondjes te rijden op de Wereldbekeromloop in Namen. Een uitgerekende kans voor een masterclass schuine kanten. We zetten alle tips op een rijtje.

Foto: Joris Knapen.

Verzet en bandendruk

Kies bij het opdraaien van een schuine kant een redelijk licht verzet. Trap je te zwaar dan bestaat er de kans dat je jezelf ‘onderuit’ trapt. Je achterwiel schiet weg, en voor je het weet lig je beneden. Met een lichtere versnelling is het ook makkelijker om terug beginnen te trappen wanneer je even hebt moeten corrigeren.

Door je bandendruk laag te houden vervormt de banden makkelijker waardoor je meer grip hebt op zo’n zeephelling. Een stel flinke noppen brengt hier ook uitkomst. Voor aan de voorzijde kan dit een groot verschil maken.

Een schone band na één schuine kant. de hoge noppen vreten de graskant op. Foto: Joris Knapen.

Hoog blijven, gang is alles.

Wanneer er geen duidelijk spoor is waar je in kan rijden is het altijd slim om zo hoog mogelijk binnen de linten te beginnen. Maak je een klein foutje of verlies je grip dan is er nog ruimte om te corrigeren wanneer je een stukje naar beneden zakt. Beland je onderaan in het lint dan is het game over.

Krijg je een parcours met een schuine kant voorgeschoteld, verken dan goed. Bekijk kuilen of wortels, deze wil je vermijden. Eenmaal je spoor gekozen probeer je deze ‘zo recht mogelijke lijn’ goed aan te houden. Door de vaart er in te houden behoudt je ook de controle. Hoe trager je rijdt, hoe lastiger het wordt. Probeer zo veel en ver als kan vooruit te kijken. Daarmee bedoelen we, kijk zo’n 5 tot 10 meter vooruit. Niet naar je voorwiel. Op tijd scannen zodat de fiets zijn spoor kan volgen.

Probeer ver naar voren te kijken. Foto: Joris Knapen.

Begin links boven. Maak je een foutje, dan zak je vanzelf af naar een lager spoortje.

Afhangen en bij-pikkelen

Wanneer de ondergrond schuin afloopt, ben je al snel geneigd tegen te gaan hangen of zelfs tegen te gaan sturen. Op een schuine kant stuur door je heupen van links naar rechts te bewegen, niet door een ruk aan het stuur. Probeer zo lang als kan ingeklikt te blijven. Hoe langer je de voeten in de pedalen houdt des te langer je druk op de ketting en zo het achterwiel kan houden.

Inklikken en vaart houden. Foto: Joris Knapen.

Fiets je op een schuine helling die net als in Namen van rechts naar links afloopt laat dan je linker schouder laag hangen. Alsof je sleutelbeen gebroken is. Door je schouder naar beneden te drukken en zodoende je arm ‘langer’ te maken is het eenvoudiger evenwicht te houden.

Door de schouder te laten hangen behoud je controle op het voorwiel. Foto: Joris Knapen.


Inklikken of bij-pikkelen. Iedereen hanteert zijn eigen techniek. Foto: Joris Knapen.


Sturen doe je met het lichaam, de heupen vooral. Foto: Joris Knapen.

Na een middagje zelf proberen weten we weer hoe het zit. Zoek altijd gras op waar kan. Groen = grip. Supersimpel. Laat de fiets lekker zijn spoor zoeken, en houdt vooral de gang er in. Hoe trager, hoe lastiger.